❒OK: druk op deze knop om toegang
te krijgen tot de infoschermen of de
submenu's van een optie van het
hoofdmenu of om deze te selecteren.
Houd de knop 1 seconde ingedrukt om
de weergegeven/geselecteerde
functies te resetten.
HOOFDMENU
Het menu biedt de volgende functies:
❒TRIP
❒MOOD SELECTOR/GSI
❒VOERTUIGINFO
❒DRIVER ASSIST
❒AUDIO
❒PHONE
❒NAVIGATIE
❒WAARSCHUWINGEN
❒VOERTUIGINST.
Voertuiginst. (Voertuiginstellingen
wijzigen)
Met deze menuoptie kunnen de
instellingen gewijzigd worden voor:
❒"Display";
❒"Meeteenheid";
❒"Tijd en datum";
❒"Veiligheid"
❒"Veiligheid / Hulp";
❒"Lichten";
❒"Portieren+Vergrend."
Display
Bij het kiezen van de optie "Display"
wordt toegang verkregen worden tot de
instellingen/informatie met betrekking
tot: "Taal", "Zie telefoon", Zie navigatie",
"Automatische reset Trip B", "Herhaling
Mood Selector".
"Meeteenheid"
Selecteer optie "Meeteenheid" om de
meeteenheid te kiezen tussen:
"Eenheden van het Gemenebest",
"Metr.", "Gepersonalis.".
"Tijd en datum"
Selecteer optie "Tijd en Datum" om de
volgende instellingen te maken: "Stel
tijd in", "Formaat", Stel datum in".
"Veiligheid"
Selecteer optie "Veiligheid" om de
volgende instellingen te maken:
"AIRBAG passagier", "Piep snelheid",
"Piep veiligheidsgordel", "Hill Hold
Control".
Met de instelling "AIRBAG passagier"
kan de airbag aan passagierszijde
in-/uitgeschakeld worden:
❒Passagiersbescherming
ingeschakeld:deled
ONgaat
permanent branden op het
instrumentenpaneel.❒Passagiersbescherming
uitgeschakeld:deled
OFFgaat
permanent branden op het
instrumentenpaneel.
"Veiligheid / Hulp"
Zie voor mogelijke instellingen de
paragraafUconnect™in het
betreffende hoofdstuk.
"Lichten"
Selecteer optie "Lichten" om de
volgende instellingen te maken:
"Interieurverlichting", "Koplampsensor"
,"Follow me", "Koplampen tijdens
opening", "Autom. grootlicht",
"Daglichten", "Flanklichten".
"Portieren+Vergrend."
Selecteer optie "Portieren+Vergrend."
om de volgende instellingen te maken:
"Autoclose", "Port. open bij uitstapp.",
"Lichten bij sluiten", "Claxon bij sluiten",
"Claxon remote start", "Remote
port.ontgr", "Portierontgrendeling"
(versies met Keyless Entry), "Keyless
Entry".
49
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
❒Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
❒Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
❒Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
het speciale lampje op het paneel
op het dashboard brandt om er zeker
van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
❒Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen
in één zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.❒Laat een kind nooit de het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
❒Als in de rijrichting gemonteerde
kinderzitjes worden gebruikt, zet dan de
hoofdsteun van de stoel van het
voertuig in de hoogste stand.
BELANGRIJK
76)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren:
bij een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.77)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Houd u altijd aan
de aanwijzingen op de zonneklep aan de
passagierszijde (zie de paragraaf
“Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag”).
78)Mocht het toch nodig zijn om een kind
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de passagiersstoel voor
te vervoeren, dan moeten de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld via het hoofdmenu van het
display (zie de aanwijzingen in de paragraaf
"Display", in het hoofdstuk "Kennismaking
met het instrumentenpaneel"), de
uitschakeling moet geverifieerd worden
door te controleren of de led
OFF op
het dashboard brandt. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
79)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
80)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
107
Knieairbag bestuurderszijde(waar aanwezig)
Deze airbag zit in een speciale ruimte
onder het dashboard achter een
speciaal deksel fig. 86. Deze biedt extra
bescherming in het geval van een
frontale botsing.
Uitschakeling frontairbag passagier
en in de stoel gemonteerde
zijairbag ter bescherming van
bekken, borst en schouders
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de
zijairbag aan passagierszijde uit.
Gebruik het displaymenu voor het
uitschakelen van de airbags (zie de
paragraaf "Display" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel").De leds
OFFenONbevinden
zich in het midden van het
instrumentenpaneelfig. 87.
Als de startinrichting op MAR wordt
gezet, gaan de twee leds gedurende
ongeveer 8 seconden branden. Als dit
niet het geval is, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren. Na een
test van enkele seconden zullen de leds
de beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Bescherming passagier
ingeschakeld:deled
ONgaat
continu branden.Bescherming passagier
uitgeschakeld:deled
OFFgaat
continu branden.
De leds kunnen met verschillende
lichtsterkte branden, afhankelijk van de
voertuigcondities. De lichtsterkte kan
tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
86F1B0132C
87F1B0128C
110
VEILIGHEID
BELANGRIJK
89)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
90)Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag indien nodig
ongehinderd opgeblazen kan worden.
Rijd niet met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen de
rugleuning gedrukt.
91)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagierszijairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.92)Om de airbag uit te schakelen de
beschrijving raadplegen in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel", paragraaf
"Menuopties".
93)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
94)Steun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de hoofdairbag om mogelijk
letsel tijdens het opblazen te voorkomen.
95)Steek nooit uw hoofd, armen of
ellebogen uit het raam.
96)Als de startinrichting naar MAR wordt
gedraaid en het lampje
niet gaat
branden of blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een botsing of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, per
ongeluk geactiveerd worden. Neem.
voordat er verder wordt gereden,
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
97)Bij sommige versies gaat, als de led
OFFofON(op de sierlijst van het
dashboard) defect is, het lampjeop het
instrumentenpaneel branden.
98)Indien er een zijairbag aanwezig is, de
rugleuningen van de voorstoelen niet
bedekken met extra hoezen.
99)Rijd niet met voorwerpen op schoot,
vóór uw borst of tussen uw lippen (pijp,
potlood, enz.). Deze zouden ernstig letsel
kunnen veroorzaken als de airbag wordt
opgeblazen.100)Als het voertuig betrokken is bij
diefstal, een poging tot diefstal,
vandalisme, of overstroming, het
airbagsysteem laten inspecteren bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
101)Als de startinrichting in MAR staat,
kunnen, zelfs als de motor is afgezet,
de airbags opgeblazen worden wanneer
het voertuig stil staat en geraakt wordt
door een ander voertuig. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat de auto stil,
GEEN tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel gemonteerd
worden. Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig
letsel en zelfs tot de dood van het kind.
Daarom moet de passagierszijairbag altijd
uitgeschakeld worden als een kinderzitje
tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien
moet de voorste passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om
te voorkomen dat het kinderzitje eventueel
in aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven in
werkintreding niet op een storing van het
systeem.
113
Rijmodusselector (Mood
Selector) ...................................... 133
Ruiten (reinigen) ............................. 202
Ruitenwissers/achterruitwisser ....... 30
Ruitenwisser/-sproeier voorruit ....... 30
SBR (Seat Belt Reminder) ............. 91
SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) .................................... 91
Servicestand (ruitenwisser) ............. 32
Slepen van het voertuig .................. 171
Sleutels
– elektronische sleutel .................. 11
– sleutel met afstandsbediening ... 11
Sneeuwkettingen ........................... 200
Snelheidsbegrenzer........................ 130
SRS (aanvullend
veiligheidssysteem) ...................... 108
Stadslicht achter (lamp
vervangen) ................................... 152Stadslichten/dagrijlichten (DRL)
(lamp vervangen) .......................... 151
Starten met hulpaccu ..................... 165
Startinrichting ................................. 12
Start&Stop systeem ....................... 129
Stoelen .......................................... 19
Stuurslot ........................................ 13
Stuurwiel ........................................ 23
Symbolen....................................... 3
Tanken ......................................... 145
Tankprocedure ............................... 145
– Tanken in een noodgeval ........... 145
TC (systeem) .................................. 75
Technische gegevens ..................... 206
Trip Computer ................................ 50
TSC (systeem)................................ 76
Uconnect 3" Radio ....................... 232
Uconnect 6,5 Radio Nav LIVE ........ 255
Veiligheidsgordels ......................... 89
Veilig kinderen vervoeren ................ 95
Velgen en banden (afmetingen) ...... 209
Veranderingen/wijzigingen aan
het voertuig .................................. 4
Vloeistoffen en smeermiddelen ....... 221
Voorstoelen (handmatig
verstelbaar) .................................. 19
Vulinhouden ................................... 217
Wielen en banden......................... 200
Zekeringenkasten ......................... 154
Zekeringen (vervangen) .................. 154
Zijairbags ....................................... 112
ALFABETISCH REGISTER
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040
Volvera - Torino (Italia)
Editie FCA Italy S.p.A. - MOPAR
- Technical Services - ServiceEngineering
Druknummer 603.99.789N L - 08/2016 - 2