Page 33 of 745
31
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Autogordel(s)
niet vastgemaakt
of weer
losgemaakt
permanent
of knippert in
combinatie met een
geluidssignaal. Een van de autogordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Controle tijdens het rijden
Page 34 of 745
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij draaiende motor:
- i n zone A , de temperatuur is in orde,
-
i
n zone B, de temperatuur is te hoog. Het
waarschuwingslampje STOP gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F
w
acht tot de motor is afgekoeld,
F
d
raai de dop twee omwentelingen los om
de druk te laten dalen,
F
v
erwijder vervolgens de dop,
F
v
ul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen
van de koelvloeistof: kans op
brandwonden. Vul niet bij tot boven het
maximumniveau (aangegeven op het
reservoir).
Page 35 of 745

33
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display van
het instrumentenpaneel.
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel
kilometer u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende enkele seconden de
onderhoudssleutel branden. Een melding
op het display van het instrumentenpaneel
geeft de resterende kilometers of tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 2800
km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display van het instrumentenpaneel tijdelijk het
volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel .
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsindicator, op
basis van het aantal afgelegde kilometers en de
verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor
(volgens land van bestemming) heeft de
mate van vervuiling van de motorolie ook
invloed op de berekening.
Controle tijdens het rijden
Page 36 of 745

De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de
sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden
zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
met 300
km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display van het
instrumentenpaneel het volgende aan:
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor kan de sleutel afhankelijk
van de mate van vervuiling van de
motorolie ook eerder gaan branden, wat
afhankelijk is van de rijomstandigheden
van de auto.
De sleutel blijft branden naast de kilometerteller
om aan te geven dat er onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd hadden moeten worden.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor
gaat bij het aanzetten van het contact in
combinatie met deze waarschuwing ook het
verklikkerlampje Service branden.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000
km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display van het
instrumentenpaneel gedurende enkele seconden het volgende aan:
Nadat de melding is verdwenen, blijft de
sleutel branden naast de kilometerteller
om aan te geven dat er binnenkort
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden.
De sleutel kan gaan branden als het interval
in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals
vermeld in het onderhoudsschema van de
fabrikant, is overschreden.
Page 37 of 745
35
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
o nderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0
gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
D
e onderhoudsinformatie wordt
enkele seconden weergegeven en
verdwijnt vervolgens weer.
Controle tijdens het rijden
Page 38 of 745

Motorolieniveaumeter*
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is, wordt
de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven in
combinatie met het branden van het
verklikkerlampje Service en een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
Storing van de
motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting olieniveau"
wordt weergegeven, duidt dit op een storing in
de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt
het motoroliepeil niet meer gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u het
motoroliepeil controleren met de peilstok in de
motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 30
minuten niet
heeft gedraaid.
Olieniveau correct
* Volgens uitvoering.
Page 39 of 745

37
U kunt bij het rijden in het donker de lichtsterkte
van de dashboardverlichting handmatig
aanpassen.
Dimmer dashboardverlichting
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld:
F d ruk op deze knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren,
F
l
aat deze knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
De ingestelde lichtsterkte wordt bij het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
De dashboardverlichting kan niet met deze knop worden
ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld.
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van
het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van
de auto.
Kilometerteller en dagteller
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). De
eenheid kan bij stilstaande auto worden
gewijzigd via het configuratiemenu van
het display.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers
weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft
gezet.
F
D
ruk bij aangezet contact op de knop tot de
dagteller op 0
staat.
Controle tijdens het rijden
Page 40 of 745

Met dit systeem kan de verlichting van
bepaalde delen van het instrumentenpaneel
en de verlichting van het touchscreen (zwart
scherm) worden uitgeschakeld voor een
rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft de
belangrijkste rijinformatie, zoals de rijsnelheid,
de verklikkerlampjes, de weergave van de
ingeschakelde versnelling van de automatische
transmissie en de gegevens van de
snelheidsregelaar/-begrenzer, verlicht.
Black-panelfunctie
(comfortweergave bij nachtelijke
ritten) met het touchscreen
Klokje
Het analoge klokje is niet voorzien van een
instelknop.
Raadpleeg voor het op tijd zetten de rubriek
over het configuratiemenu van het display
(autoradio).
Het klokje wordt gesynchroniseerd met de
tijd op het display; zodra de tijd op het display
gewijzigd en opgeslagen wordt, verdraaien de
wijzers en worden ze gesynchroniseerd met
de door u ingestelde tijd. Deze synchronisatie
vindt ook plaats elke keer dat het contact wordt
aangezet.
F
D
ruk bij ingeschakelde
verlichting op deze knop om de
functie in te schakelen.
Touchscreen
U kunt op elk gewenst moment de
verlichting van het touchscreen weer
inschakelen door op het zwarte scherm of
op een van de menutoetsen te drukken.
In de stand AUTO van de verlichting
wordt de black-panelfunctie
automatisch uitgeschakeld zodra de
lichtsterkte van het omgevingslicht
voldoende is.
F
D
ruk nogmaals op deze knop om de functie
uit te schakelen of druk op de knop van de
dimmer van de dashboardverlichting.