Page 10 of 203
8Kort en bondigHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen en vastklikken.
Hoofdsteunen 3 31.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25 °).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 32, veiligheidsgor‐
dels 3 35, airbagsysteem 3 37.
Spiegelverstelling
Binnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te ver‐
plaatsen.
Spiegel met handmatige dimfunctie
3 27.
Page 11 of 203
Kort en bondig9Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Buitenspiegels 3 26, Elektrische
verstelling 3 26, Inklapbare buiten‐
spiegels 3 26.
Verwarmbare buitenspiegels 3 27.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 37, contactslot‐
standen 3 106.
Page 13 of 203

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......28
Centrale vergrendeling .........21
2 Buitenspiegels ......................26
3 Cruise control .....................121
Snelheidsbegrenzer ...........123
Verwarmd stuurwiel ..............57
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 91
Omgevingsverlichting ........... 94
Parkeerlichten ....................... 92
5 Zijdelingse luchtroosters .....102
6 Instrumenten ........................ 62
7 Driver Information Center ...... 73
8 Stuurbedieningsknoppen .....57
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor, ach‐
terruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 58
10 Middelste luchtroosters ......102
11 Alarmknipperlichten .............90
12 Info-Display ........................... 78
13 Status-led diefstalalarm‐
systeem ................................ 2514 Infotainmentsysteem
15 Handschoenenkastje ...........49
16 Verwarming en ventilatie ......95
17 AUX-ingang, USB-ingang
18 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................112
Keuzehendel,
geautomatiseerde
versnellingsbak ...................113
19 Stoelverwarming ...................34
20 Handrem ............................. 117
21 Contactslot met stuurslot ...106
22 Claxon .................................. 58
Bestuurdersairbag ...............40
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 136
24 Stuurwiel instellen ................57
25 Zekeringhouder ..................151
26 Traction Control-systeem ...118
Stadsmodus ........................ 120
Stop/Start-systeem .............108
Brandstofkeuzeschakelaar ...63
Lane Departure Warning ...125Elektronische
stabiliteitsregeling ...............119
27 Lichtschakelaar ....................89
Koplampverstelling ............... 90
Mistlamp ................................ 91
Mistachterlicht ......................91
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ......................... 92
Page 23 of 203

Sleutels, portieren en ruiten21
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der zijwaarts openen. Batterij vervan‐ gen (batterijtype CR 2032), let hierbij
op de juiste plaatsing. Handzender
sluiten en synchroniseren.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het be‐
stuurdersportier openen met de sleu‐
tel in het slot. De handzender wordt
gesynchroniseerd wanneer het con‐
tact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de vol‐ gende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opgeslagen:
● verlichting
● voorinstellingen voor infotain‐ mentsysteem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐
gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 106
wordt gedraaid.
Voorwaarde is wel dat Aanpassing
door bestuurder is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display.Dit moet worden ingesteld voor elke
gebruikte sleutel.
Persoonlijke instellingen 3 82.
Centrale vergrendeling
Portieren en bagageruimte ontgren‐
delen en vergrendelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Ontgrendelen
c indrukken.
Page 33 of 203

Stoelen, veiligheidssystemen31Stoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 31
Voorstoelen .................................. 32
Stoelpositie ................................ 32
Stoelverstelling .......................... 33
Verwarming ............................... 34
Veiligheidsgordels .......................35
Driepuntsgordel ......................... 36
Airbagsysteem ............................. 37
Frontaal airbagsysteem .............40
Zijdelings airbagsysteem ...........41
Gordijnairbagsysteem ...............42
Airbag deactiveren ....................42
Kinderveiligheidssystemen ..........43
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 45
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......48
Top-Tether-bevestigingsogen ..48Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Druk op de ontgrendelingsknop, stel
de hoogte in en klik deze vast.
Page 34 of 203
32Stoelen, veiligheidssystemenHoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Trek de hoofdsteun omhoog en laat
deze vastklikken. Omlaag zetten:
druk op de pal om de hoofdsteun los
te zetten en omlaag te drukken.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 43.
Druk beide pallen in, trek de hoofd‐
steun omhoog en verwijder deze.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Page 39 of 203
Stoelen, veiligheidssystemen37Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Gebruik van de veiligheidsgordel
tijdens de zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐ lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het activeren worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de af‐
dekkingen van de airbags en bedek
ze niet met andere materialen.
Page 40 of 203

38Stoelen, veiligheidssystemenElke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐
nen ontsnappende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Storing
Bij een storing in het airbagsysteem
licht het controlelampje v op en ver‐
schijnt er een bericht of een code op het Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Controlelampje voor airbagsystemen
3 68.Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
EN: NEVER use a rearward-facing
child restraint on a seat protected by
an ACTIVE AIRBAG in front of it;
DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur.
DE: Nach hinten gerichtete Kinder‐
sitze NIEMALS auf einem Sitz ver‐ wenden, der durch einen davor be‐
findlichen AKTIVEN AIRBAG ge‐
schützt ist, da dies den TOD oder
SCHWERE VERLETZUNGEN DES
KINDES zur Folge haben kann.
FR: NE JAMAIS utiliser un siège d'en‐
fant orienté vers l'arrière sur un siège
protégé par un COUSSIN GONFLA‐
BLE ACTIF placé devant lui, sous
peine d'infliger des BLESSURES
GRAVES, voire MORTELLES à l'EN‐ FANT.
ES: NUNCA utilice un sistema de re‐
tención infantil orientado hacia atrás
en un asiento protegido por un AIR‐
BAG FRONTAL ACTIVO. Peligro de
MUERTE o LESIONES GRAVES
para el NIÑO.
RU: ЗАПРЕЩАЕТСЯ
устанавливать детское
удерживающее устройство лицом
назад на сиденье автомобиля,
оборудованном фронтальной
подушкой безопасности, если
ПОДУШКА НЕ ОТКЛЮЧЕНА! Это
может привести к СМЕРТИ или
СЕРЬЕЗНЫМ ТРАВМАМ
РЕБЕНКА.
NL: Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een stoel met een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL van het KIND te voorkomen.