Page 113 of 239

Klimaatregeling111Voor een goede prestatie mogen de
luchtroosters onderaan in de passa‐
giersruimte achteraan niet verstopt
zijn.9 Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐
rage).
De tijd en dag instellen
Druk op Ö totdat het tijdsdisplay knip‐
pert.
Als de accutoevoer onderbroken is
voordat u deze gebruikt, moet u op
m of n drukken om het tijdsdisplay
kort te doen knipperen.
Pas de tijd aan door op m of n te
drukken.
De tijd is ingesteld wanneer de weer‐
gegeven tijd stopt met knipperen.
Daarna gaat het display van de dag
knipperen: pas de dag aan door op
m of n te drukken.
De dag is ingesteld wanneer de dis‐
play stopt met knipperen.
Het display blijft gedurende ongeveer 15 seconden verlicht nadat het con‐
tact is uitgeschakeld.
Hulpverwarming achterin in- en
uitschakelen
Druk op Y om de verwarming te be‐
dienen. Y verschijnt op het display om
aan te duiden dat de verwarming werkt.
De periode wijzigen waarin de
verwarming werkt
Druk met de verwarming uitgescha‐
keld ( Y is gedoofd op het display) ge‐
durende ongeveer 3 seconden op
m totdat de periode waarin de ver‐
warming moet werken op het display
knippert.
Druk op m of n om de duur van de
verwarming aan te passen. De duur‐
tijd is ingesteld wanneer de display
knippert.De verwarmingsmodus
programmeren
Het is mogelijk om tot drie program‐
ma's op te slaan waarmee de verwar‐ ming kan worden ingeschakeld.
Druk het juiste aantal keer op P om
het gewenste opgeslagen pro‐
gramma te selecteren.
Druk kort op m of n ; de gepro‐
grammeerde tijd knippert op het dis‐
play.
Druk op m of n om de gewenste
tijd in te stellen en pas zodra het tijds‐
display stopt met knipperen de dag
aan door op m of n te drukken.
De tijd en de dag zijn ingesteld wan‐
neer het display niet meer knippert en
de klok verschijnt.
Een programmeermodus
opnieuw oproepen
Druk om een opgeslagen programma
te activeren het juiste aantal keer op
P totdat het overeenkomstige num‐
mer op het display verschijnt.
Page 114 of 239
112KlimaatregelingNeutrale stand of geen
opgeslagen programma
geactiveerd
Druk op P totdat er geen nummer van
een opgeslagen programma op het
display zichtbaar is.
De temperatuur aanpassen Om de temperatuur van de verwar‐
ming aan te passen, draait u aan de
draaiknop op het bedieningspaneel.naar rechts
draaien:temperatuur ver‐
hogennaar links
draaien:temperatuur verla‐
gen
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
Bus
Luchtroosters achteraan
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan door de
luchtroosters in het dak.
Luchtdebiet
Pas de luchtstroom aan om de ge‐
wenste snelheid te selecteren.
naar rechts
draaien:luchtstroom ver‐
hogennaar links
draaien:luchtstroom verla‐
gen
Combi
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan via de
luchtroosters boven de bestuurder en
de passagiersruimte vooraan.
Page 115 of 239

Klimaatregeling113Pas de luchtstroom aan om de ge‐
wenste snelheid te selecteren met in‐
geschakeld aircosysteem van de pas‐
sagiersruimte vooraan.
Zorg er bij gebruik voor dat de lucht‐
roosters open zijn ter voorkoming van ijsvorming door het ontbreken van
een luchtstroom.
Hulpverwarming Koelvloeistofverwarming
De Eberspächer motor-onafhanke‐
lijke, met brandstof aangedreven
koelwaterverwarming levert snelle
verwarming van de koelvloeistof om
zo het interieur van de auto te ver‐ warmen zonder dat de motor draait.9 Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐
rage).
Voordat u het systeem start of het
programmeert om te starten, dient u de klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V te zetten.
Uitschakelen indien niet noodzakelijk. De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één
keer per maand laten werken.
Regeleenheden De timer of de afstandsbediening zet‐ten het systeem aan en uit en worden
gebruikt om specifieke vertrektijden
te programmeren.Timer1 X:schakelt de regeleen‐
heid in/uit en wijzigt
de getoonde informa‐
tie2 q terug:selecteert functies in
de menubalk en past
waarden aan3 menubalk:toont de te selecteren
functies Y, x , P , Ö en
Y4 r
volgende:selecteert functies in
de menubalk en past
waarden aan5 OK:bevestigt selectie
Page 116 of 239

114KlimaatregelingHandzender
De regelknoppen werken hetzelfde
als de timereenheid die hiervoor werd beschreven.
Om de afstandsbediening te active‐ ren, drukt u op X en laat u deze weer
los wanneer de menubalk op het dis‐
play verschijnt. De signaalaanduiding en SENd verschijnen kort in de dis‐
play, gevolgd door de temperatuur.
9 Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken zo‐
wel de afstandsbediening als de
verwarming uit!
Om uit te schakelen, houdt u X inge‐
drukt om ongewilde werking te voor‐
komen.
De afstandsbediening heeft een
maximaal bereik van 600 meter. Het bereik kan afnemen door omgevings‐
omstandigheden en wanneer de accu leeg loopt.
De verwarming kan niet alleen met de
afstandsbediening worden in- of uit‐
geschakeld, maar ook voor een pe‐
riode van 30 minuten met de knop op
het instrumentenpaneel.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐ men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open de afdekking met een muntstuk
en vervang de accu (CR 2430 of ge‐
lijkaardig) waarbij u ervoor moet zor‐
gen dat de nieuwe accu juist ge‐
plaatst wordt met de positieve ( <)
kant in de richting van de positieve
aansluitingen. Zet de afdekking weer stevig op zijn plaats.
Verwijder oude accu's volgens de mi‐
lieureglementering.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 117 of 239

Klimaatregeling115Meldingen van afstandsbedienings‐storingencobA:zwak signaal -
pas positie aanconP:geen signaal -
ga dichterbijbALo:accu bijna leeg -
vervang accuErr:systeemfout -
raadpleeg werkplaatsAdd,
AddE:systeem in inleermodus
Leer afstandsbediening in
Als de voertuigaccu opnieuw is aan‐
gesloten, gaat de LED in het instru‐
mentenpaneel branden en configu‐
reert het systeem automatisch het af‐
standsbedieningsmenu. Als de LED
knippert, moet u op OK op de af‐
standsbediening drukken en Add of
AddE selecteren en bevestigen.
Er kunnen ook bijkomende afstands‐
bedieningen worden geconfigureerd.
Druk op de knop tot de LED gaat knip‐
peren, schakel de afstandsbediening
in, selecteer Add en bevestig.
AddE leert alleen de huidige regel‐
eenheid van de afstandsbediening in
en blokkeert alle eerder geconfigu‐
reerde eenheden. Add leert maximaal
4 afstandsbedieningen in, maar
slechts één afstandsbediening kan
het systeem op hetzelfde moment
doen werken.
Bediening
Verwarming Y
Selecteer Y in de menubalk en be‐
vestig. De voorafbepaalde verwar‐
mingstijd, v.b. L 30 knippert in de dis‐
play. De fabrieksinstelling is 30 minu‐ ten.
Om de verwarmingstijd tijdelijk aan te
passen, gebruikt u q of r en be‐
vestigt u. De waarde kan worden in‐
gesteld van 10 tot 120 minuten. No‐
teer vanwege het stroomverbruik de
verwarmingstijd.
Om uit te schakelen, selecteert u op‐ nieuw Y en bevestigt u.
Ventilatie x
Selecteer x in de menubalk en be‐
vestig.U kunt de duurtijd van de ventilatie
aanvaarden of aanpassen. De ge‐
toonde duurtijd wordt aanvaard zon‐
der bevestiging.
Om uit te schakelen, selecteert u op‐
nieuw x en bevestigt u.
Programmeren P
U kunt maximaal 3 vooraf ingestelde
vertrektijden programmeren, ofwel
gedurende één dag of gespreid over
een week.
● Selecteer P in de menubalk en
bevestig.
● Selecteer het gewenste vooraf ingestelde geheugennummer 1,
2 of 3 en bevestig.
● Selecteer de dag en bevestig.
● Selecteer het uur en bevestig.
● Selecteer de minuten en beves‐ tig.
● Selecteer Y of x en bevestig.
● Indien nodig kunt u voorafgaand aan het vertrek de duurtijd van de
werking aanpassen en beves‐
tigt u.
Page 118 of 239

116KlimaatregelingHet volgende vooraf ingestelde ge‐
heugennummer dat moet worden ge‐
activeerd, wordt onderlijnd en de weekdag wordt getoond. Herhaal de
procedure om de andere vooraf inge‐
stelde geheugennummers te pro‐
grammeren.
Wanneer u tijdens de procedure op
X drukt, verlaat u het programma
zonder dat de aanpassingen worden
opgeslagen.
Om een vooraf ingestelde vertrektijd
te wissen, volgt u de stappen voor
programmeren tot het verwarmings‐
symbool Y knippert. Druk op q of
r totdat oFF op het display ver‐
schijnt en bevestig.
De verwarming stopt automatisch 5 minuten na de geprogrammeerde
vertrektijd.
Let op
Het afstandsbedieningssysteem is
voorzien van een temperatuursen‐
sor die de looptijd berekent volgens
de omgevingstemperatuur en het
gewenste verwarmingsniveau
(ECO of HIGH). Het systeem startautomatisch tussen de 5 en
60 minuten die voorafgaan aan de
geprogrammeerde starttijd.
Stel de weekdag, de tijd en de duurtijd
van de verwarming in Ö
Als de voertuigaccu afgekoppeld is of
als de spanning ervan te laag is, moet de eenheid opnieuw worden inge‐
steld.
● Selecteer Ö en bevestig.
● Selecteer de weekdag en beves‐
tig.
● Wijzig de uren en bevestig.
● Wijzig de minuten en bevestig.
● Wijzig de standaard verwar‐ mingstijd en bevestig.
Verwarmingsniveau Y
Het gewenste verwarmingsniveau
voor geprogrammeerde vertrektijden
kan worden ingesteld op ECO of
HIGH.
Selecteer Y en bevestig. ECO of
HIGH knippert in de display. Stel af
met q of r en bevestig.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Bij ingeschakelde koeling moet er mi‐
nimaal één luchtrooster geopend zijn
om te voorkomen dat de verdamper
door gebrek aan luchtcirculatie be‐
vriest.
Middelste luchtroosters
Rooster openen door erop te druk‐
ken.
Luchtstroom door zwenken van het
rooster richten.
Rooster sluiten door ertegen te du‐
wen.
Page 119 of 239
Klimaatregeling117Zijdelingse luchtroosters
Rooster openen door erop te druk‐
ken.
Luchtstroom door zwenken van het
rooster richten.
Afhankelijk van de positie van de tem‐ peratuurknop komt er via de zijde‐
lingse uitstroomkanalen lucht van bui‐
ten de auto in.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
bij een ongeval.
Combi
In het dakframe kunnen verstelbare
luchtroosters zitten. Open een lucht‐
rooster door erop te drukken. Richt de
luchtstroom door het luchtrooster met
de hand in de gewenste stand te
draaien.
Bus
In het dakframe boven de stoelen
kunnen verstelbare luchtroosters zit‐
ten. Draai aan het stelwiel om de
luchtstroom naar de betreffende stoel te vergroten/verkleinen.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog uit‐
stroomkanalen onder de voorruit en
de zijramen, alsook in de voeten‐
ruimte.
Page 120 of 239

118KlimaatregelingKoeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat voor de voorruit in de
motorruimte moet vrij blijven om lucht
te kunnen inlaten. Verwijder eventu‐
ele bladeren, vuil of sneeuw.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
door de luchtinlaat binnenstroomt van
stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst 3 jaar
na ingebruikneming van de auto, te
laten controleren, lettend op:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest