Page 97 of 203

Klimaatregeling95KlimaatregelingKlimaatregelsystemen.................95
Verwarmings- en ventilatiesysteem ......................95
Airconditioning ........................... 96
Elektronisch klimaatregelsysteem ................. 98
Luchtroosters ............................. 102
Verstelbare luchtroosters ........102
Vaste luchtroosters ..................103
Onderhoud ................................. 103
Luchtinlaat ............................... 103
Pollenfilter ................................ 103
Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 103
Service .................................... 103Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
● luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 29.
Verwarmde stoelen ß 3 34.
Verwarmd stuurwiel * 3 57.
Temperatuur
Stel de temperatuur in door de tem‐
peratuurregeling te verdraaien.rood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Ventilatorsnelheid instellen door deventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Luchtverdeling
M:naar hoofdhoogte via de ver‐
stelbare luchtroostersL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte, waarbij
een klein deel van de lucht naar
de voorruit en de voorportierrui‐ ten wordt gevoerdJ:naar de voorruit en voeten‐
ruimte, waarbij een klein deel
van de lucht naar de voorpor‐
tierruiten wordt gevoerdV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Page 98 of 203
96KlimaatregelingTussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse ventilatieopeningen openen naar wens en op de zij‐
ruiten richten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
A/C:koeling4:luchtrecirculatieÜ:achterruitverwarming
Verwarmbare achterruit 3 29.
Verwarmde stoelen ß 3 34.
Verwarmd stuurwiel * 3 57.
Temperatuur
Stel de temperatuur in door de tem‐
peratuurregeling te verdraaien.rood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Ventilatorsnelheid instellen door deventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Page 99 of 203

Klimaatregeling97LuchtverdelingM:naar hoofdhoogte via de ver‐stelbare luchtroostersL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte, waarbij
een klein deel van de lucht naar
de voorruit en de voorportierrui‐ ten wordt gevoerdJ:naar de voorruit en voeten‐
ruimte, waarbij een klein deel
van de lucht naar de voorpor‐
tierruiten wordt gevoerdV:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)
Tussenstanden zijn mogelijk.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De led in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐ tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop-startsysteem 3 108.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De led in de knop brandt
om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.9Waarschuwing
U kunt slaperig worden als u lang‐
durig met ingeschakelde recircu‐
latiestand rijdt. Schakel voor frisse lucht af en toe de buitenluchtstand
in.
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐ verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐ lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
V uitzetten.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Recirculatiesysteem 4 inscha‐
kelen.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Page 100 of 203

98Klimaatregeling●Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
● Alle ventilatieopeningen openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Wanneer V wordt ingeschakeld,
werkt de airco en wordt de luchtrecir‐ culatiemodus vastgezet op de buiten‐
luchtmodus, ongeacht de status van
de indicator.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 108.
Elektronisch
klimaatregelsysteemBedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling
● luchtdebietA/C:koelingAUTO:automatische modus4:handmatig bediende lucht‐
recirculatieV:ontwasemen en ontdooienÜ:achterruitverwarming
Verwarmbare achterruit 3 29.
Verwarmde stoelen ß 3 34.
Verwarmd stuurwiel * 3 57.
Instellingen van de klimaatregeling
verschijnen op het infodisplay. Wijzi‐
gingen in instellingen verschijnen kortstondig over het momenteel
weergegeven menu heen.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Page 101 of 203

Klimaatregeling99Automatische modus AUTOHet systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, luchtverdeling, air‐ conditioning en recirculatie om de
auto tot de gewenste temperatuur te
verwarmen of koelen.
Als de controlelamp AUTO brandt,
werkt het systeem volautomatisch.
Als de instelling van de luchttoevoer‐
modus, aanjagersnelheid, recircula‐
tie of airco is aangepast, dooft het
controlelampje AUTO.
Voor een beter brandstofverbruik en snellere koeling van de auto kan de
recirculatie bij warm weer automa‐
tisch worden geselecteerd. Het recir‐
culatielampje gaat niet branden. Druk
op 4 om de recirculatiefunctie te
kiezen; druk nogmaals op de knop om
voor luchtaanvoer van buiten te kie‐
zen.
Om het systeem uit te zetten, drukt u
op stroom m.Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● Druk op AUTO. De led in de knop
brandt om activering aan te ge‐
ven.
● Open alle luchtroosters voor op‐ timale luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● Voorkeuzetemperatuur instellen. De aanbevolen temperatuur is
22 °C.
Temperatuur selecteren Stel de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde. Dit wordt aangegeven op
het display van de temperatuurrege‐
ling.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.
Als de minimumtemperatuur Lo is in‐
gesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling als de koeling A/C
actief is.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 108.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
● Druk op V. De led in de knop
brandt om activering aan te ge‐
ven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: V indrukken. Om naar
de automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
Page 102 of 203

100KlimaatregelingLet op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 108.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De led in de knop brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.9Waarschuwing
U kunt slaperig worden als u lang‐
durig met ingeschakelde recircu‐
latiestand rijdt. Schakel voor frisse lucht af en toe de buitenluchtstand
in.
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐ verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐ lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat,
moet u de ruitenwisser aanzetten en
V uitzetten.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem als volgt met de toetsen
en draaiknoppen veranderen. Wan‐
neer u een instelling verandert, wordt Automatische modus gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten. U herkent de gekozen aan‐
jagersnelheid aan het aantal segmen‐ ten op het display. Als de aanjager
wordt uitgeschakeld, wordt ook de
airconditioning gedeactiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Page 103 of 203

Klimaatregeling101Luchtverdeling
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid door de led in de
toets.
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte, waarbij
een klein deel van de lucht naar
de voorruit en de voorportierrui‐
ten wordt gevoerdJ:naar de voorruit en voeten‐
ruimte, waarbij een klein deel
van de lucht naar de voorpor‐
tierruiten wordt gevoerdV:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De led in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐ tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan Autostops
verhinderen.
Stop-startsysteem 3 108.
Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De led in de knop brandt
om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
Page 104 of 203

102Klimaatregeling9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de voorruit aan de buitenkant aandampt,moet u de ruitenwisser aanzetten.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Recirculatiesysteem 4 inscha‐
kelen.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste standzetten.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
● Alle ventilatieopeningen openen.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is moet er minimaal een luchtroosteropenstaan.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.