Page 105 of 239
Verlichting103Werkt door indrukken van schakelaar
c :
● continu aan
● aan wanneer de portieren wor‐ den ontgrendeld en geopend
● continu uit
Achterste interieurverlichting
Combi, bus
De interieurverlichting onderaan en in
het dak bevinden zich in de passa‐
giersruimte achteraan.Bedien de tuimelschakelaar op het in‐ strumentenpaneel:druk op OFF:uitdruk op c:aan
Leeslampen l 3 103.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting kan zo‐
danig worden ingesteld dat deze gaat branden bij het openen van de zij- of
achterdeuren, of juist continu is inge‐
schakeld.
Met de schakelaar in de middelste
stand werkt het licht als instapverlich‐
ting.
Werkt door indrukken van schakelaar
c :
● continu aan
● aan wanneer de portieren wor‐ den ontgrendeld en geopend
● continu uit
Wanneer de portieren worden geslo‐ ten, dooft de interieurverlichting na
enige tijd of direct als het contact
wordt ingeschakeld.
Leeslampen Leeslamp vooraan
Bediend met l.
Page 106 of 239
104VerlichtingAfhankelijk van de versie kunt u de
leeslamp in de gewenste richting zet‐
ten.
Leeslampen achteraan
Combi, bus
Bedien de tuimelschakelaar op het in‐ strumentenpaneel:
druk op l:aandruk op OFF:uit
Instapverlichting c 3 102.
U kunt elke leeslamp apart in- of uit‐
schakelen en in de gewenste richting
zetten.
Verlichtingsfuncties
Uitstapverlichting
Koplampen gaan ca. 30 seconden
lang branden, nadat de auto gepar‐
keerd en het systeem geactiveerd is.
Inschakelen 1. Ontsteking uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Richtingaanwijzerhendel naar het stuurwiel toe trekken.
Deze handeling kan maximaal
vier keer worden herhaald.
Page 107 of 239
Verlichting105De koplampen worden onmiddellijk
uitgeschakeld door de lichtschake‐
laar in een eender welke stand en
weer op 7 te zetten.
Ontlaadbeveiliging accu Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, kan de binnenverlichting na
enige tijd automatisch worden uitge‐
schakeld.
Page 108 of 239

106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Verwarming achterin ...............110
Airconditioning achterin ...........112
Hulpverwarming ......................113
Luchtroosters ............................. 116
Verstelbare luchtroosters ........116
Vaste luchtroosters ..................117
Koeling handschoenenkastje ..118
Onderhoud ................................. 118
Luchtinlaat ............................... 118
Pollenfilter ................................ 118
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 118
Service .................................... 118Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 37, stoel‐
verwarming ß 3 45.
TemperatuurRood:warmBlauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐ torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Page 109 of 239

Klimaatregeling107●Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
AC:koelingu:luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 37, stoel‐
verwarming ß 3 45.
Koeling (AC)
Wordt door te drukken op AC en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager ingeschakeld is.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 123.
Luchtrecirculatiesysteem Om in te schakelen u indrukken.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling AC aan.
● Luchtrecirculatiesysteem u aan.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
Page 110 of 239

108Klimaatregeling● Draaiknop voor temperatuur inlaagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Schakelaar koeling AC AAN.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling ( s of K) en menu
selecteren
● luchtdebiet x
AUTO:automatische modusu:luchtrecirculatieV:ontwasemen en ont‐
dooienÜ:achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingAC OFF:airconditioning uitschake‐
len
Achterruitverwarming, buitenspiegel‐
verwarming Ü 3 37, 3 34, stoelver‐
warming ß 3 45.
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐
tische modus regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, anders werkt het sys‐
teem niet goed.
Page 111 of 239

Klimaatregeling109Automatische modusBasisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● AUTO indrukken ("AUTO" ver‐
schijnt op het display).
● De gewenste temperatuur instel‐ len (de temperatuur verschijnt op
het display).
● Alle luchtroosters openen.
In de automatische modus wordt de
instelling voor luchtdebiet, luchtver‐
deling, airconditioning en luchtrecir‐
culatie automatisch geregeld door het systeem en wordt de instelling niet ophet display getoond.
Temperatuur selecteren
Temperaturen kunnen op de gewen‐
ste waarde worden ingesteld met de
2 toetsen onder het display.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐ gen.Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Bij het instellen van de minimumtem‐
peratuur van 15 ℃ werkt het elektro‐ nische klimaatregelsysteem met
maximale koeling.
Bij het instellen van de maximumtem‐ peratuur van 27 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling au‐
tomatisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 123.
Luchtdebiet
Het luchtdebiet kan verhoogd of ver‐
laagd worden met de toetsen x.
Het geselecteerde luchtdebiet wordt
aangeduid met x op het display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en ontdooien Druk op V. LED licht op.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, aircondi‐
tioning wordt ingeschakeld en de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: V of AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op s of K.
Page 112 of 239

110KlimaatregelingDe pijlen op het display geven de ver‐
deelinstellingen aan:s:naar de voorruit en de voorste
zijruiten9:naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte
Automatische modus opnieuw in‐ schakelen: AUTO indrukken.
Koeling
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een be‐
paalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, AC OFF indrukken om het koel‐
systeem uit te schakelen ter bespa‐
ring van brandstof. " AC OFF" ver‐
schijnt op het display.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie
u indrukken. De LED brandt en u
verschijnt op het display.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: u of AUTO indruk‐
ken.
Verwarming achterin
Als de motor uitgeschakeld is, kan de achterruimte worden verwarmd door
de extra verwarming via de roosters aan de onderkant.
Door het programmeren van de waar‐
den met behulp van het regelpaneel,
kan de gebruiker de instellingen van
tijd, dag en temperatuur aanpassen.
De verwarming werkt niet meer als er
te weinig brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. In ge‐
val van korte ritten dient u de accu re‐
gelmatig te controleren en indien no‐
dig op te laden.