Page 129 of 203

Rijden en bediening127Brandstof
Brandstof voor benzinemotoren
Gebruik uitsluitend ongelode brand‐
stof die voldoet aan de Europese
norm EN 228 of E DIN 51626-1 of
gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen oc‐
taangetal gebruiken. Voor de motor‐
specifieke vereisten verwijzen we u
naar het overzicht motorgegevens
3 181. Eventuele andere informatie
op een label op de tankklep heeft al‐
tijd prioriteit.Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen be‐
standdelen bevatten, zoals addi‐
tieven op mangaanbasis. Dat kan
motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐ doet aan EN 228 of E DIN 51626-1
of soortgelijk, kan leiden tot afzet‐
tingen of motorschade.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
Brandstof voor rijden op
LPG
Vloeibaar gas is bekend als LPG (Li‐ quefied Petroleum Gas) of onder de
Franse benaming GPL (Gaz de Pé‐
trole Liquéfié). LPG wordt ook wel Au‐ togas genoemd.
LPG bestaat voornamelijk uit propaan
en butaan. Het octaangetal ligt tussen
105 en 115, afhankelijk van de pro‐
paanverhouding. LPG wordt vloei‐
baar opgeslagen bij een druk van vijf
tot tien bar.
Het kookpunt hangt af van de druk en de mengverhouding. Bij omgevings‐
druk ligt dit tussen -42 °C (pure pro‐
paan) en -0,5 °C (pure butaan).Voorzichtig
Het systeem werkt bij een omge‐
vingstemperatuur van ong. -8 °C
tot 100 °C.
De volledige werking van het LPG-
systeem kan alleen worden gegaran‐ deerd met vloeibaar gas die aan de
minimale eisen van DIN EN 589 vol‐
doet.
Brandstofkeuzeschakelaar
Page 130 of 203

128Rijden en bedieningAls u op LPG drukt, wordt tussen rij‐
den op benzine en rijden op vloeibaar
gas geschakeld zodra de vereiste pa‐
rameters (koelvloeistoftemperatuur,
gastemperatuur en minimaal motor‐
toerental) zijn bereikt. Er wordt ge‐
woonlijk aan de vereisten voldaan na ong. 60 seconden (afhankelijk van de buitentemperatuur) en de eerste keerdat stevig op het gaspedaal wordt ge‐ drukt. De led-status toont de huidige
werkingsmodus.Led uit:rijden op benzineLed
knippert:voorwaarden voor over‐
schakelen op rijden op
LPG controleren. Licht
op als aan de voorwaar‐
den voldaan is.Led aan:rijden op LPGLed knip‐
pert vijf
keer en
dooft:LPG-tank is leeg of sto‐
ring in LPG-systeem. Er
verschijnt een bericht op
het Driver Information
Center.
Als de brandstoftank leeg is, start de
motor niet.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de LPG-tanks leeg zijn, wordt
tot aan het uitschakelen van de ont‐ steking automatisch op benzine over‐
geschakeld.
Bij het automatisch omschakelen van rijden op benzine op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
De benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelampje Y op‐
licht en dan opnieuw tanken. Zo blijft
de brandstofkwaliteit op peil en rijdt
het systeem goed op benzine.
De auto regelmatig voltanken om cor‐
rosie in de tank tegen te gaan.
Storingen en oplossingen
Loop de volgende punten na als over‐ schakelen op gas niet mogelijk is:
● Is er voldoende LPG aanwezig?
● Is er voldoende benzine om te starten?Bij extreme temperaturen in combi‐
natie met de gassamenstelling duurt
het wellicht langer voordat het sys‐
teem van benzine op gas overscha‐
kelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook weer terugschakelen naar ben‐
zine als niet aan de minimumvereis‐
ten is voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op LPG.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
LPG heeft een specifieke geur gekre‐
gen om eventuele lekken eenvoudig
te kunnen opsporen.
Page 131 of 203

Rijden en bediening1299Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft rui‐
ken. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
1. Zet de motor af.
Page 132 of 203
130Rijden en bediening
2. Trek de ontgrendelingshendelvan de tankklep linksvoor naast
de bestuurdersstoel omhoog.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
3. Draai de tankdop langzaam linksom. Wacht totdat een even‐
tueel sissend geluid is gestopt
voordat u de dop geheel losdraait.
4. Verwijder de dop. De dop zit met een kettinkje aan de auto.
5. Draai de dop na het tanken weer vast. Draai deze rechtsom vast
totdat u een aantal klikken hoort.
6. Druk de tankklep dicht totdat deze
vergrendelt.
Let op
Als bij koud weer de brandstofvul‐
klep niet open gaat, tik dan lichtjes
op de klep. Probeer de klep daarna
opnieuw te openen.Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
LPG tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor LPG bevindt zich
achter de tankdop.
Schroef de tankdop van de vulpijp.
De beschermkap is magnetisch.
Plaats hem tijdens het tanken in de
tankklep.
Page 133 of 203

Rijden en bediening131
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk
de vergrendelhefboom op het vul‐
mondstuk omlaag.
DISH-vulpijp: Plaats het vulmondstuk
in de adapter. Druk de vergrendelhef‐
boom op het vulmondstuk omlaag.
Bajonetvulpijp: Plaats het vulmond‐
stuk op de adapter en draai deze een kwartslag rechts- of linksom. Trek de
vergrendelhefboom van het vulmond‐ stuk geheel omhoog.
EURO-vulpijp: Druk het vulmondstuk
op de adapter totdat het vastklikt.
Druk op de knop van de pomp voor
vloeibaar gas. Het vulsysteem stopt
of gaat langzaam werken als de tank
voor 80% gevuld is (maximumpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Ontgrendel de
vergrendelhefboom en verwijder het
vulmondstuk. Een kleine hoeveelheid vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg deze
goed in de auto op.
Breng de tankdop aan, opdat er geen vreemde voorwerpen in de vulope‐
ning en het systeem komen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Omwille van de veiligheid mag de
LPG-tank maar tot 80% worden
gevuld.
De combiklep op de LPG-tank be‐
perkt de vulhoeveelheid automatisch.
Bij meer bijtanken raden wij aan de
auto niet in de zon te zetten totdat het overschot verbruikt is.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet gestan‐
daardiseerd zijn, hebt u verschillende adapters nodig. Deze zijn verkrijg‐baar bij Opel Partners en Opel Ser‐vice Partners.
ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
Page 134 of 203

132Rijden en bediening
Bajonetadapter: Nederland, Noorwe‐
gen, Spanje, Verenigd Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
DISH-adapter: Oostenrijk, Bosnië-
Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Tsje‐
chische Republiek, Denemarken,
Estland, Frankrijk, Griekenland, Hon‐ garije, Italië, Letland, Litouwen, Ma‐
cedonië, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Zweden,
Zwitserland, Turkije, Oekraïne
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Brandstofverbruik -
CO 2-uitstoot
Het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van de Opel Karl ligt tussen
4,6 en 4,1 l/100 km.
In bepaalde landen wordt het brand‐
stofverbruik weergegeven in km/l. In
dit geval ligt het brandstofverbruik (gecombineerd) van de Opel Karl tus‐ sen 21,7 en 24,3 km/l.
De CO 2-emissie (gecombineerd) ligt
tussen 106 en 94 g/km.
Raadpleeg voor de waarden die spe‐ cifiek voor uw auto gelden het ‘EEC
Certificate of Conformity’ dat bij uw
auto werd geleverd of de andere na‐
tionale autopapieren.
Algemene informatie De officiële waarden voor het brand‐
stofverbruik en de specifieke CO 2-
emissie zijn gebaseerd op het Euro‐ pese basismodel met standaarduit‐
rusting.
Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening R (EG)
Page 135 of 203
Rijden en bediening133nr. 715/2007 (in de meest recente van
toepassing zijnde versie), waarbij re‐
kening wordt gehouden met het ge‐
wicht van de auto in bedrijfstoestand, zoals voorgeschreven door de veror‐
dening.
De gespecificeerde waarden zijn
slechts bedoeld om de verschillende
voertuigmodellen te kunnen vergelij‐
ken. Ze vormen geen garantie voor
het werkelijke brandstofverbruik van
een bepaalde auto. Accessoires lei‐
den mogelijk tot een geringe verho‐
ging ten opzichte van het opgegeven
brandstofverbruik en de CO 2- emis‐
sie.
Het brandstofverbruik hangt boven‐
dien af van de persoonlijke rijstijl, de
staat van het wegdek en de verkeers‐ omstandigheden.
Page 136 of 203

134Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................135
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 135
Auto stallen .............................. 135
Verwerking van sloopauto .......136
Controle van de auto .................136
Werkzaamheden uitvoeren .....136
Motorkap ................................. 136
Motorolie .................................. 137
Koelvloeistof ............................ 138
Sproeiervloeistof ......................139
Remmen .................................. 139
Remvloeistof ............................ 139
Accu ........................................ 139
Wisserblad vervangen .............141
Gloeilamp vervangen .................141
Halogeenkoplampen ...............142
Mistlampen .............................. 144
Richtingaanwijzers vooraan ....144
Achterlichten ............................ 145
Zijrichtingaanwijzers ................146
Derde remlicht ......................... 146
Kentekenverlichting .................147Binnenverlichting .....................147
Instrumentenverlichting ...........147
Elektrisch systeem .....................148
Zekeringen .............................. 148
Zekeringenkast in motorruimte 149
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................151
Boordgereedschap ....................152
Gereedschap ........................... 152
Velgen en banden .....................153
Winterbanden .......................... 153
Aanduidingen op banden ........153
Bandenspanning .....................154
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 155
Profieldiepte ............................ 159
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 159
Wieldoppen ............................. 159
Sneeuwkettingen .....................160
Bandenreparatieset .................160
Wiel verwisselen ......................163
Reservewiel ............................. 165
Starthulp gebruiken ...................168
Trekken ...................................... 169
Auto slepen ............................. 169Verzorging van uiterlijk ..............170
Verzorging exterieur ................170
Verzorging interieur .................172