Systeem handmatig deactiverenDe functie kan in het menu ECO PRO Indivi‐
dual worden gedeactiveerd.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
ECO PRO-rijstijlanalyse
Principe
Het systeem helpt om een bijzonder efficiënte
rijstijl te ontwikkelen en brandstof te besparen.
Hiervoor wordt de rijstijl geanalyseerd. De eva‐
luatie vindt plaats in verschillende categorieën
en wordt weergegeven op het Control Display.
Met behulp van deze weergave kan de indivi‐
duele rijstijl worden aangepast om minder
brandstof te verbruiken.
De actuele rit wordt geëvalueerd.
Op die manier kan de actieradius van de auto
vergroot worden door middel van een efficiën‐
tere rijstijl.
Deze winst van actieradius wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel en het Control Dis‐
play als bonusactieradius.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De functie is beschikbaar in de rijmodus ECO
PRO.
ECO PRO-rijstijlanalyse oproepen1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3."Rijstijlanalyse"Weergave op het Control Display
De weergave van de ECO PRO-rijstijlanalyse
bestaat uit een symbolisch voorgesteld weg‐
verloop en een waardentabel.
De weg symboliseert de efficiëntie van de rijst‐
ijl. Hoe efficiënter de rijstijl, hoe vlakker het
wegverloop wordt afgebeeld, pijl 1.
De waardentabel bevat sterren. Hoe efficiënter
de rijstijl, hoe meer sterren er in de tabel staan
en hoe sneller de bonusactieradius stijgt, pijl 2.
Bij een inefficiënte rijstijl daarentegen worden
een golvende weg en een beperkt aantal ster‐
ren getoond.
Ter ondersteuning van een efficiënte rijstijl
worden tijdens het rijden ECO PRO-tips weer‐
gegeven.
Seite 268RijtipsBrandstof besparen268
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
ATTENTIE
Brandstof onder de aangegeven mini‐
mumkwaliteit kan de werking van de motor na‐
delig beïnvloeden of tot motorschade leiden.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen benzine
tanken die niet aan de minimumkwaliteitsver‐
eisten voldoet.◀
Diesel ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Bij dieselmotoren het volgende in acht nemen:▷Geen raapoliemethylester RME tanken.▷Geen biodiesel tanken.▷Geen benzine tanken.▷Geen dieseltoevoegingen.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Kwaliteit van de dieselbrandstof De motor is geschikt voor dieselbrandstof DIN
EN 590.
BMW Diesel met
BluePerformance
Principe
BMW Diesel met BluePerformance verminde‐
ren de stikstofoxide in de dieseluitlaatgassen,
door het reductiemiddel AdBlue in het uitlaat‐
systeem te spuiten. In de katalysator vindt een
chemische reactie plaats die de stikstofoxide
minimaliseert.
De auto heeft een tank die bijgevuld kan wor‐
den.
Om de motor zoals gewoonlijk te kunnen star‐
ten, moet voldoende reductiemiddel voorhan‐
den zijn.
BMW adviseert het reductiemiddel te laten bij‐
vullen door een Service Partner in het kader
van de regelmatige onderhoudswerkzaamhe‐
den.
AdBlue is een geregistreerd handelsmerk van
Verband der Automobilindustrie e. V. (VDA).
Algemeen
Reductiemiddel is bij elk tankstation verkrijg‐
baar.
Reductiemiddel bij voorkeur via een pomp bij‐
vullen, zie pagina 277.
Opwarmen van het systeem Om het systeem na een koude start van de
motor op bedrijfstemperatuur te brengen,
schakelt de Steptronic versnellingsbak zo no‐
dig later naar de volgende hogere versnelling.
Weergaven op het Control Display
Actieradius en bijvulhoeveelheid
weergeven
Reductiemiddel kan op ieder moment bijge‐
vuld worden.
De actieradius tot het uiterste tijdstip van bij‐
vulling en de exacte bijvulhoeveelheid worden
weergegeven op het Control Display.Seite 275BrandstofMobiliteit275
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
kans op letsel of levensgevaar. Aanwijzingen
op de verpakkingen in acht nemen. Ervoor zor‐
gen dat kleding, huid of ogen niet met bedrijfs‐
stoffen in contact komen. Bedrijfsstoffen niet
in andere flessen overgieten. Bedrijfsstoffen
buiten het bereik van kinderen bewaren.◀
ATTENTIE
Bestanddelen van het reductiemiddel zijn
zeer agressief. Er bestaat gevaar voor schade.
Contact van reductiemiddel met oppervlakken
van het voertuig vermijden.◀
Geschikte AdBlue▷AdBlue volgens de norm ISO 22241-1
Bij veel tankstations is reductiemiddel via een
speciale pomp verkrijgbaar. Reductiemiddel bij
voorkeur via een pomp bijvullen.
Als geen pomp beschikbaar is, kan reductie‐
middel via een verpakking bijgevuld worden.
Reductiemiddel is in verschillende verpakkin‐
gen verkrijgbaar. Bij voorkeur de door BMW
aanbevolen speciale fles gebruiken. Met deze
fles en de speciale adapter kan reductiemiddel
eenvoudig bijgevuld worden.
Bijvulhoeveelheid
Bij de start van de reserve-weergave minstens
3 flessen reductiemiddel bijvullen.
Dat is ca. 6 liter.
Bijvulhoeveelheid weergeven De exacte bijvulhoeveelheid wordt weergege‐
ven op het Control Display.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3."AdBlue"Tank voor reductiemiddel
De tankdop voor het reductiemiddel bevindt
zich naast de tankdop van de brandstoftank.
Reductiemiddel via de pomp bijvullen
1.Tankdopklep openen, zie pagina 272.2.Tankdop voor reductiemiddel tegen de
klok in draaien en verwijderen.3.Met het vulpistool minimaal de aanbevolen
bijvulhoeveelheid, zie pagina 277, bijvullen.
De tank is vol wanneer het vulpistool voor
de eerste keer afslaat.4.Tankdop opzetten en in de richting van de
klok draaien.5.Tankdopklep sluiten.
Reductiemiddel met een fles bijvullen
1.Tankdopklep openen, zie pagina 272.2.Tankdop voor reductiemiddel tegen de
klok in draaien en verwijderen.Seite 277BrandstofMobiliteit277
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in
de vier gemonteerde banden. Het systeem
waarschuwt wanneer in een of meer banden
de bandenspanning lager is geworden. Daar‐
voor meten sensoren in de ventielen van de
banden de spanning en temperatuur van de
banden.
OpmerkingVoor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Ban‐
denspanning, zie pagina 280, in acht nemen.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspan‐
ning een reset uitgevoerd worden, anders is
een betrouwbare melding van een verlies van
bandenspanning niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
band of wiel een reset van het systeem uitvoe‐
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sys‐
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De actuele status van de RDC bandenspan‐
ningscontrole kan worden weergegeven, bijv.
of de RDC actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De status wordt weergegeven.
Toestandweergave Op het Control Display wordt de status van de
banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Alle wielen groen Systeem is actief en meldt de laatste banden‐
spanning die is opgeslagen bij de reset.
Een tot vier wielen geel Een lekke band of een aanzienlijk spannings‐
verlies in de aangegeven banden.
Wielen grijs
Het systeem herkent geen bandenpech. Rede‐
nen daarvoor zijn:▷Reset van het systeem werd uitgevoerd.▷Storing.
Extra informatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke
bandentemperatuur weergegeven. De ge‐
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Reset uitvoeren Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
band of wiel een reset van het systeem uitvoe‐
ren.
Via iDrive en aan de auto:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3.Reset bandenspanningscontrole4.Motor starten - niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Reset
uitvoeren".6.Wegrijden.Seite 288MobiliteitWielen en banden288
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
De wielen worden in het grijs weergegeven en
de status "RDC reset wordt uitgevoerd…" wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspan‐
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden au‐
tomatisch afgesloten.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weerge‐
geven en "Bandenspanningscontrole (RDC) geactiveerd. Zie bandenspanningssticker."
wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden
onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Melding wanneer controle van de
bandenspanning vereist is
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.▷Het systeem heeft de vervanging van een
wiel herkend, maar er is geen reset uitge‐
voerd.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.▷Het op spanning brengen werd niet vol‐
gens de voorschriften uitgevoerd.▷De bandenspanning is ten opzichte van de
laatste reset gedaald.
In deze gevallen:
1.Bandenspanning regelmatig controleren
en zo nodig corrigeren.2.Een reset van het systeem uitvoeren.
Melding bij te lage bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.▷Er is een bandenspanningsverlies gecon‐
stateerd.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.
In deze gevallen:
1.De snelheid verlagen en voorzichtig door‐
rijden. Snelheid van 130 km/h niet meer
overschrijden.2.Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijv. een
tankstation, de bandenspanning in alle vier
de banden controleren en zo nodig corri‐
geren.3.Een reset van het systeem uitvoeren.
Melding bij sterk verlies van
bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Bovendien wordt een symbool met de
betreffende band weergegeven in de
Check-Control-melding.
▷Er is een lekke band of een band met een
aanzienlijk spanningsverlies aanwezig.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.
In deze gevallen:
1.Snelheid verminderen en voorzichtig stop‐
pen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.2.Controleer of de auto met normale banden
of banden met noodloopeigenschappen is
uitgerust.
Banden met noodloopeigenschappen, zie
pagina 283, zijn op de zijwand gekenmerkt
met een rond symbool met de letters RSC.Seite 289Wielen en bandenMobiliteit289
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
MotorolieUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het motorolieverbruik is afhankelijk van de
rijstijl en van de gebruiksomstandigheden.
Het motorolieverbruik kan hoger zijn, bijv. in de
volgende situaties:▷Bij een sportieve rijstijl.▷Bij het inrijden van de motor.▷Bij het stationair draaien van de motor.▷Bij het gebruik van motoroliesoorten die als
ongeschikt zijn aangemerkt.
Daarom regelmatig, na elke tankbeurt, het mo‐
toroliepeil controleren.
De auto beschikt over een elektronische olie‐
peilcontrole.
De elektronische oliepeilcontrole beschikt over
twee meetprincipes:
▷Statusweergave.▷Uitvoerige meting.Elektronische
oliepeilcontrole
Statusweergave
Principe
Het motoroliepeil wordt tijdens het rijden elek‐
tronisch bewaakt en in het Control Display
weergegeven.
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Voorwaarden
Een actuele meetwaarde staat ter beschikking na ca. 30 minuten rijden. Bij een korte rit wordt
de status van de laatste, voldoende lange rit
weergegeven.
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd, re‐
gelmatig een uitvoerige meting uitvoeren.
Peil motorolie tonen Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Meldingen motorolie-indicator Afhankelijk van het motoroliepeil worden ver‐
schillende meldingen op het Control Display
weergegeven. Deze meldingen in acht nemen.
Bij een te laag motoroliepeil, binnen de vol‐
gende 200 km motorolie bijvullen, zie pa‐
gina 298.
ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade. On‐
middellijk motorolie bijvullen.◀
Seite 297MotorolieMobiliteit297
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 124,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
In de afstandsbediening wordt continu infor‐
matie opgeslagen over de onderhoudsbe‐
hoefte. De Service Partner kan deze gegevens
uitlezen en een op uw auto afgestemde onder‐
houdsbeurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten uitvoeren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuweSeite 303OnderhoudMobiliteit303
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
autobezitter worden ingezien. Daarnaast kan
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist de in de elektronische onderhoudsge‐
schiedenis opgeslagen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij zijn Service Partner be‐
zwaar maken tegen de invoer in de elektroni‐
sche onderhoudsgeschiedenis met de daar‐
mee gepaard gaande opslag van de gegevens
in de auto en de gegevensoverdracht aan de
autofabrikant gedurende de tijd dat de auto in
zijn bezit is. Er vindt dan geen invoer in de
elektronische onderhoudsgeschiedenis van de
auto plaats.
Ingevoerd onderhoud op het Control Display
weergeven, zie pagina 125.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. De fabrikant van uw auto advi‐
seert dringend, alleen een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist of andere over‐
eenkomstig geautoriseerde personen toegang
tot de contactdoos voor de On-Board-Dia‐
gnose te verlenen.◀Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden
▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is bij een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Seite 304MobiliteitOnderhoud304
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15