Page 177 of 367
Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
165F1A0374
173
Page 178 of 367
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
166F1A0387
174
VEILIGHEID
Page 179 of 367

BELANGRIJK
114) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat
deze het correct openen van de passagiersairbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
115) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom
moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
175
Page 180 of 367

ZIJAIRBAGS
116) 117) 118) 119) 120) 121) 122) 123) 124) 125)
126) 127) 128)
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier, zijairbags voor bestuurder en
passagier voor bescherming van borst
en schouders (voor bepaalde
versies/markten) en hoofdairbags voor
het beschermen van de hoofden van de
inzittenden voor- en achterin.
Zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) beschermen de inzittenden bij
middelzware zijdelingse botsingen,
door de airbag tussen de inzittende en
de interieurdelen van de zijstructuur
van het voertuig op te blazen. Als
de zijairbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), betekent dit niet dat het systeem
slecht functioneert.
In geval van een zijdelingse botsing
zorgt een regeleenheid ervoor dat de
kussens worden opblazen. De kussens
blazen onmiddellijk op tussen het
lichaam van de inzittenden en de
voertuigdelen die letsel zouden kunnen
veroorzaken. Meteen hierna lopen ze
weer leeg.De zijairbags (voor bepaalde versies/
markten) zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Draag dus altijd veiligheidsgordels,
zoals trouwens bij de wet
voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
ZIJAIRBAGS VOORIN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit kussens die zich in de
rugleuning van de voorstoelen fig. 167
bevinden en die de borst en schouders
van de inzittenden bij middelzware
zijdelingse botsingen beschermen.HOOFDAIRBAGS
(WINDOW BAGS)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit twee gordijnairbags
die in de zijkant van de dakbekleding
zijn opgenomen en zijn afgedekt met
afwerkingselementen fig. 168.
De hoofdairbags bieden bescherming
aan het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin bij een zijdelingse botsing,
dankzij het grote oppervlak dat zij in
opgeblazen toestand beslaan.
BELANGRIJK Het systeem biedt de
beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de hoofdairbag zo
goed mogelijk opgeblazen kan worden.
167F1A0160
168F1A0333
176
VEILIGHEID
Page 181 of 367

BELANGRIJK De frontairbags en/of
zijairbags kunnen geactiveerd worden
bij krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie (bijv. heftige botsing
tegen drempels of stoepranden, grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
etc.).
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.
BELANGRIJK Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van het
voertuig moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksaanwijzing van de airbags en
bovengenoemde waarschuwingen,
en moet dit "Instructieboek" aan de
nieuwe eigenaar worden overhandigd.
BELANGRIJK Gordelspanners, front-
en zijairbags worden op verschillende
manieren geactiveerd, afhankelijk van
het type botsing. Als een of meerdere
van deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
BELANGRIJK
116) Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het
gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens
het opblazen te voorkomen.
117) Steek nooit het hoofd, de armen
of ellebogen uit het raam.118) Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje
gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden (samen
met het bericht op het display,
voor bepaalde versies/markten),
dan is er mogelijk een storing
in de veiligheidssystemen; in dat
geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
op verkeerde wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het
Fiat Servicenetwerk.
119) Bedek bij auto's met zijairbags
de rugleuning van de voor- en
achterstoelen niet met extra
hoezen.
120) Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en houd
niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel veroorzaken
als de airbag in werking treedt.
121) Rijd altijd met de handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam.
Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
177
Page 182 of 367

122) Wanneer de contactsleutel is
ingebracht en naar de stand MAR
is gedraaid, kunnen de airbags
ook geactiveerd worden als de
stilstaande auto door een andere
auto wordt aangereden, ook al
is de motor afgezet. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood
van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP
staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerdwordt. In dat geval duidt de
uitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
123) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of
overstromingen het
airbagsysteem door het Fiat
Servicenetwerk controleren.
124) Wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, gaat de led
op de knop
op het dashboard
enkele seconden knipperen (het
aantal seconden kan van het land
afhangen) om de correcte werking
van de led op de knop te
controleren.
125) Reinig de stoelen niet met
water of stoom onder druk (met
de hand of in een automatisch
wasstation voor stoelen)
126) De frontairbags hebben een
hogere activeringsdrempel dan de
gordelspanners. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in
werking.
127) Hang geen harde voorwerpen
aan de kledinghaken of de
steunhandgrepen.128) De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die
dus altijd gedragen moeten
worden.
178
VEILIGHEID
Page 183 of 367
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN ..........................180
PARKEREN .....................................181
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK ......................183
TIPS VOOR HET LADEN .................184
BRANDSTOFBESPARING ...............185
AANHANGERS TREKKEN ..............187
WINTERBANDEN ............................195
SNEEUWKETTINGEN .....................195
LANGDURIGE STILSTAND..............196
179
Page 184 of 367

MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
27) 28)
129)
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel gaan
branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
endoven. Hoe warmer de
motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV
zodra het waarschuwingslampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan de sleutel
naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij het voertuig zijn geleverd.
BELANGRIJK Ga onmiddellijk naar het
Fiat Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel vast blijft branden.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
nooit in de MAR stand bij afgezette
motor.
29)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
30) 31)
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
32) 33)
BELANGRIJK
27) Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van het voertuig te
eisen (bijv. snel accelereren, lange
afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
28) Laat de contactsleutel nooit in
de stand MAR staan als de motor
is afgezet, om te voorkomen dat
de accu leeg raakt door onnodig
stroomverbruik.
180
STARTEN EN RIJDEN