Page 25 of 220
KLIMAATREGELING
2)
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
1 - Draaiknop regeling luchttemperatuur:
blauwe gebied = koude lucht
rode gebied = warme lucht
2 - knop voor inschakeling/regeling ventilator:
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3-4-5-6 = ventilatorsnelheid
23A0K0553C
23
Page 26 of 220
3 - draaiknop luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming
van het interieur.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen voor en achter, luchtroosters midden/zijkanten dashboard,
uitstroomopening achter, uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien voorruit en voorste zijruiten.
Luchtstroom naar luchtuitstroomopeningen midden/zijkanten dashboard (lichaam passagier).
4 - Aan/uit-toets luchtrecirculatie
5 - toets voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
6 - Aan/uit knop compressor klimaatregeling;
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 220
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
1 - draaiknop temperatuurregeling bestuurderszijde;
2 - Aan/uit knop compressor klimaatregeling;
3 - toets voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
4 - led ventilatorsnelheidsindicator;
5 - knop voor activering MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen voorruiten), achterruitverwarming en verwarmde
buitenspiegels (voor bepaalde versies/markten);
6 - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
24A0K0555C
25
Page 28 of 220

7 - draaiknop temperatuurregeling passagierszijde;
8 - MONO functie knop (streeftemperatuur uitlijnen) bestuurder- /passagierszijde;
9 - Luchtverdeelknoppen;
10 - draaiknop ventilatorsnelheid;
11 - aan/uit-knop klimaatregeling;
12 - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gezicht tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende knoppen.
U kunt ook een combinatie instellen van de luchtdistributie-instellingen hierboven beschreven. Bij de gecombineerde functiemodus,
wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de reeds ingestelde functies geactiveerd. Als een knop
wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op
de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te herstellen.
Stop/Start
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start/Stop-systeem (motor wordt afgezet wanneer de voertuigsnelheid
0 km/h is) om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Stop/Start-systeem is ingeschakeld (motor uit en
voertuig stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen ruiten
te verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht, R134a
van R1234yf (aangeduid op een specifiek plaatje in de motorruimte). Het gebruik van andere koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en de
conditie van het systeem. Ook de compressorkoelmiddelen moeten compatibel zijn met het aangeduide koelmiddel.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 29 of 220

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze werken met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende circa 3 minuten
nadat de contactsleutel naar de stand
STOP is gedraaid of verwijderd is als een
van de voorportieren geopend is.
De bedieningsknoppen bevinden zich op
de portierpanelen fig. 25 (vanaf het
paneel van het bestuurdersportier
kunnen alle ruiten bediend worden).
Knelbeveiliging
Er is een knelbeveiliging aanwezig die
tijdens het sluiten van de voor- en
achterruiten werkt. Dit
veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit en grijpt in door de
slag van de ruit te stoppen en, afhankelijk
van de stand van de ruit, om te keren.
13)
BEDIENINGSELEMENTEN
Voorportier bestuurderszijde
1: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
2: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
3: open/sluiten ruit rechtsachter (voor
bepaalde versies/markten): “continue
automatische” werking tijdens
openen/sluiten van ruit.
4: openen/sluiten zijruit linksachter
(bij bepaalde versies/markten); "continue
automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
5: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;Voorportier passagierszijde
Er is een openen/sluiten knop met
"continue automatische" werking aan de
passagierszijde voor de betreffende ruit.
Initialisatie elektrische ruitbediening
Als de accu werd losgekoppeld of als de
zekering is doorgebrand, moet het
systeem opnieuw worden geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
sluit de ruit volledig om handmatig te
initialiseren;
houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
Voor bepaalde versies/markten, na een
stroomonderbreking van de
regeleenheden (accu vervangen of
losgekoppeld of zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening vervangen), moet de
automatische ruitbediening opnieuw
geïnitialiseerd worden.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
open de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd de
bedieningstoets minstens drie seconden
ingedrukt nadat de (onderste)
eindaanslag bereikt is;
sluit de ruit van het bestuurdersportier
volledig en houd de toets minstens
3 seconden ingedrukt nadat de
25A0K0581C
27
Page 30 of 220

(bovenste) eindaanslag bereikt is;
ga vervolgens op dezelfde wijze te
werk zoals beschreven onder punten 1 en
2 voor de ruit van het passagiersportier;
controleer na afronding van de
initialisatieprocedure of de automatische
ruitbediening goed werkt.
BELANGRIJK
7)Het systeem voldoet aan de 2000/4/EG
richtlijn inzake de bescherming van de
inzittenden die uit het interieur leunen.
BELANGRIJK
13)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd
of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
ELEKTRISCH SCHUIFDAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het grote elektrische schuifdak bestaat
uit twee glazen panelen, een vast paneel
achter en een verstelbaar paneel voor.
Deze panelen zijn voorzien van twee
zonneschermen (voor en achter) die
handmatig verplaatst kunnen worden.
De zonneschermen kunnen bij gesloten
schuifdak in alle standen worden gezet.
WERKING
Het schuifdak kan alleen bediend worden
als de contactsleutel in de stand MAR
staat.
Met de knoppen 1 en 2 fig. 26, op de
bekleding naast de voorste
plafondverlichting kunnen de functies
voor het openen/sluiten van het
schuifdak bediend worden.Open het schuifdak
Druk op knop 1 fig. 26:
Eerste keer indrukken: Het voorste
ruitpaneel wordt in “spoilerstand”
gebracht.
Tweede keer indrukken meer dan een
halve seconde: het schuifdakglas
beweegt automatisch naar een
tussenstand ("Comfort" stand).
Derde keer indrukken meer dan een
halve seconde: het zonnedak opent
automatisch volledig.
8)
14)
Sluit het zonnedak
Druk op knop 2 fig. 26.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten van
het dak een eventueel obstakel kan
herkennen; wanneer dit gebeurt, stopt
het systeem en wordt de beweging
onmiddellijk omgedraaid.
ZONNESCHERMEN
Om de zonneschermen te openen, het
handvat 1 fig. 27 vastpakken in de
richting van de pijl trekken tot de
gewenste stand wordt verkregen.
26A0K0576C
28
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 31 of 220

Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de zonneschermen te sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Als de accu werd losgekoppeld of als de
zekering is doorgebrand, moet het
schuifdak opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Ga als volgt te werk:
houd knop 1 fig. 26 ingedrukt tot het
schuifdak helemaal gesloten is. Laat
daarna de knop los;
druk op knop 2 en houd deze minstens
10 seconden ingedrukt en/of tot het
glazen paneel vooruit vastklikt. Laat de
knop vervolgens los;
druk binnen 5 seconden na de vorige
bewerking op knop 2 en houd deze
ingedrukt: het voorste glaspaneel zal een
volledige openings- en sluitingscyclus
voltooien. Laat de knop pas na afloop van
deze cyclus los.
ONDERHOUD/NOODGEVALLEN
Bij noodgevallen of onderhoud kan het
dak handmatig worden verschoven
wanneer er geen stroomvoorziening is
(openen/sluiten van het glazen
voorpaneel) door het verrichten van de
volgende werkzaamheden:
verwijder de beschermdop 1 fig. 28 op
de binnenbekleding, tussen de twee
zonneschermen;
neem de meegeleverde Allensleutel 2,
die zich bevindt in de
documentatiehouder aan boord of in de
gereedschapskist in de kofferruimte;
steek de betreffende sleutel in zitting
3 en draai hem rechtsom om het
schuifdak te openen of linksom om het
schuifdak te sluiten.
BELANGRIJK
8)Open het schuifdak niet als er sneeuw of
ijs op ligt: risico op beschadiging.
BELANGRIJK
14)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten
om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van het schuifdak gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
Oneigenlijk gebruik van het schuifdak kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of iemand kan worden
verwond door het bewegende schuifdak of
door voorwerpen die door het mechanisme
worden meegesleept of geraakt.27A0K0577C
28A0K0578C
29
Page 32 of 220

MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek hendel 1 fig. 29 in de richting van
de pijl;
verplaats hendel 2 fig. 30 in de richting
van de pijl en til de motorkap op.
BELANGRIJK Het openen van de
motorkap wordt vergemakkelijkt door
twee gasveren aan de zijkant. Kom nooit
aan deze gasveren en begeleid de
motorkap tijdens het openen.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat u
de motorkap opent, dat de armen van de
ruitenwissers tegen de ruit liggen en dat
ze niet werken.
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm
van de motorruimte zakken en laat hem
dan vallen. Controleer of de motorkap
volledig gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
15) 16)
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
open gaat.
BELANGRIJK
15)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop dan
onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.
16)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
29A0K0607AC
30A0K0607BC
30
WEGWIJS IN UW AUTO