Page 145 of 203
Verzorging van de auto143
6. Gloeilamp uit reflectorhuis ne‐men.
7. Bij het aanbrengen van de nieuwe
gloeilamp de lipjes in de uitsparin‐ gen van het reflectorhuis steken.
8. Draadveerklem vastklikken.
9. Koplampafdekking aanbrengen en vastdraaien.
10. Zorg dat de beschermkap goed geplaatst is om binnendringende
water en veel condensvorming te
voorkomen.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht
1. Verwijder het deksel van de zeke‐
ringenkast (alleen linkerkant van
de auto).
2. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
3. Haal de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
4. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht met
leds
Zijmarkeringslicht en dagrijlicht zijn
uitgevoerd met leds en kunnen niet
worden vervangen. Neem bij een de‐
fecte led contact op met een werk‐
plaats.
Page 146 of 203
144Verzorging van de autoMistlampen
1. Verdraai het wiel en verwijder detwee drukmoeren op de buiten‐
kant van het binnenscherm.
2. Ontkoppel de stekker van de lamphouder.
3. Draai de lampeenheid linksom en
trek hem er recht uit.
4. Plaats een nieuwe lampeenheid recht in de lamp en draai hem
rechtsom.
5. Sluit de stekker weer aan.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
2. Draai de lamp linksom uit delamphouder.
3. Vervang de lamp.
4. Draai de lamphouder rechtsom in de reflector vast.
Page 147 of 203
Verzorging van de auto145AchterlichtenAchterlichten, richtingaanwijzers,
remlichten en achteruitrijlichten
1. Draai beide schroeven los.
2. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.
3. achterlicht/remlicht 1
richtingaanwijzer 2
achterlicht 3
achteruitrijlicht (passagierszijde) / mistachterlicht (bestuurderszijde)
4 .4. Lamphouder linksom draaien.
5. Lamphouder verwijderen. Gloei‐
lamp iets in lamphouder duwen,
linksom draaien, verwijderen en
nieuwe gloeilamp plaatsen.
Page 148 of 203
146Verzorging van de auto6. Steek de lamphouder in de ach‐terlicht-unit en schroef deze vast.
Stekker aansluiten. Achterlicht-
unit in carrosserie aanbrengen en boutjes vastdraaien. Afdekkingen
sluiten en vastklikken.
7. Schakel de ontsteking in en kijk of
alle lampen werken.
Zijrichtingaanwijzers
Demonteer voor het vervangen van
de gloeilamp de lampbehuizing:
1. Schuif de lamp naar voren en ver‐
wijder ze met de achterkant uit het spatbord voor.
2. Draai de lamphouder linksom uit de behuizing.
3. Trek de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
4. Breng de lamphouder aan en draai deze rechtsom.
5. Steek de voorkant in het spatbord
voor, schuif naar voren en steek
de achterkant erin.
Derde remlicht
Leds door een werkplaats laten ver‐
vangen.
Page 149 of 203
Verzorging van de auto147Kentekenverlichting
1. Draai beide schroeven los.
2. Lamphuis naar beneden toe ver‐ wijderen, hierbij niet aan de kabel
trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Verwijder de lamp uit de lamphou‐
der en vervang hem.
4. Plaats de lamphouder in het lamp‐
huis en draai hem rechtsom.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.
Binnenverlichting
Interieurverlichting, leeslampjes 1. Wrik de kant tegenover de licht‐ schakelaar met een platte schroe‐
vendraaier los om deze te verwij‐
deren (maak geen krassen).
2. Verwijder de gloeilamp.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Plaats de lampeenheid terug.
Bagageruimteverlichting
1. Lampelement met schroeven‐ draaier loswerken.
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lampelement aanbrengen.
Instrumentenverlichting Laat de gloeilampen vervangen in
een werkplaats.
Page 150 of 203
148Verzorging van de autoElektrisch systeemZekeringen Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● Linksvoor in de motorruimte.
● Achter een deksel in het instru‐ mentenpaneel aan de bestuur‐
derskant.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en het
contact uitschakelen.Er zitten verschillende soorten zeke‐
ringen in de auto. Bepaalde typen ze‐
keringen in de auto kunnen afwijken
van die in de afbeeldingen.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herken‐
baar aan de gesmolten draad. Zeke‐
ring pas vervangen wanneer de oor‐
zaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Page 151 of 203
Verzorging van de auto149
Zekeringtrekker van bovenaf op de
verschillende typen zekering zetten
en zekering lostrekken.
Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast zit linksvoor in de
motorruimte.
Maak het deksel los, til het op en ver‐
wijder het.
Page 152 of 203

150Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Achterklep2–3Verwarmbare achterruit4Verwarmbare buitenspiegel5Zonnedak6Transmissieregelmodule7Motorregelmodule8–9ABS10Carrosserieregelmodule, span‐
ning11Achteruitkijkcamera12–13–14Motorregelmodule/transmissie‐
regelmodule15Verstuiversysteem/startmotor16Brandstofpomp17Motorregelmodule118Motorregelmodule2Nr.Stroomkring19Verstuiversysteem/ontsteking20Airconditioning21Accusensor22Elektrisch stuurslot23Koelventilator laag24–25Schakelaar buitenspiegel26Motorregelmodule/geautomati‐
seerde versnellingsbakmodule27Brandstofsysteem28Remschakelaar29Stoelbezettingsherkenning30Koplampverstelling31Claxon32Mistlamp33Grootlicht links34Grootlicht rechts35–36Achterruitenwisser37Bochtverlichting linksNr.Stroomkring38Ruitensproeier39Bochtverlichting rechts40–41–42Startmotor 243Instrumentenpaneel44Geautomatiseerde versnel‐
lingsbak45Startmotor 146ABS47Koelventilator hoog48Ruitenwisser voor49Carrosserieregelmodule/
vertraagde uitschakeling stroom
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van het
zekeringenkastje weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.