Page 81 of 367

42) Zorg ervoor dat de opstaptrede
goed vergrendeld is met de
aanwezige bevestigingssystemen
voor, na en tijdens het gebruik.
Onvolledig uit- of inschuiven kan
leiden tot een onjuiste beweging
van de opstaptrede met het
daaruit voortvloeiende risico's
voor de chauffeur en externe
gebruikers.
43) De opstaptrede steekt enigszins
buiten het voertuig uit, ook als hij
ingeschoven is, daarom wordt
het werkingsbereik van achterste
parkeersensoren, indien
aanwezig, enigszins beperkt.
BELANGRIJK
5) De aanwezigheid van de
opstaptrede kan de
naderingshoeken bij
oploophoeken beperken; het
wordt daarom geadviseerd, in
geval van een erg steile helling,
uiterst voorzichtig te zijn om de
opstaptrede niet te beschadigen.
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
Met de schakelaars fig. 118 op de
binnenkant van de armleuning van het
bestuurdersportier kunnen, met de
contactsleutel in de stand MAR, de
volgende bedieningen uitgevoerd
worden:
A: zijruit linksvoor openen/sluiten.
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten.
Continue automatische
werking
Alle versies zijn voorzien van
automatische bediening omhoog en
omlaag van de ruit aan bestuurderszijde
voor.Druk langer dan een halve seconde op
een van de bedieningstoetsen om de
automatisch ononderbroken werking
van de ruit in te schakelen. De ruit stopt
wanneer de eindaanslag wordt bereikt,
of wanneer de toets opnieuw wordt
ingedrukt.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
de stand STOP staat of verwijderd
is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer
3 minuten worden bediend. Het
systeem wordt echter uitgeschakeld als
een van de portieren wordt geopend.
Voorportier
passagierszijde
Een speciale schakelaar voor de
bediening van de ruit bevindt zich op de
binnenkant van de armsteun van het
voorportier aan passagierszijde.
44)
118F1A0125
77
Page 82 of 367

BELANGRIJK
44) Oneigenlijk gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en
tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende
ruiten of door voorwerpen die
door de ruit worden meegesleept
of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het
voertuig wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse
bediening van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor
de achtergebleven passagiers.
.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒open het bestuurdersportier om bij
de ontgrendelhendel van de
motorkap te kunnen komen;
❒trek de hendel fig. 119 in de richting
van de pijl;
❒trek de hendel A fig. 120 omhoog
zoals afgebeeld in de figuur;
❒til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang uit de fig.
121 uit de vergrendeling D; steek
vervolgens het uiteinde C fig. 122 van
de stang in de zitting E.
BELANGRIJK Controleer, voordat de
motorkap wordt opgetild, of de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen.SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere
hand de stang C fig. 122 uit de zitting
E en zet hem terug in vergrendeling
D fig. 121;
❒laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en
laat hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en
niet alleen met de beveiliging is
vergrendeld door te proberen hem op
te tillen. Als de motorkap niet perfect
gesloten is, probeer dan niet erop
te drukken maar open hem opnieuw
en herhaal de handeling.
119F1A0126
120F1A0339
78
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 83 of 367

BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
45) 46) 47)BELANGRIJK
45) Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd
perfect gesloten zijn. Controleer
dus altijd of de motorkap goed
gesloten en vergrendeld is. Mocht
men tijdens het rijden merken
dat de motorkap niet goed
vergrendeld is, stop dan
onmiddellijk en sluit de motorkap
op de correcte manier.
46) Een onjuiste plaatsing van de
steunstang kan leiden tot een
plotselinge val van de motorkap.
47) Verricht deze handelingen
uitsluitend bij stilstaande auto.
IMPERIAAL/SKIDRAGER
Gebruik voor de montage van de
imperiaal/skidrager, bij de voorbereiding
voor de uitvoeringen H1 en H2, de
daarvoor bestemde pennen op de
dakranden fig. 123.
Voertuigen met lange wielbasis hebben
8 pennen; voertuigen met korte of
medium wielbasis hebben 6 pennen;
voertuigen met extra lange wielbasis
hebben 10 pennen.
48) 49)
6) 7)
BELANGRIJK Neem de aanwijzingen
die bij de installatiekit zijn geleverd
in acht. De montage moet worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel.
121F1A0349
122F1A0129
123F1A0130
79
Page 84 of 367

BELANGRIJK
48) Controleer na enkele kilometers
rijden of de schroeven van de
bevestigingen nog goed zijn
vastgedraaid.
49) Verdeel de lading gelijkmatig en
houd bij het rijden rekening met
een verhoogde
zijwindgevoeligheid.
BELANGRIJK
6) Houd u aan de van toepassing
zijnde wetten met betrekking
tot de maximale afmetingen.
7) Overschrijd nooit de maximum
toegestane belastingen (zie
hoofdstuk“Technische gegevens).
KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. De koplampen
moeten juist gericht zijn om de beste
zichtcondities aan alle bestuurders
te garanderen, terwijl met
ingeschakelde koplampen wordt
gereden. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Het voertuig helt achterover indien
beladen. Hierdoor schijnt de lichtbundel
meer naar boven.
In dat geval moeten de koplampen
opnieuw worden afgesteld.Hoogteregeling
koplampen
Druk opofop het
bedieningspaneel fig. 124.
Het display op het instrumentenpaneel
geeft de ingestelde stand aan.
BELANGRIJK Controleer de afstelling
van de koplampen elke keer dat het
gewicht of de verdeling van de lading
verandert.
MISTLAMPEN
AFSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
MODEMODE
124F1A0326
80
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 85 of 367

KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor
gebruik in het land waar het voertuig
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden
wordt in landen waar op de andere
weghelft wordt gereden, dient de
richting van de bundel gewijzigd te
worden door een speciale folie op de
koplamp aan te brengen, zodat
verblinding van tegenliggers wordt
voorkomen. Voor het afdekken van de
koplampen is een speciale folie
opgenomen in het assortiment
Lineaccessori Fiat dat verkrijgbaar is bij
het Fiat Servicenetwerk.ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
remkracht, zodat het voertuig ook
tijdens paniekremmen onder controle
gehouden kan worden.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het ABS garandeert de
richtingstabiliteit van het voertuig tijdens
het remmen en optimaliseert
tegelijkertijd de remweg.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat zorgt voor de verdeling
van de remkracht tussen de voor- en
de achterwielen.BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
50)
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS wordt ingeschakeld omdat er
een lichte trilling van het rempedaal
voelbaar is en het systeem iets meer
geluid maakt: dit geeft aan dat de
snelheid moet worden aangepast aan
het type wegdek waarop wordt
gereden.
51) 52) 52) 53) 54) 55) 56) 57)
MSR
(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt door het
motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van het voertuig
kan leiden.
81
Page 86 of 367

BELANGRIJK
50) Het ABS benut zoveel mogelijk
de beschikbare grip maar kan
deze niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde
weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
51) Wanneer het ABS ingrijpt en
trillingen in het rempedaal worden
gevoeld, moet u niet bang zijn
om het pedaal stevig ingedrukt te
houden. Zo zorgt het systeem
voor de kortste remweg op basis
van de conditie van het wegdek.
52) Het ABS wordt ingeschakeld
wanneer de griplimiet van de
banden op het wegoppervlak
wordt bereikt: minder uw snelheid
in overeenstemming met de
beschikbare grip
53) Het ABS kan de door het wegdek
geboden grip niet boven de
limieten van de natuurkundige
wetten laten toenemen.54) Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige
snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of
aquaplaning.
55) De capaciteiten van het ABS
mogen nooit op onverantwoorde
en gevaarlijke wijze worden
uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van
anderen in gevaar komt.
56) Voor een goede werking van het
ABS moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in
perfecte conditie verkeren en
vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
57) Ook als het noodreservewiel
(voor bepaalde versies/markten)
wordt gebruikt, blijft het ABS
werken. Onthoud altijd dat het
noodreservewiel kleiner is dan de
originele band waardoor minder
grip wordt geboden.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(voor bepaalde versies/markten)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van het
voertuig onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht naar de
juiste wielen te sturen. Ook het door de
motor geleverde koppel kan verlaagd
worden om de controle over het
voertuig te behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt
deze met de werkelijke baan van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan
afwijkt van de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
❒Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
82
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 87 of 367

❒Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem bestaat uit de
volgende subsystemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒HBA
❒ERM
❒HDC
58) 59) 60)
TUSSENKOMST VAN HET
SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen.
Het wordt in de volgende gevallen
automatisch geactiveerd:
❒opwaarts: als het voertuig stilstaat op
een weg met een hellingspercentage
van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere
dan achteruit);
❒neerwaarts: als het voertuig stilstaat
op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5%
met draaiende motor, ingetrapt
rempedaal en de versnellingsbak in
de achteruit geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit
geluid wijst erop dat het voertuig weldra
in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; laat het voertuig
dus nooit achter zonder de handrem te
hebben aangetrokken, de motor te
hebben uitgeschakeld en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
zodat het geparkeerde voertuig in
veilige toestand verkeert (lees ook de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Het grijpt automatisch in
als één of beide aandrijfwielen slippen,
grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en bij het optrekken op
glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen
twee verschillende regelsystemen
worden geactiveerd:
83
Page 88 of 367

❒als beide aandrijfwielen doorslippen,
grijpt het ASR-systeem in door het
door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
❒als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
62)
Inschakeling/uitschakeling van het
ASR-systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op knop
ASR OFF fig. 125 te drukken.
61)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display.
Wanneer het systeem niet actief is, gaat
de led op de knop ASR OFF branden
en verschijnt er bij sommige versies een
bericht op het display.
Als het ASR tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld, dan wordt het
automatisch, de volgende keer dat de
auto gestart wordt, weer ingeschakeld.
Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren. Het
systeem detecteert het noodremmen
door de snelheid en de kracht waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt te
controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe.
Dit kan de remweg verkorten en dus
vormt het HBA-systeem een aanvulling
op het ABS.Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
63) 64) 65)
ERM ELECTRONIC ROLLOVER
MITIGATION SYSTEM
(Electronic Rollover Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken.
125F1A0324
84
WEGWIJS IN UW AUTO