Page 114 of 203

112Rijden en bedieningUitlaatgassen9Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 127, 3 181 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Om de achteruit in te schakelen, trapt u het koppelingspedaal in en selec‐
teert u de achteruitversnelling.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Page 131 of 203

Rijden en bediening1299Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft rui‐
ken. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
1. Zet de motor af.
Page 174 of 203

172Verzorging van de autoBodemplaat
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐ schermende waslaag laten controle‐
ren.
LPG-systeem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur bo‐
ven 60 °C moet de LPG-tank worden
verwijderd.
Breng geen wijzigingen in het LPG-
systeem aan.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten om‐
dat geopende klittenbandsluitin‐
gen schade aan de stoelbekleding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen wor‐
den gereinigd als de carrosserie. Zo
nodig een interieurreiniger gebruiken. Geen andere middelen gebruiken.
Vooral geen oplosmiddelen of brand‐ stof. Niet schoonmaken met hoge‐
drukreinigers.