Page 377 of 450

2
Controle tijdens het rijden
Touchscreen
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren. Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de auto rijdt.
Het heeft de volgende functies: - toegang tot de configuratiemenu's van de functies en de systemen van de auto, - toegang tot de configuratiemenu's van het audiosysteem en de weergave, - bediening van het audiosysteem, de telefoon en weergave van de bijbehorende informatie.
En bovendien, volgens uitvoering: - de weergave van de waarschuwingsmeldingen en de grafische weergave van de parkeerhulp, - de bediening van het navigatiesysteem en de internetdiensten en weergave van de bijbehorende informatie.
Algemene werking
Adviezen
Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt, met name bij bewegingen (door lijsten bladeren, over de kaart scrollen, enz.). Lichtjes aanraken is niet voldoende. Als u het scherm met meerdere vingers aanraakt, worden de commando's niet uitgevoerd. Deze technologie werkt bij elke temperatuur en werkt ook wanneer u handschoenen draagt. Houd geen puntige voorwerpen tegen het touchscreen. Raak het touchscreen niet aan met vochtige vingers. Gebruik een schone en zachte doek om het touchscreen te reinigen.
Status van de verklikkerlampjes
Bepaalde toetsen zijn voorzien van een verklikkerlampje dat de status van de desbetreffende functie aangeeft. Groen verklikkerlampje: u hebt de desbetreffende functie geactiveerd. Oranje verklikkerlampje: u hebt de
desbetreffende functie uitgeschakeld.
Principes
Druk op de toets " MENU " om de verschillende menu's te openen en druk vervolgens op de toetsen die op het touchscreen worden weergegeven. Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.
Gebruik deze toets om de secundaire pagina te openen.
Als gedurende enkele seconden geen handelingen op de secundaire pagina worden uitgevoerd, wordt automatisch de hoofdpagina weer weergegeven.
Gebruik deze toets om terug te gaan naar de hoofdpagina.
Gebruik deze toets om toegang te krijgen tot extra informatie en de instellingen van bepaalde functies.
Gebruik deze toets om uw keuze te bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te verlaten.
Page 378 of 450

1
3
Controle tijdens het rijden
2008-additif_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Menu's
Druk op deze toets om de verschillende menu's weer te geven.
Navigatie . Afhankelijk van het uitrustingsniveau is het navigatiesysteem niet leverbaar, optioneel of standaard. Zie de rubriek "Audio en telematica".
Rad Media . Zie de rubriek "Audio en telematica". Instellingen . Hiermee kunnen de weergave en het systeem worden geconfigureerd.
Hiermee hebt u toegang tot een interactieve hulp met betrekking tot de belangrijkste uitrusting en verklikkerlampjes van de auto.
Internetdiensten Toegang tot bepaalde apps van uw smartphone via MirrorLink TM of CarPlay ® . Zie de rubriek "Audio en telematica".
Telefoon . Zie de rubriek "Audio en telematica". Rijden . Hiermee kan de boordcomputer worden weergegeven en kunnen, volgens uitvoering, bepaalde functies worden geconfigureerd. Zie de desbetreffende rubriek.
1.Instellen van het geluidsvolume/onderbreken van het geluid. Zie de rubriek "Audio en telematica".
Page 379 of 450

4
Praktische informatie
2008-additif_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Waarschuwing brandstofniveau
Als dit controlelampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Er bevindt zich nog ongeveer 5 liter brandstof in de ongeveer 5 liter brandstof in de ongeveer 5 liter brandstoftank. Als het lampje knippert, is er nog zeer weinig brandstof in de tank. zeer weinig brandstof in de tank. zeer weinig brandstof
Zolang de brandstoftankdop niet is vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop worden verwijderd. Bij het openen van de brandstoftankdop kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en komt doordat de afdichting van het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.
Brandstoftank
Inhoud van de tank: ongeveer 50 liter ( 50 liter ( 50 liter45 liter bij de BlueHDi-dieselmotor). 45 liter bij de BlueHDi-dieselmotor). 45 liter
1. Openen van de brandstoftankklep. 2. Openen van de tankdop. 3. De tankdop aan de brandstoftankklep bevestigen.
Tanken
Veilig tanken: zet altijd de motor af, open de brandstoftankklep 1 , steek de sleutel in de dop 2 en draai de sleutel linksom,
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel.
ver wijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep 3 , u kunt de auto aftanken, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan . Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een lege brandstoftank (diesel) .
Op een label aan de binnenzijde van de tankklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven. Voor een juiste weergave van de brandstofmeter is het noodzakelijk minimaal
5 liter brandstof te tanken.
Page 380 of 450
5
9
Praktische informatie
2008-additif_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Brandstofafsluiter
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter onderbroken.
Na het tanken: breng de dop aan, draai de sleutel naar rechts en ver wijder deze vervolgens uit de dop, sluit de brandstoftankklep.
Wanneer er brandstof wordt getankt die niet geschikt is voor de motor van uw auto, moet de tank worden afgetapt en weer met de juiste brandstof worden gevuld alvorens de motor opnieuw kan worden gestar t.
Page 381 of 450

6
Praktische informatie
2008-additif_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Welke brandstoffen
zijn geschikt?
Brandstof voor
benzinemotoren
De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
Reizen naar het buitenland Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen. Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.
Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Diesel die voldoet aan de richtlijn EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Benzine die voldoet aan de norm EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm EN15376.
Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Diesel voor lage temperaturen Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden. Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een ver warmde garage of werkplaats te laten staan.
Page 382 of 450

11
7
Technische gegevens
2008-additif_nl_Chap11_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Identifi catie
A. Serienummer onder de motorkap . Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de schokdempersteun.
Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.
Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.
B. Serienummer op de onderste voorruittraverse. Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.
C. Constructeurssticker.
Dit nummer staat op een eenmalige sticker op de linker of rechter middenstijl.
D.Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak. Deze sticker is op de middenstijl aan bestuurderszijde bevestigd.
De sticker bevat de volgende informatie: - bandenspanning, onbeladen en met volle belading, - bandenmaat, - bandenspanning van het reservewiel, - kleurcode van de lak.
De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.
De auto kan af fabriek zijn voorzien van banden met een hogere belastings- en snelheidsindex dan aangegeven op de sticker. De voorgeschreven bandenspanning blijft daarbij gelijk.
Page 383 of 450

Audio en telematica
8
2008-additif_nl_Chap12a_BTA-2-BTA-3R_ed01-2016
Noodoproep of Pechhulp
PEUGEOT Connect SOS
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de helpdesk van "PEUGEOT Connect SOS" is verstuurd * .
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
PEUGEOT Connect SOS lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt in uw landstaal ** contact met u op en roept indien nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten ** . In landen waar de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
** Afhankelijk van de geografische dekking van Afhankelijk van de geografische dekking van "PEUGEOT Connect SOS", "PEUGEOT Connect Assistance" en van de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen. De lijst van de landen waar het systeem beschikbaar is en de lijst van beschikbare PEUGEOT CONNECT-diensten kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en de technische beperkingen van het systeem.
Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft gedetecteerd, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.
Indien u gebruikmaakt van de dienst PEUGEOT Connect Packs met SOS-pakket en pechhulpservice, beschikt u over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina op de internetsite voor uw land.
Type 1
Page 384 of 450

.
Audio en telematica 9
2008-additif_nl_Chap12a_BTA-2-BTA-3R_ed01-2016
PEUGEOT Connect Assistance
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto. Een gesproken bericht bevestigt
dat de oproep is verstuurd ** .
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd. Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig op de toetsen "PEUGEOT Connect SOS" en "PEUGEOT Connect Assistance" te drukken en vervolgens op "PEUGEOT Connect Assistance" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen "PEUGEOT Connect SOS" en "PEUGEOT Connect Assistance" en vervolgens op "PEUGEOT Connect Assistance" om te bevestigen.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de noodbatterij worden vervangen. In beide gevallen kan er mogelijk geen noodoproep of pechhulpoproep worden verstuurd. Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem.
Het knipperen en vervolgens doven van het oranje lampje duidt op een storing in het systeem.
Wanneer u uw auto buiten het netwerk van het Merk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel configureren. In een meertalig land kunt u het systeem laten configureren in de officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de diensten PEUGEOT CONNECT aan de klant, behoudt de fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.
** Afhankelijk van de geografische dekking van "PEUGEOT Connect SOS" en "PEUGEOT Connect Assistance" en van de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is gekozen. De lijst van de landen waar het systeem beschikbaar is en de lijst van beschikbare diensten PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op
de internetsite voor uw land bekijken.