Page 89 of 340

87
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.Wanneer de motor niet wil starten:
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneelStarten van de autoAutomatische bediening
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R.
R everse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5 6.
V
ersnellingen bij handmatig
schakelen.
AUTO.
G
aat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit als
u kiest voor handmatige bediening.
F
T
rap het rempedaal in als
dit verklikkerlampje knippert
(bijv.: starten van de motor). F
Z
et om de motor te starten de
selectiehendel in de stand N .
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
S
tart de motor.
-
a
ls de aanduiding N
knippert op het
instrumentenpaneel: zet
de selectiehendel in de
stand A en vervolgens in
de stand N ,
F
S
electeer een stand (stand A
(automatische stand) of stand M
(handbediende stand)) of de
achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij.
F
N
eem uw voet van het rempedaal en geef
gas.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO en 1, 1
o
f R . F
S
tart de auto en selecteer de stand A om
voor de automatische bediening te kiezen.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg.
-
a
ls de melding "Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven:
trap het rempedaal steviger in.
5
Rijden
Page 90 of 340

88
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als
de auto volledig tot stilstand is
gekomen. Op het display van het
instrumentenpaneel wordt een
pictogram weergegeven.
Handmatig schakelen Handmatig schakelen
Bij krachtig accelereren wordt de
hoogste versnelling niet ingeschakeld
als de bestuurders de flippers achter
het stuurwiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R) uitsluitend als de auto volledig
stilstaat en de voet op het rempedaal
wordt gehouden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.
F
B
edien de flippers "+" of "-".
De versnellingsbak wordt dan in de gevraagde
versnelling geschakeld, als de snelheid van
de auto en het motortoerental dit toestaan. De
aanduiding AUTO blijft op het display staan.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand. F
Z
et na het starten de selectiehendel in de
stand M om handmatig te schakelen.
F
B
eweeg de hendel in de richting van het
symbool "+" om op te schakelen.
F
B
eweeg de hendel in de richting van het
symbool "-" om terug te schakelen.
De achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen worden weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
Rijden
Page 91 of 340

89
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Storing
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N
staat en de handrem is aangetrokken. Als dit verklikkerlampje en AUTO
bij het aanzetten van het contact
gaan knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal volledig ingetrapt.
Trek de handrem stevig aan om de auto
volledig te blokkeren.
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
5
Rijden
Page 92 of 340

90
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie,
-
p
rogramma Sport: dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl
mogelijk,
-
p
rogramma Sneeuw: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Automatische transmissie
1. Selectiehendel.
2. T o e t s "S" (spor t) .
3.
To e t s "T " (sneeuw).
Schakelpatroon Selectiehendel
P.
Parkeerstand.
-
S tilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
-
S
tarten van de motor.
R.
A
chteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
N
eutraalstand.
-
S
tilzetten van de auto, met aangetrokken
handrem.
-
S
tarten van de motor.
D.
A
utomatische werking.
M + / - .
Z
elf schakelen tussen de vier
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnelling op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel kort naar
achteren om één versnelling terug te
schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
T .
Programma Sneeuw
1
2 3 4.
In
geschakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
O
ngeldige waarde bij handmatig schakelen
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in (bijv.:
starten van de motor).
Rijden
Page 93 of 340

91
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
F Trek de handrem aan.
F S electeer de stand P of N .
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de handrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de handrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en transmissie. Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de vier
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
5
Rijden
Page 94 of 340

92
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Programma's Sport en
Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
T Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Terugkeren naar het
automatische programma
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M om sequentieel
te
schakelen tussen de vier versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
T
rek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
F
O
m terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Rijden
Page 95 of 340

93
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de
stand N zetten en de handrem
aantrekken.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit
op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de
stand P , of R vanuit de stand N . Dit beschadigt
de transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
seconden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Parkeren van de auto
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Onjuiste waarde bij handmatige
bedieningVoordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
5
Rijden
Page 96 of 340

94
2008_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Opschakelindicator
Werking
- U rijdt in de derde versnelling. Voorbeeld:
-
U t
rapt het gaspedaal in. -
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij een elektronisch gestuurde of
automatische versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand. Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Rijden