102)Een storing van het lampjewordt
aangegeven door het aangaan van het
symbool "storing airbag" en een speciaal
bericht op het display van het
instrumentenpaneel. De pyrotechnische
ladingen zijn niet uitgeschakeld. Neem,
voordat er verder wordt gereden,
onmiddellijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
103)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
botsingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
104)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
114
VEILIGHEID
MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsgordel correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
PROCEDURE MOTOR
STARTEN
105) 106) 107) 108)
31) 32) 33) 34)
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR. Bij
Dieselversies gaat lampje
op het
instrumentenpaneel branden: wacht tot
het lampje uitgaat;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV en
laat deze los zodra de motor start;❒als de motor niet binnen 10
seconden start, de startinrichting weer
naar STOP draaien en 10-15 seconden
wachten alvorens de startprocedure
te herhalen.
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand);
❒trap het rempedaal volledig in zonder
het gaspedaal aan te raken;
❒draai de startinrichting naar AVV;
❒als de motor niet start, de
startinrichting weer naar STOP draaien
en 10-15 seconden wachten alvorens
de startprocedure te herhalen;
❒nadat de manoeuvre herhaald is, en
het probleem zich blijft voordoen,
contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van
de elektronische sleutel (Keyless
Go) leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boord
van het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven. Leg
in dat geval de ronde kant van de
elektronische sleutel (de kant tegenover
de metalen baard) op de startinrichting
en druk met de elektronische sleutel
op de knop. Op die manier wordt
de startinrichting geactiveerd en kan de
motor gestart worden.
BELANGRIJK
105)Probeer de motor niet te starten door
brandstof of andere brandbare vloeistof
in de luchtinlaat van het gasklephuis te
gieten: dit kan de motor beschadigen en
mensen in de buurt verwonden.
106)Het is gevaarlijk om de motor te laten
lopen in afgesloten ruimtes. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
116
STARTEN EN RIJDEN
107)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet gestart is; daarom moet u
veel meer kracht gebruiken dan gewoonlijk
om het rempedaal te gebruiken.
108)Start de motor niet door het voertuig
aan te duwen, te slepen of van een helling
af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
31)Tijdens de eerste gebruiksperiode,
d.w.z. de eerste 1.600 km, adviseren wij
niet de maximale prestaties van het
voertuig te eisen (bijvoorbeeld hard
accelereren, langdurig rijden op
maximumsnelheid, abrupt remmen, enz.).
32)Laat de startinrichting, bij
uitgeschakelde motor, niet op MAR staan
om te voorkomen dat de accu leegloopt.
33)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is vooral schadelijk voor
motoren met turbocompressor.
34)Als het lampje
na het starten of
na langdurig "aanzwengelen" gaat
knipperen, duidt dit op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start,
kan het voertuig normaal gebruikt worden,
maar moet er zo snel mogelijk contact
opgenomen worden met het Fiat
Servicenetwerk.
ELEKTRISCHE
PARKEERREM (EPB)
Het voertuig is uitgerust met een
elektrische parkeerrem (EPB) die een
beter gebruik en optimale prestaties
garandeert in vergelijking met een
handbediende parkeerrem.
De elektrische parkeerrem bestaat uit
een schakelaar, die zich op de
tunnelconsole bevindt fig. 91, een
motor met remklauw voor elk achterwiel
en een elektronische regelmodule.
BELANGRIJK Schakel de elektrische
parkeerrem altijd in voordat u het
voertuig verlaat.BELANGRIJK In aanvulling op het
parkeren van het voertuig met de
parkeerrem altijd ingeschakeld, het
stuurwiel gedraaid, wiggen of stenen
geplaatst voor de wielen (indien op een
steile helling), moet er altijd een
versnelling zijn ingeschakeld (de 1
e
versnelling als het voertuig op een
helling omhoog wordt geparkeerd en
de achteruitversnelling bij een helling
omlaag). Bij versies met automatische
versnellingsbak, de versnellingspook
in P (Parkeren) zetten.
BELANGRIJK Als de accu van het
voertuig defect is, moet de accu
vervangen worden om de elektrische
parkeerrem te ontgrendelen.
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden ingeschakeld:
❒handmatigtrek aan de schakelaar
fig. 91 die zich op de tunnelconsole
bevindt, in de richting aangegeven door
de pijl;
❒automatischin omstandigheden van
"Safe Hold" of "Autom. Parkeerrem".
De parkeerrem handmatig
inschakelen
109) 110) 111)
Bedien kort de schakelaar die zich op
de tunnelconsole bevindt om de
elektrische parkeerrem in te schakelen
wanneer het voertuig stilstaat.
91F1B0133C
117
Er kan een geluid hoorbaar zijn vanaf
de achterkant van het voertuig wanneer
de elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld.
Er kan een lichte beweging van het
rempedaal gevoeld worden wanneer de
elektrische parkeerrem wordt
ingeschakeld terwijl het rempedaal is
ingetrapt.
Als de elektrische parkeerrem
ingeschakeld is, gaan het lampje
op het instrumentenpaneel en de
led op de schakelaar fig. 91 branden.
BELANGRIJK Als het EPB-
storingslampje brandt, zijn sommige
functies van de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld. In dat geval is de
bestuurder verantwoordelijk voor het
inschakelen van de rem en het volledig
veilig parkeren van het voertuig.
Indien, in uitzonderlijke
omstandigheden, het gebruik van de
parkeerrem vereist is terwijl het voertuig
in beweging is, de schakelaar op de
tunnelconsole net zo lang bedienen als
de remwerking nodig is.
Het waarschuwingslampje
kan
gaan branden als het hydraulische
systeem tijdelijk niet beschikbaar is; in
dat geval wordt het remmen geregeld
door de motoren.
De remlichten (stop) gaan ook
automatisch branden.Laat de schakelaar op de tunnelconsole
los om de remwerking bij rijdend
voertuig te stoppen.
Als het voertuig, met deze procedure,
geremd wordt tot een snelheid van
minder dan 3 km/h is bereikt en de
schakelaar nog steeds bediend wordt,
wordt de parkeerrem definitief
ingeschakeld.
BELANGRIJK Het voertuig laten rijden
met ingeschakelde elektrische
parkeerrem, of de rem herhaaldelijk
gebruiken om het voertuig af te
remmen, kan leiden tot ernstige schade
aan het remsysteem.
De elektrische parkeerrem
handmatig uitschakelen
Om de parkeerrem handmatig uit te
schakelen moet de startinrichting op
MAR staan. Bovendien moet het
rempedaal worden ingetrapt, druk
daarna eventjes op de schakelaar fig.
91.
Er kan een geluid hoorbaar zijn
afkomstig van de achterkant van het
voertuig en een lichte beweging van het
rempedaal merkbaar zijn tijdens de
uitschakeling.
Nadat de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel en de
led op de schakelaar uit.Als het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden terwijl
de elektrische parkeerrem
uitgeschakeld is, dan duidt dit op een
storing: neem in dat geval contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Bij versies met
automatische versnellingsbak de stand
P (Parkeren) nooit gebruiken in plaats
van de elektrische parkeerrem. Schakel
de elektrische parkeerrem altijd in als
het voertuig geparkeerd wordt om letsel
of schade te voorkomen door
onverwachte beweging van het
voertuig.
BELANGRIJK Bij voertuigen met
handgeschakelde versnellingsbak
wordt bij het loslaten van het
koppelingspedaal gelijktijdig met het
intrappen van het gaspedaal de
elektrische handrem automatisch
losgezet.
WERKWIJZES
ELEKTRISCHE
PARKEERREM
De elektrische parkeerrem kan op de
volgende manier werken:
❒"Dynamische werkwijze":deze modus
wordt ingeschakeld door de
schakelaarfig. 91 herhaaldelijk tijdens
het rijden te bedienen;
118
STARTEN EN RIJDEN
❒moet om de versnellingspook van
stand N in stand D te zetten, het
rempedaal worden ingetrapt.
In geval van storing of als de accu leeg
is, blijft de versnellingspook vergrendeld
in stand P. Raadpleeg paragraaf
"Automatische versnellingsbak
- versnellingspook ontgrendelen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
versnellingspook handmatig te
ontgrendelen.
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel met
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak - contactsleutel
verwijderen" in het hoofdstuk
"Noodgevallen", om de sleutel
handmatig te verwijderen.
WERKING "RECOVERY"(waar aanwezig)
De werking van de versnellingsbak
wordt continu bewaakt om elke
eventuele storing te detecteren. Als er
een omstandigheid wordt gedetecteerd
die tot schade aan de versnellingsbak
zou kunnen leiden, wordt de functie
"recovery" geactiveerd.
In deze toestand blijft de
versnellingsbak in de 4e versnelling
staan, onafhankelijk van de
geselecteerde versnelling.
Standen P (Parkeren), R
(Achteruitversnelling) en N (Vrijstand)
werken nog. Symbool
kan op het
display gaan branden.
In het geval van "recovery" werking
onmiddellijk contact opnemen met de
dichtstbijzijnde werkplaats van de
Fiat Servicenetwerk.
Tijdelijke storing
In het geval van een tijdelijke storing,
kan de correcte werking van de
versnellingsbak voor alle
vooruitversnellingen hersteld worden
door als volgt te werk te gaan:
❒breng het voertuig tot stilstand;
❒zet de versnellingspook in P
(Parkeren).
❒zet de startinrichting in STOP;❒wacht ongeveer 10 seconden, start
daarna de motor weer;
❒selecteer de gewenste versnelling: de
correcte werking van de
versnellingsbak zou hersteld moeten
zijn.
BELANGRIJK In het geval van een
tijdelijke storing wordt toch geadviseerd
zo spoedig mogelijk contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
113)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt, om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
114)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
115)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.
124
STARTEN EN RIJDEN
UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
- contactsleutel verwijderen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
sleutel handmatig te verwijderen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte
versnellingspook, zou het display van
het instrumentenpaneel een
bijbehorend bericht weer kunnen
geven, waarin de bestuurder wordt
aanbevolen te blijven rijden zonder de
pook in stand P te zetten.In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het
niet meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren.
Neem in dat geval contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
117)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt, om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
118)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
119)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.120)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
41)Zet de startinrichting in de stand MAR
en trap het rempedaal in, voordat u de
versnellingspook uit stand P (parkeren) zet.
Anders kan de versnellingspook
beschadigen.
42)Schakel altijd de handrem in als de
auto op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
43)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
44)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen de peddels afbreken.
128
STARTEN EN RIJDEN
START&STOP
SYSTEEM
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer het
voertuig stilstaat en start de motor
zodra de bestuurder weer wil gaan
rijden.
Dit verhoogt de efficiency van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
121)
45)
BEDIENINGSWIJZE
Uitschakelmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook
in een andere stand dan R staat.Als het voertuig heuvelopwaarts tot
stilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert
om de "Hill Hold Control" functie
beschikbaar te houden (die alleen bij
draaiende motor werkt).
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor werd
uitgeschakeld.
Herstartmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten. Als het voertuig
niet start door het intrappen van het
koppelingspedaal, de versnellingspook
in de vrijstand zetten en de procedure
herhalen. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische
modus - D (Drive) staat - kan de motor
weer gestart worden door de pook naar
R (Achteruit) of N (Vrijstand) of
"AutoStick" te verplaatsen.Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart
worden door de pook naar "+" of "–", of
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door
de versnellingspook snel naar P
(Parkeren) te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook
uit stand P halen.
SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Druk op de knop fig. 97 op het
dashboard, om het systeem handmatig
in of uit te schakelen.
4x4-versies: iedere keer als de
"Tractie" modus met gebruik van de
MOOD Selector wordt ingesteld, wordt
het Start&Stop-systeem uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de knop fig. 97
om het systeem weer in te schakelen.
Bij het afsluiten van de "Tractie" modus,
keert het Start/Stop-systeem terug
naar de eerder ingestelde status.
129
Inschakeling van het systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het systeem wordt
ingeschakeld. In dit geval is de led op
de knop fig. 97 gedoofd.
Uitschakeling van het systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld. In deze toestand brandt
de led op de knop fig. 97.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan de motor
alleen opnieuw gestart worden met
behulp van de startinrichting.De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht door een
geluidssignaal en een bericht op het
display.
BELANGRIJK
121)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
BELANGRIJK
45)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Start&Stop-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden
die door de bestuurder ingesteld
kunnen worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt
de snelheid van het voertuig van de
druk op het gaspedaal af, tot de
geprogrammeerde snelheidslimiet
wordt bereikt (zie paragraaf
"Snelheidslimiet programmeren").
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen op
knop A fig. 98 op het stuurwiel
drukken.
97F1B0138C
98F1B0141C
130
STARTEN EN RIJDEN