Page 91 of 203

Verlichting89VerlichtingRijverlichting................................ 89
Lichtschakelaar ......................... 89
Grootlicht ................................... 89
Lichtsignaal ............................... 89
Koplampverstelling ....................90
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 90
Dagrijlicht ................................... 90
Bochtverlichting ......................... 90
Alarmknipperlichten ...................90
Richtingaanwijzers ....................91
Mistlampen voor ........................91
Mistachterlicht ........................... 91
Parkeerlichten ........................... 92
Achteruitrijlichten .......................92
Beslagen lampglazen ................92
Binnenverlichting .........................92
Regelbare instrumentenverlichting ...........92
Leeslampen ............................... 93
Verlichtingsfuncties ......................94
Uitstapverlichting .......................94
Ontlaadbeveiliging accu ............94Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Controlelampje 8 3 72.
Achterlichten De achterlichten branden tegelijk met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Page 94 of 203

92VerlichtingParkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel de ontsteking uit.
2. De richtingaanwijzerhendel volle‐ dig omhoog- (parkeerlichten
rechts) of omlaaghalen (parkeer‐
lichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij he‐
vige regen of na een wasbeurt korte
tijd beslaan. De condens verdwijnt na
korte tijd vanzelf, om dit te versnellen
de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Page 198 of 203

196TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............174, 178
Aanduidingen op banden ..........153
Aansteker .................................... 61
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 135
Accu ........................................... 139
Achterlichten .............................. 145
Achterruitverwarming ................... 29
Achteruitrijlichten .........................92
Afmetingen auto ........................184
Airbag deactiveren ....................... 42 Airbag-deactivering ...................... 68
Airbag en gordelspanners ...........68
Airbaglabel.................................... 37
Airbagsysteem ............................. 37
Airconditioning ............................. 96
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 103
Alarmknipperlichten .....................90
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 105
Antiblokkeersysteem .................116
Antiblokkeersysteem (ABS) .........70
Asbakken ..................................... 61
Autogegevens ............................ 178
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 169Auto stallen ................................. 135
Autostop ..................................... 108
B Bagageruimte ........................ 24, 50
Bagageruimte-afdekking .............52
Bandenreparatieset ...................160
Bandenspanning .......................154
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 71, 155
Bandenspanningswaarden ........186
Batterijspanning ........................... 81
Bedieningsorganen ......................57
Bekerhouders .............................. 49
Bekleding .................................... 172
Beladingsinformatie .....................54
Beslagen lampglazen ..................92
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 121
Binnenspiegels ............................. 27
Binnenverlichting .................93, 147
Bochtverlichting ............................ 90
Boordgereedschap .....................152
Boordinformatie ........................... 79
Brandstof .................................... 127
Brandstofkeuzeschakelaar ..........63
Brandstofmeter ............................ 63
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 132
Brandstof voor benzinemotoren 127
Brandstof voor rijden op LPG .....127