Page 129 of 450

127
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
ProgrammerenDe automatische werking van de ruitenwisser achter
bij het inschakelen van de achteruitversnelling kan
worden geconfigureerd via het touchscreen.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van de auto.
Ring voor de selectie van de ruitenwisser
achter:
Druk op de toets MENU
voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad
" Rijhulpsysteem ".
Schakel de functie " Automatisch
inschakelen achterruitenwisser bij
inschakelen achteruitversnelling "
in of uit.
Deze functie is standaard geactiveerd.
6
Zicht
Page 130 of 450
128
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding. Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1
of 2).
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Zicht
Page 131 of 450

129
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren
wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton tegen de
voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te vervangen
zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
6
Zicht
Page 132 of 450

130
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Dimmer dashboardverlichtingU kunt de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
Druk, als de verlichting brandt, op de
knop B om de dashboardverlichting en de
sfeerverlichting sterker te laten branden of op
de knop A om de verlichting te dimmen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
LCD-instrumentenpaneel
Actief
F D ruk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Matrix-instrumentenpaneel
Niet actief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met dagrijverlichting,
in de dagstand staat.
Touchscreen
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Instellingen ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer op de secundaire pagina
" Scherminst. ".
Regel de lichtsterkte door de cursor te
verschuiven.
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt: Selecteer op de primaire pagina
" Scherm uit ". Het scherm wordt
volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het
weer in te schakelen.
Zicht
Page 133 of 450

131
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Plafonniers
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
-
a
ls de auto wordt ontgrendeld,
-
a
ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
a
ls op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om de
auto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
1.
P
lafonniers voor / achter
2.
K
aartleeslampjes In de stand "interieurverlichting
permanent ingeschakeld", blijft de
interieurverlichting afhankelijk van
de omstandigheden gedurende een
bepaalde tijd branden:
- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer
30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt. Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonnier.
Kaartleeslampjes
F Druk bij aangezet contact
op de desbetreffende
schakelaar.
6
Zicht
Page 134 of 450

132
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Sfeerverlichting interieur
Inschakelen
Uitschakelen
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellen
De sfeerverlichting kan via het touchscreen
worden ingesteld.
* Volgens uitvoering.
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Druk op de toets MENU voor toegang
tot de verschillende menu's.
Selecteer het menu " Rijden ".
Ga naar de secundaire pagina.
Selecteer " Configuratie auto ".
Selecteer het tabblad " Verlichting ".
Wijzig de instellingen van de functie
" Sfeerverlichting ".
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel
Uitschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting op
deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel uit te schakelen.
Inschakelen
Druk bij ingeschakelde verlichting nogmaals
op deze knop om de sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel weer in te schakelen.
Als het buiten donker is, gaan de leds
van de sfeerverlichting (plafonnier,
instrumentenpaneel, voetenruimte,
hemelbekleding, panoramadak*, ... )
automatisch branden als de parkeerlichten
worden ingeschakeld.
Zicht
Page 135 of 450

133
2008_nl_Chap06_visibilite_ed01-2016
Panoramadak
Openen
F Beweeg de schakelaar A naar achteren. Zodra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen.
Elektrisch bedienbaar zonnescherm
Sluiten
F Beweeg de schakelaar A naar voren. Z odra u de schakelaar loslaat, houdt het
zonnescherm op te bewegen. Als er iets of iemand bekneld
raakt tijdens de beweging van
het zonnescherm, moet u de
bewegingsrichting van het scherm
omdraaien. Druk daartoe op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het
zonnescherm bedient, moet hij er zeker
van zijn dat niemand het sluiten van het
zonnescherm kan hinderen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de passagiers het zonnescherm op de
juiste wijze gebruiken.
Let op kinderen in de auto wanneer u
het scherm bedient.
U hebt de beschikking over een panoramadak met regelbare sfeerverlichting en getint glas,
waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot.
Voor een aangenaam thermisch comfort en om geluiden te dempen is het dak voorzien van een
elektrisch bedienbaar zonnescherm.
6
Zicht
Page 136 of 450

134
2008_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw
auto zijn stickers aangebracht. Ze
bevatten veiligheidswaarschuwingen
en informatie over de identificatie van
uw auto. Ver wijder ze niet: ze horen
namelijk bij de auto.Belangrijke informatie:
- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van Automobiles
PEUGEOT voorkomen, kan
storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het
aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is
toegang tot de diagnose-aansluiting,
die is gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech
of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door Automobiles PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de wettelijke en contractuele
garanties.
Monteren van als
accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een
radiocommunicatiezender met
buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de lokale wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan
de achterzijde van de auto.
Het monteren van elektrische
apparatuur of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan leiden tot storingen
in het elektronisch systeem van uw
auto en een verhoogd stroomverbruik
veroorzaken.
Houd hier rekening mee en neem
contact op met een vertegenwoordiger
van het merk PEUGEOT om u te
laten informeren over het assortiment
uitrustingen en accessoires voorzien
van een artikelnummer.
Neem voor alle werkzaamheden
aan uw auto contact op met een
gekwalificeerde werkplaats die
beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur.
Het PEUGEOT-netwerk is in staat u dit
te bieden.
Veiligheid