Page 145 of 220

MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de
referentietekens MIN en MAX op de
peilstok 3 staat.
Als het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, olie toevoegen via de
vulopening 2 totdat het MAX-teken
wordt bereikt.
132)43)
Neem de oliepeilstok 3 uit, maak hem
schoon met een niet pluizende doek en
breng hem weer in. Neem de peilstok
weer uit en controleer of het peil zich
tussen het MIN- en MAX-teken op de
peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
44)3)
Gewoonlijk ligt het maximale
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste
gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5000 - 6000 km.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 1 los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
45)133)
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS /
ACHTERRUITSPROEIER
Verwijder, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 6 en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
134) 135)
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Voor
bepaalde versies/markten is er een
referentiemerkteken op de peilstok (zie
vorige pagina's): ALLEEN de
voorruit/achterruitwisser werkt met het
niveau onder deze referentie.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat.
Draai, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop 4 los en vul de vloeistof
bij zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
46)136) 137)
OLIE VOOR INSCHAKELING
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Wend u voor de controle van het
transmissieolieniveau uitsluitend tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
4)
BELANGRIJK
42)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met een
ongeschikte vloeistof kan leiden tot ernstige
schade aan het voertuig.
43)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
44)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
45)Gebruik voor het bijvullen hetzelfde type
vloeistof als het type dat al in het reservoir
van het motorkoelsysteem zit. De vloeistof
mag niet gemengd worden met andere types
antivriesvloeistoffen. Als er toch bijgevuld is
met een ongeschikt product, start dan in
geen geval de motor en neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
46)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte delen.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water.
BELANGRIJK
130)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
143
Page 146 of 220

131)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar voor
brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen of
andere loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
132)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld alvorens
de vuldop los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
133)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door een
origineel exemplaar om de werking van het
systeem niet negatief te beïnvloeden. Draai
bij warme motor de dop van het reservoir
niet los: gevaar voor brandwonden.
134)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
135)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand kunnen
veroorzaken.136)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water en
neutrale zeep. Vervolgens met veel water
afspoelen. In geval van inslikken onmiddellijk
een arts raadplegen.
137)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie en de
filters te laten vervangen door het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Men adviseert om voor het vervangen van de
olie contact op te nemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om
deze handeling te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid en
het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een laag amperage
gedurende ongeveer 24 uur op te laden.
De accu langer opladen, kan de accu
beschadigen.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden. Als een
acculader van het "snelle" type wordt
gebruikt terwijl de accu in het is voertuig
gemonteerd, moeten eerst beide kabels
van de accu losgemaakt worden alvorens
144
ONDERHOUD EN ZORG
Page 147 of 220

de acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning. De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van de
accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET START&STOPSYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
Koppel de stekker 1 fig. 116 los van de
accusensor 3 op de minklem 4 (–) van de
accu los (door op de knop 2 te drukken);
sluit de pluskabel (+) van de acculader
aan op de plusklem 5 van de accu en de
minkabel (–) op de klem van de sensor4 zoals aangegeven in de figuur fig. 117;
schakel de acculader in. Schakel na het
opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 aan zoals aangegeven in de
figuur.
116A0K0530AC
117A0K0530BC
145
Page 148 of 220
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Neem voor de vervanging van het filter
contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
SPROEIERS
138)
47)
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit (zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus”). Controleer vervolgens
of de sproeikoppen niet verstopt zijn.
Gebruik zo nodig een speld om ze vrij te
maken.
WAARSCHUWING Controleer bij versies
met schuifdak of het schuifdak gesloten
is alvorens de ruitensproeiers te
bedienen.
Achterruitsproeier
De sproeierhouder bevindt zich boven de
achterruit.
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
146
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK
138)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden wordt
beperkt.
BELANGRIJK
47)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
Page 149 of 220

ACCU
Accu 5 (zie vorige pagina's) vereist niet
dat de elektrolyt met gedestilleerd water
wordt bijgevuld. Een periodieke controle
bij het Alfa Romeo Servicenetwerk is
echter noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
ACCULADING EN ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
139) 140) 141) 142)
48)
5)
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
wanneer de auto wordt geparkeerd,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt voorkomen
dat de interieurverlichting blijft branden.
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.
BELANGRIJK Elke keer dat de accu wordt
losgekoppeld moet de stuurinrichting
worden geïnitialiseerd. Dit wordt
aangeduid met het verschijnen van het
pictogram
. Ga hiervoor als volgt te
werk: draai het stuurwiel van het ene
uiteinde naar het andere terwijl op een
rechtlijnig traject van ongeveer honderd
meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij
temperaturen van -10°C gebeuren). Als
het voertuig langere tijd niet gebruikt
wordt, zie dan "Langdurige stilstand van
het voertuig” in het hoofdstuk "Starten
en rijden".
Als men na aanschaf van de auto
elektrische accessoires wil monteren die
constante voeding vereisen (alarm enz.),
147
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bevinden zich in de voorbumper.
De koplampsproeiers worden
ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
Page 150 of 220

of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met het
Alfa Romeo Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK
139)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
140)Als de accu met onvoldoende vloeistof
werkt, kan dit de accu onherstelbaar
beschadigen en een explosie veroorzaken.
141)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen, verwijder
dan de accu en breng deze naar een
verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
142)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen altijd
met een speciale bril beschermd worden.
BELANGRIJK
48)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan de auto. Als men na
aanschaf van het voertuig accessoires wil
monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van een Alfa Romeo Servicenetwerk, die de
meest geschikte apparaten zal aanraden en
zal controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
vervanging van de accu contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
HET VOERTUIG OPKRIKKEN
Als de auto opgeheven moet worden,
neem dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk dat uitgerust is met
garagekrikken en hefbruggen.
BELANGRIJK Bij versies met zijskirts
moet men goed opletten bij het plaatsen
van de hefarmen.
148
ONDERHOUD EN ZORG
Page 151 of 220

CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak6)49)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak
beperkt zich tot het wassen van de auto:
de frequentie is afhankelijk van het
gebruik van de auto en van de omgeving.
Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de auto
vaker te wassen in gebieden met sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over
wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op
aanvraag worden uitgerust met een
exclusieve matte lak die, om intact te
blijven, speciale zorg vereist: zie hetgeen
beschreven in de waarschuwing.
50)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van de auto
hogedrukreinigers worden gebruikt, houd
dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of
aantasting te voorkomen. Onthoud dat
stagnerend water op lange termijn de
auto kan beschadigen.
maak de carrosserie eerst nat met een
waterstraal onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.
randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien in
deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was de auto nooit als hij in de
zon heeft gestaan of als de motorkap nog
warm is: de glans van de lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Parkeer de auto zo min mogelijk onder
bomen; de hars die uit de bomen druppelt,
maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen
en schone, zachte doeken om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak
van de achterruit voorzichtig met eendoek af, en volg hierbij de richting van de
elektrische weerstandsdraden om de
achterruitverwarming niet te
beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in
water met een specifiek autowasmiddel
is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische
stoffen (bijv. benzine) of ketonen (bijv.
aceton) om de kunststof lampenglazen
van de koplampen te reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen, moet
de straal op minstens 20 cm van de
koplampen worden gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uit: hierbij mag
de waterstraal niet rechtstreeks op de
elektronische regeleenheden of op de
motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in
de stand STOP staan en de motor koud
zijn. Controleer na het reinigen of de
verschillende beschermingen (bijv.
149
Page 152 of 220

rubberen doppen en kappen) niet
verwijderd of beschadigd zijn.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
BELANGRIJK
49)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen schuur-
en/of polijstmiddelen voor het reinigen van
het voertuig worden gebruikt.50)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken. Vogelpoep
moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd
worden, omdat hierin bijzonder agressieve
zuren aanwezig zijn. Vermijd (indien mogelijk)
om het voertuig onder bomen te parkeren;
verwijder plantaardige harsen onmiddellijk
omdat deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke matheid
van de lak kunnen aantasten. Gebruik geen
onverdunde ruitensproeiervloeistof om de
voorruit en achterruit te reinigen; verdun dit
met minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
INTERIEUR
143) 144) 145)
Controleer regelmatig of het interieur
schoon is, ook onder de matten, om
roesten van het plaatwerk te voorkomen.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding. Reinig de
stoelen met een spons bevochtigd met
een oplossing van water en neutrale zeep.
LEDEREN STOELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige doek,
zonder al te veel druk uit te oefenen. Dep
vloeistoffen of vetvlekken op met een
absorberende, droge doek zonder hierbij
te wrijven. Reinig vervolgens met een
zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, gebruik
dan een speciaal reinigingsmiddel en
volgt de aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
150
ONDERHOUD EN ZORG