Page 209 of 745

207
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
F Plaats de voet van de krik 2 op de
grond, loodrecht onder een van de
twee steunpunten aan de voorzijde A of
achterzijde B . Gebruik het steunpunt dat
zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt. F
K rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
er wijder het wiel.
F
D raai de krik 2 uit tot de kop van de krik
het gebruikte steunpunt A of B raakt. Het
middelste deel van de kop moet goed in het
steunpunt A of B steken.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - Kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat de
kop van de krik goed tegen het midden van het steunpunt drukt. Zo niet, dan kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken - Kans op letsel!
Praktische informatie
Page 210 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat bij
het monteren van het noodreservewiel
de ringen van de bouten de velg
niet raken. Als de bouten volledig
zijn aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
Na het verwisselen van het
wiel
Het wiel met de lekke band kan niet
onder de auto worden bevestigd. Het
wiel moet liggend in de bagageruimte
worden opgeborgen; gebruik een hoes
om de bagageruimte te beschermen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 1 en
de dop 5
enigszins vast.
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .
Page 211 of 745
209
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
F Laat de krik zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem. F D
raai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en
de dop 5 .
F
D
raai de overige wielbouten vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F
B
evestig de beschermdoppen op de
wielbouten of bevestig de naafdop (volgens
uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
Praktische informatie
Page 212 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
215/60
R16 9
mm
225/50
R17
235/45
R18 sneeuwkettingen niet
mogelijk
235/40
R19
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond.
Page 213 of 745

2 11
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Uitvoering met meedraaiende
xenonlampen
1. Dagrijverlichting/parkeerlicht en (LE D).
2. M eedraaiend dim-/grootlicht (D1S).
3.
R
ichtingaanwijzers (
LE
D
).
4. Mi
stlampen/bochtverlichting (
LE
D
).
Uitvoering met halogeenlampen
1. Grootlicht (H1).
2. Dimlicht (H7).
3.
D
agrijverlichting/parkeerlichten (
LE
D
)* .
4. R
ichtingaanwijzers (HY21).
5.
Mi
stlampen/bochtverlichting ( H11) .
Let er bij het monteren van onder andere
H7-lampen met nokjes op dat deze
nokjes goed in de uitsparingen komen,
zodat het licht in de juiste richting schijnt. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp (D1S) moet
worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Verlichting met leds
(light-emitting diodes)
Neem voor het vervangen van dit type lampen
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het CITROËN-netwerk biedt vervangingssets
aan voor leds (light-emitting diodes).
* Led: light-emitting diode.
Praktische informatie
Page 214 of 745

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen. Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-pluizende
doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Verlichting overdag / parkeerlicht
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED’s en lichtgeleiders contact op met
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's
een vervangingsset leveren.
Page 215 of 745
213
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Dimlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Grootlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
F Duw op de bovenzijde van de stekker en
kantel het geheel vervolgens omlaag.
F
V
er wijder de stekker met de lamp.
F
T
rek aan de lamp om deze te vervangen.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde, maar begin bij het aanbrengen bij het
onderste deel van de lamp.
F
T
rek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.
F
T
rek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.
F
V
er wijder de stekker met de lamp door op
de pal aan de onderkant te drukken.
F
T
rek aan de lamp om deze te vervangen.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Praktische informatie
Page 216 of 745
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Mistlampen
F Ver wijder de spatplaat aan de onderzijde van de carrosserie.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai de lamp een kwart omwenteling en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Richtingaanwijzers
Als een controlelampje (rechts of
links) van de richtingaanwijzers sneller
knippert, is een van de lampen aan de
desbetreffende zijde defect.
De lamp van de richtingaanwijzers bevindt zich
onder de koplamp.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling links- of rechtsom en
verwijder deze.
F
V
ervang de defecte lamp. Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
U kunt voor het vervangen van deze
lampen ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.