Page 129 of 745

127
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
F Druk bij draaiende motor op de knop 1.
De head-up display blijft ingeschakeld/
uitgeschakeld als de motor na het afzetten
weer wordt gestart.
Het scherm wordt automatisch ongeveer
3
seconden na het uitzetten van de motor
ingeklapt, behalve in de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem.
Inschakelen / uitschakelen
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van de head-up display in met de knop 3 :
-
n
aar achteren om de lichtsterkte te
verhogen,
-
n
aar voren om de lichtsterkte te
verlagen.
Regelen van de lichtsterkte
Het is raadzaam de knoppen uitsluitend
bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhinderd
wordt.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microfiber doekje) om het projectiescherm
te reinigen. Gebruik nooit een droge
doek, een schuurspons, schoonmaak- of
oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de anti-
reflecterende functie beschadigd raakt.
Hoogteverstelling
F Stel de head-up display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de
knop 2 :
-
n
aar achteren om de head-up display
hoger af te stellen,
-
n
aar voren om de head-up display lager
af te stellen.
Rijden
Page 130 of 745

DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Snelheden opslaan
Activeren van de functie
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Via uw Autoradio
Toets "MEM"
F Druk op deze toets om de lijst van geprogrammeerde snelheden weer te
geven.
In dit systeem zijn meerdere snelheden reeds geprogrammeerd. Dit vergemakkelijkt het instellen van een snelheid bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar.
In het geheugen zijn, afhankelijk van de uitvoering, vijf of zes snelheden geprogrammeerd. U kunt deze snelheden wijzigen.
Om veiligheidsredenen mogen de
geprogrammeerde snelheden alleen
worden gewijzigd als de auto stilstaat.
F
D
ruk op de toets "MENU"
om naar het
algemene menu te gaan.
F
S
electeer het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en bevestig uw keuze.
F
S
electeer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.
F
S
electeer "Hulp bij het rijden" en bevestig
uw keuze.
F
S
electeer "Geprogrammeerde snelheden"
en bevestig uw keuze.
F
S
electeer "Activeren" om de functie te
activeren. F
S
electeer de te wijzigen geprogrammeerde
snelheid en bevestig uw keuze.
F
W
ijzig de snelheid en bevestig uw keuze.
F
Sel
ecteer " OK" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
Page 131 of 745
129
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Via het touchscreen
F Druk op deze toets om het menu " Rijden " te selecteren.
F
D
ruk op " Inst. snelheden ".
F
S
electeer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt programmeren:
F
K
ies de snelheid die u wilt wijzigen. F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
Toets "MEM"
Met deze toets kunt u een geprogrammeerde
snelheid selecteren die u wilt gebruiken voor de
snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar.
Zie de desbetreffende rubriek.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
● snelheidsbegrenzer
of
●
sn
elheidsregelaar
Rijden
Page 132 of 745

DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
6. Snelheidsbegrenzing ingeschakeld / onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
9.
S
electie van een geprogrammeerde
snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen. 1.
K
nop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2.
T
oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid.
3.
T
oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid.
4.
T
oets voor het inschakelen / onderbreken
van de snelheidsbegrenzing.
5.
T
oets voor het weergeven van de
geprogrammeerde snelheden.
Bediening op het stuurwiel
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De ingestelde snelheid moet minimaal
30
km/h bedragen.
De ingestelde snelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in
het geheugen.
Page 133 of 745

131
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
A
ls de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op
de toets 4
om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
Inschakelen Instellen van de
snelheidslimiet (ingestelde
snelheid)
F Druk nogmaals op de toets 4 om
de werking van de functie tijdelijk te
onderbreken (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet,
uitgaande van de actuele wagensnelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3
,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2 of 3 ingedrukt.
Wijzigen van de snelheidslimiet met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via uw
Autoradio:
F
a
ctiveer eerst de functie.
Raadpleeg voor meer informatie over
het programmeren van snelheden de
desbetreffende rubriek.
F
h
oud de toets 2 of 3 ingedrukt, het systeem
geeft de geprogrammeerde snelheid
weer die het dichtste bij de actuele
wagensnelheid ligt; deze snelheid wordt de
nieuwe snelheidslimiet.
F
d
ruk nogmaals op de toets 2 of 3 om een
andere snelheid te selecteren.
Wijzigen van de snelheidslimiet met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 voor weergave van de
zes geprogrammeerde snelheden,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Deze snelheid wordt de nieuwe snelheidslimiet.
Rijden
Page 134 of 745

DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheidUitschakelen
Storing
Het gebruik van matten die niet door
CITROËN zijn goedgekeurd, kan de werking
van de snelheidsbegrenzer hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
F
A
ls u de ingestelde snelheid tijdelijk wilt
overschrijden, trap dan het gaspedaal
stevig in, tot voorbij het zware punt .
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert. F
D
raai de knop 1
in de stand "0"
: de
informatie over de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven. Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Bij een steile afdaling of bij snel
accelereren kan de snelheidsbegrenzer
niet voorkomen dat de ingestelde
snelheid wordt overschreden.
Als het overschrijden van de ingestelde
snelheid niet wordt veroorzaakt door het stevig
intrappen van het gaspedaal, klinkt bovendien
een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid de ingestelde snelheid
weer heeft bereikt, wordt de snelheidsbegrenzer
ingeschakeld: de weergegeven ingestelde
snelheid knippert niet meer. Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 135 of 745

133
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
De snelheidsregelaar is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Snelheidsregelaar
1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
T
oets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verlagen van de ingestelde snelheid.
3.
T
oets voor het opslaan van de actuele
snelheid als de ingestelde snelheid of voor
het verhogen van de ingestelde snelheid.
4.
T
oets voor het onderbreken / hervatten van
de snelheidsregeling.
5.
T
oets voor het weergeven van de
geprogrammeerde snelheden.
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Sn
elheidsregelaar geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
9.
S
electie van een geprogrammeerde
snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneelDe snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld .
De auto moet met een snelheid van
minimaal 40
km/h rijden en:
-
b
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal
de vierde versnelling zijn
ingeschakeld,
-
b
ij auto's met een automatische
versnellingsbak moet de
selectiehendel in de stand D staan
of moet, in de handbediende stand,
minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Head-up display".
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een ingestelde constante snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
De werking van de snelheidsregelaar kan
tijdelijk worden onderbroken (Pause):
-
d
oor op de toets 4 te drukken of door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen,
-
a
utomatisch, als de dynamische
stabiliteitscontrole in werking treedt.
Houd om veiligheidsredenen uw voeten
altijd in de buurt van de pedalen.
Rijden
Page 136 of 745

DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
F Draai de knop 1 in de stand "CRUISE" : de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op de toets 2
of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U k
unt het gaspedaal nu loslaten.
Inschakelen
F Druk op de toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
F
D
ruk nogmaals op de toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen
(ON).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld. Stel om veiligheidsredenen een
snelheid in die niet al te veel afwijkt
van de actuele wagensnelheid. Zo
voorkomt u dat de auto onver wacht gaat
accelereren of vaart minderen.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F
i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2
of 3,
F
c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd de
toets 2
of 3 ingedrukt.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2
of 3 kan de wagensnelheid
zeer snel veranderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via uw
Autoradio:
F
s
chakel eerst de functie in.
Raadpleeg voor meer informatie over
het programmeren van de snelheden de
desbetreffende rubriek.
F
h
oud de toets 2 of 3 ingedrukt, het systeem
geeft de geprogrammeerde snelheid
weer die het dichtste bij de actuele
wagensnelheid ligt; deze snelheid wordt de
nieuwe ingestelde snelheid.
F
d
ruk nogmaals op de toets 2 of 3 om een
andere snelheid te selecteren. De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden via het
touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 om de zes
geprogrammeerde snelheden weer te
geven,
F
d
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
instellen.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.