Page 97 of 450

95
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Automatische transmissie (EAT6)
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie. Het programma Sport maakt
een dynamischere rijstijl mogelijk en het
programma Sneeuw verbetert de grip op
gladde wegen,
-
h
andmatig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk. P.
Parkeerstand.
-
S
tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R.
Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
N
eutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M + / - .
Z
elf schakelen tussen de zes
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.Standen van de
selectiehendel
Wanneer u met de selectiehendel een stand
inschakelt, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport.
T .
P
rogramma Sneeuw.
1
2 3 4 5 6.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
O
ngeldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel
Bediening van de transmissie
1. Selectiehendel.
2. T o e t s " S" (Spor t) .
3.
T
oets " T " (Sneeuw) .
5
Rijden
Page 98 of 450

96
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Wegrijden
F Selecteer, ter wijl u het rempedaal ingetrapt houdt, de stand P of N .
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden wordt voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental en zet de selectiehendel in de
stand D alvorens het gaspedaal weer in
te trappen.
Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en transmissie.
Rijden
Page 99 of 450

97
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Zet de selectiehendel nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
Achteruitversnelling
Als bij aangezet contact de achteruitversnelling
R wordt ingeschakeld, wordt automatisch de
parkeerhulp achter geactiveerd.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Parkeerhulp achter".
F
S
electeer de stand D
om automatisch te
laten schakelen tussen de zes versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat. Deze twee specifieke programma's vormen
een aanvulling op de automatische werking van
de transmissie en zijn bedoeld voor speciale
gebruiksomstandigheden.
Programma's Sport en
Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S"
als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt automatisch een
dynamischere rijstijl mogelijk.
Programma Sneeuw T
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Dit programma vergemakkelijkt het wegrijden
en verbetert de tractie op wegen met weinig
grip.
Om terug te keren naar de auto-adaptieve stand
kunt u het geselecteerde programma op elk
gewenst moment uitschakelen door opnieuw op
de desbetreffende toets te drukken.
Op het instrumentenpaneel wordt
"S" weergegeven. Op het instrumentenpaneel wordt "
T"
weergegeven.
5
Rijden
Page 100 of 450

98
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45 seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto stil te zetten.
StoringF Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen tussen de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool
+ om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
wordt automatisch de eerste versnelling
ingeschakeld. Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3
e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de stand
P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt de
transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
De programma's Sport en Sneeuw zijn
niet beschikbaar in de handbediende
stand. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de parkeerrem aantrekken.
Rijden
Page 101 of 450

99
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Opschakelindicator
Werking
- U rijdt in de derde versnelling. Voorbeeld:
-
U t
rapt het gaspedaal in. -
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij een elektronisch gestuurde of
automatische versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand. Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
5
Rijden
Page 102 of 450

100
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:
- e-HDi-diesel motor:
● als u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak, bij een snelheid lager
dan 20
km/h de versnellingshendel in
de neutraalstand zet en vervolgens het
koppelingspedaal loslaat.
● als
u, bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak bij een snelheid lager
dan 6
km/h het rempedaal intrapt of de
stand N selecteert,
-
e
-VTi- en e-THP-benzinemotor en
BlueHDi-dieselmotor : als de auto
stilstaat. Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op de werking van andere
functies van de auto, zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Een teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Rijden
Page 103 of 450

101
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Overgang naar de
S TA R T- s t a n d
Het verklikkerlampje"ECO" gaat
uit en de motor wordt automatisch
gestart:
-
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak , als u het
koppelingspedaal intrapt,
-
b
ij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak/automatische
transmissie :
● met
de stand A/D of M geselecteerd,
wanneer u het rempedaal loslaat,
● met
de stand N geselecteerd en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
stand A /D of M selecteert,
● of
wanneer u de ach teruitversnelling
i
nschakelt.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
verschijnt er een melding met het verzoek
het koppelingspedaal helemaal in te trappen,
omdat anders de motor niet gestart kan
worden. Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de
START-stand automatisch worden geactiveerd
als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is
dan 11
km/h (handgeschakelde
versnellingsbak),
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om de
temperatuur in het interieur op een aangenaam
niveau te houden, kan het nuttig zijn om het
Stop & Start-systeem uit te schakelen.
Als het contact A AN staat, kunt u het systeem
op elk gewenst moment uitschakelen.
Handmatig uitschakelen
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal. U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
5
Rijden
Page 104 of 450

102
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Handmatig inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF".
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel
gaan branden. Zet in dat geval het contact af
en start de auto dan met behulp van de sleutel. Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om ver wondingen als gevolg van het
automatisch inschakelen van de START-stand
te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer
u over een overstroomde weg moet rijden.
Raadpleeg voor meer adviezen over met
name het rijden op overstroomde wegen de
desbetreffende rubriek.
Rijden