Symbool Wat het betekent
KANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool gaat branden wanneer de buitentemperatuur tot of onder de 3 °C zakt.
BELANGRIJK Indien er een storing is in de buitentemperatuursensor, worden de cijfers die de waarde
aangeven door streepjes vervangen.
STORING SNELHEIDSBEGRENZER
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
STORING 4x4 AANDRIJFSYSTEEM
Het symbool gaat branden om aan te geven dat er een storing is in het 4x4 aandrijfsysteem. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING BUITENVERLICHTING
Het symbool gaat branden om een storing van een van de volgende lichten aan te geven: dagverlichting
(DRL); parkeerlichten; stadslicht; richtingaanwijzers; mistachterlicht; achteruitrijlicht; kentekenverlichting,
remlichten.
De storing kan veroorzaakt zijn door een doorgebrande lamp, een doorgebrande zekering of een
onderbroken elektrische verbinding.
STORING AUTOMATISCH GROOTLICHT
Het symbool gaat branden om een storing van de automatische inschakeling van het grootlicht aan te
geven. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
66
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
WATER IN DIESELFILTER (dieselversies)
Het lampje brandt continu tijdens het rijden (en er verschijnt een bericht op het display) om de
aanwezigheid van water in het brandstoffilter aan te geven.
17)
REINIGING DPF (roetfilter) bezig (alleen dieselversies met DPF)
Het symbool gaat continu branden om te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het verwijderen
van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) door middel van regeneratie.
Het symbool zal niet bij elke DPF-regeneratie gaan branden, maar alleen als de rijomstandigheden van die
aard zijn dat de bestuurder hiervan op de hoogte zou moeten zijn. Het voertuig tot aan het einde van het
regeneratieproces in beweging blijven om het symbool te laten doven. Een regeneratieproces duurt
gemiddeld 15 minuten. De optimale omstandigheden om het proces te voltooien worden bereikt door de
voertuigsnelheid op 60 km/h te houden met een toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit symbool gaat branden, wijst dit niet op een storing in het voertuig en dit hoeft dus niet naar een
werkplaats worden gebracht.
18)
BELANGRIJK
17)Water in het brandstoftoevoercircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en een onregelmatige werking van de motor
veroorzaken. Als het symboolwordt weergegeven zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om het systeem af te
laten tappen. Als bovenstaande aanwijzingen onmiddellijk na het tanken verschijnen, kan het zijn dat er tijdens het tanken water in de tank
terecht is gekomen: zet de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
18)De rijsnelheid moet altijd zijn aangepast aan de verkeerscondities en weersomstandigheden aan en de bestuurder moet altijd de
wegenverkeerswetgeving in acht nemen. De motor afzetten terwijl het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken
van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt het aanbevolen om altijd te wachten
tot het symbool is gedoofd voordat de motor wordt afgezet, door bovenstaande aanwijzingen te volgen. Het wordt sterk afgeraden de
DPF-generatie bij stilstaand voertuig te voltooien.
67
Symbool Wat het betekent
STORING BRANDTSOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden in geval van een storing van de brandstofpeilsensor. Wendt u zich tot het Fiat-
servicenetwerk.
MOTOROLIE VERSLECHTERD
(waar aanwezig)
Dieselversies: het symbool gaat branden en wordt gedurende durende cycli van 3 minuten weergegeven
en met intervallen van 5 seconden tot de olie ververst is.
Het symbool wordt weergegeven tot het probleem is opgelost.
Benzineversies: het symbool wordt weergegeven en verdwijnt nadat de weergavecyclus is voltooid.
BELANGRIJK Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het symbool blijven knipperen zoals
hiervoor is beschreven totdat de olie wordt ververst.
Het knipperen van het symbool moet niet als een storing in het voertuig worden beschouwd, maar wil de
bestuurder erop wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een normaal gebruik van het voertuig.
De verslechtering van de motorolie wordt versneld als het voertuig veel gebruikt wordt voor korte ritten,
waardoor de bedrijfstemperatuur van de motor niet bereikt kan worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
19) 20)
STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat continu branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing van de
motoroliedruksensor is.
BELANGRIJK
19)Wanneer het symbool gaat branden, moet de verslechterde motorolie zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 500 km nadat het
symbool voor het eerst ging branden, ververst worden. Veronachtzaming van bovenstaande aanwijzingen kan leiden tot ernstige schade aan
de motor en de garantie doen vervallen. Het aangaan van het symbool heeft niets te maken met de hoeveelheid olie in de motor, daarom
hoeft er geen motorolie worden bijgevuld als het gaat knipperen.
20)Als het symbool gaat knipperen tijdens het rijden, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
68
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Symbool Wat het betekent
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
In het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van het voertuig op vaste
intervallen vermeld (zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"). Wanneer het onderhoudsinterval bijna is
vervallen en de startinrichting op MAR wordt gezet, verschijnt het woord symbool, gevolgd door het aantal
resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende dagen (indien aanwezig).
Dit wordt automatisch weergegeven, met de startinrichting op MAR, 2000 km vóór de onderhoudsbeurt of,
waar aanwezig, 30 dagen vóór de onderhoudsbeurt. Dit wordt ook weergegeven wanneer de sleutel naar
MAR wordt gedraaid of, bij bepaalde versies, om de 200 km. Onder deze drempelwaarde wordt dit bericht
met kortere intervallen weergegeven. Het bericht verschijnt in kilometers of mijlen, afhankelijk van de
meeteenheid die is ingesteld.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om de werkzaamheden van het "Geprogrammeerd
onderhoudsschema" te laten verrichten en het bericht te resetten.
Als dit symbool gaat branden geeft dit aan dat het koppelingspedaal moet worden ingetrapt om de motor
te kunnen starten.
Het aangaan van dit symbool geldt als advies om een hogere versnelling in te schakelen (opschakelen).
Het aangaan van dit symbool geldt als advies om een lagere versnelling in te schakelen (terugschakelen).
69
Meldingen op het display
Melding op display
BLIND SPOT ASSISTBLIND-SPOT ASSIST-SYSTEEM
Geblokkeerde sensor: in geval van een storing van de sensor van het Blind
Spot Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval
branden de leds op de buitenspiegels continu. Maak de bumper vrij van alle
obstakels of maak hem schoon.
Systeem niet beschikbaar: ingeval geen Blind Spot Assist-systeem aanwezig is,
wordt een melding op het display weergegeven. In dit geval branden de leds op
de buitenspiegels continu. De uitgebleven werking van het systeem kan te wijten
zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
Storing Blind Spot Assist-systeem: in geval van een storing van het Blind Spot
Assist-systeem, wordt een melding op het display weergegeven. In dat geval zijn
de leds op de buitenspiegels gedoofd. Er wordt ook een geluidssignaal
voortgebracht. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het DST-
systeem. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
PARK ASSISTACTIVE PARK ASSIST (waar aanwezig)
Tijdelijke storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt weergegeven,
in geval van een tijdelijke storing van de parkeersensoren. Als het probleem nog
aanwezig is na het reinigen van de zone van de parkeersensoren, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Permanente storing parkeersensoren: een speciaal bericht wordt
weergegeven, in geval van een permanente storing van de parkeersensoren. De
uitgebleven werking van het systeem kan te wijten zijn aan onvoldoende spanning
van de accu of andere storingen in de elektrische installatie. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
71
Melding op display
LANE ASSISTLANE ASSIST SYSTEEM
Camera afgeschermd: er verschijnt een speciaal bericht op het display in geval
van vuil op de voorruit dat afbreuk kan doen aan de correcte werking van de
camera. Maak in dit geval de voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let
op geen krassen te maken. Als de storing zich blijft voordoen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
START&STOPINSCHAKELING/UITSCHAKELING START&STOP-SYSTEEM
Inschakelen: wanneer het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een bericht
op het display. In dit geval is de led op de knop gedoofd.
Uitschakelen: wanneer het systeem uitgeschakeld is, verschijnt er een bericht op
het display. In dit geval brandt de led op de knop.
72
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Wanneer de omstandigheden die de
werking van het systeem hebben
beperkt ophouden, zal het systeem
naar een normale en volledige werking
terugkeren. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Melding storing van het systeem
Als het systeem wordt uitgeschakeld en
een speciaal bericht op het display
wordt weergegeven, betekent dit dat er
een storing in het systeem zit.
In dit geval kan er nog steeds met de
auto gereden worden, maar wordt toch
geadviseerd zo spoedig mogelijk
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Melding radar niet beschikbaar
Als de omstandigheden zodanig zijn dat
de radar niet correct obstakels kan
detecteren, wordt het systeem
uitgeschakeld en verschijnt er een
speciaal bericht op het display.
Dit gebeurt meestal in het geval van
slecht zicht, zoals wanneer het sneeuwt
of zwaar regent.Het systeem kan ook tijdelijk worden
gedimd door belemmeringen zoals
modder, vuil of ijs op de bumper. In
zulke gevallen wordt een speciaal
bericht op het display weergegeven en
wordt het systeem uitgeschakeld. Dit
bericht wordt soms weergegeven onder
hoogreflecterende omstandigheden (in
bijvoorbeeld tunnels met reflectoren
of ijs of sneeuw). Wanneer de
omstandigheden die de werking van
het systeem hebben beperkt
ophouden, zal het systeem naar een
normale en volledige werking
terugkeren.
In specifieke gevallen zou dit bericht
kunnen worden weergegeven als zich
geen voertuigen of objecten binnen het
bereik van de radar bevinden.
Als atmosferische omstandigheden niet
de werkelijke reden voor dit bericht
zijn, controleer dan of de sensor vuil is.
Het zou kunnen dat het gebied
weergegeven in moet worden gereinigd
of eventuele belemmeringen moeten
worden verwijderd fig. 59.
Als het bericht regelmatig wordt
weergegeven, zelfs als er geen sprake
is van atmosferische omstandigheden,
zoals sneeuw, regen, modder of andere
belemmeringen, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk voor een
controle van de sensoruitlijning.Als geen sprake is van zichtbare
belemmeringen, zou het kunnen dat het
radaroppervlak moet worden gereinigd,
waarvoor de sierafdekking handmatig
moet worden verwijderd. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Aanbevolen wordt geen
apparatuur, accessoires of
aerodynamische onderdelen voor de
sensor aan te brengen of de sensor op
enigerlei wijze te verduisteren,
aangezien dit de juiste werking van het
systeem kan aantasten.
Alarm frontale botsing met actieve
remwerking
(waar aanwezig)
Als deze functie wordt geselecteerd,
worden de remmen bediend om de
snelheid van het voertuig te
verminderen bij mogelijke frontale
botsingen.
Deze functie oefent extra remdruk uit
als de remdruk die de bestuurder
uitoefent niet volstaat om een potentiële
frontale botsing te voorkomen.
De functie is actief bij snelheden hoger
dan 7 km/h.
84
VEILIGHEID
❒wanneer de banden worden gedraaid
of omgewisseld;
❒wanneer het noodreservewiel wordt
gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").
Als de RESET niet wordt uitgevoerd in
alle bovenstaande gevallen, kan het
waarschuwingslampje
verkeerde
aanduidingen over een of meer banden
geven.
Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaand voertuig en de
contactsleutel op MAR, het Hoofdmenu
als volgt gebruiken:
❒ga naar "Voertuiginfo" en vervolgens
naar "Reset bandenspanning"
❒druk op de toets "OK" en houd deze
ingedrukt (langer dan 2 seconden)
❒op het display wordt de voortgang
van de procedure weergegeven (met
een grafische balk) tot de RESET is
voltooid.Na afronding van de resetprocedure
verschijnt op het display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat
het inleren is gestart, en klinkt er een
geluidssignaal. Als de "inleerprocedure"
van het iTPMS-systeem niet correct is
uitgevoerd, klinkt er geen
geluidssignaal.
Werkcondities
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.
In enkele situaties zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen) kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan een
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het ruimtebesparende
reservewiel, gebruik van de snelle
bandenreparatieset "Fix&Go", gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld zijn.Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna vast branden; tegelijkertijd
wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven en
worden bij de vorm van het voertuig in
de buurt van iedere band de symbolen
"– –" weergegeven.
Deze aanduiding wordt ook
aangegeven na het afzetten en opnieuw
starten van de motor, als de correcte
werkingscondities niet hersteld worden.
In geval van ongebruikelijke signalen,
wordt aanbevolen de RESET-procedure
uit te voeren. Als de signalen na een
succesvolle uitvoering van de
RESET-procedure, weer worden
weergegeven, controleer dan of om alle
vier de wielen dezelfde banden zitten
en of de banden niet beschadigd zijn.
Vervang het ruimtebesparende wiel
zo snel mogelijk door een wiel van de
normale maat, controleer de juiste
gewichtsverdeling en herhaal de
RESET-procedure op een schone en
verharde ondergrond. Als de signalen
nog steeds worden weergegeven,
neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
87