Page 161 of 367

BELANGRIJK
99) Druk tijdens het rijden nooit op
knop C fig. 150.
100) De hoogte van de
veiligheidsgordels mag alleen
ingesteld worden bij stilstaande
auto.
101) Controleer na de afstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is
bevestigd, in één van de vaste
standen is geblokkeerd. Om dit te
doen, de hendel loslaten en de
gordel omlaag trekken tot het
bevestigingspunt in één van de
mogelijke standen blokkeert.
SBR-SYSTEEM
IN HET KORT
Het voertuig is uitgerust met een Seat
Belt Reminder systeem (SBR),
bestaande uit een zoemer en een
knipperend lampje
op het
instrumentenpaneel die de
bestuurder waarschuwen dat de
veiligheidsgordel moet worden
vastgemaakt.
De zoemer kan als volgt uitgeschakeld
worden (tot de volgende keer dat de
motor wordt afgezet):
❒leg de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde om;
❒draai de contactsleutel in de stand
MAR;
❒wacht minstens 20 seconden en
maak vervolgens een van de
veiligheidsgordels los.
Voor het permanent uitschakelen van
dit systeem, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk.
Op versies met een digitaal display kan
het SBR-systeem alleen opnieuw
worden ingeschakeld door het Fiat
Servicenetwerk.Het SBR-systeem kan ook via het
setup menu van het display opnieuw
worden ingeschakeld.
157
Page 162 of 367

GORDELSPANNERS
Voor een nog doeltreffender
bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Bij een frontale of
zijdelingse botsing, trekken de
gordelspanners de gordel enige
centimeters aan. Op die manier worden
de inzittenden veel beter op hun plaats
gehouden en wordt de voorwaartse
beweging ingeperkt.
De rolautomaat blokkeert als de
gordelspanner in werking is geweest;
het oprollen van de gordel is niet meer
mogelijk, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door
extreme natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.)
met water en modder in contact
is geweest, dan moet hij absoluut
worden vervangen.
102)
26)
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een krachtbegrenzer
die bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.ALGEMENE
AANWIJZINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt
gebruikt houden en moet ook de
inzittenden deze voorschriften doen
naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd
om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
153).
103) 104) 105) 106) 107)
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
158
VEILIGHEID
Page 163 of 367

❒zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat
niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook steeds als de
gordelspanners werden geactiveerd.
❒Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze
in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve reinigingsmiddelen,
bleekmiddel, verf of andere stoffen
die het weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
❒zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen gegarandeerd
als ze droog blijven;
❒vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
102) De gordelspanner kan slechts
één maal gebruikt worden. Nadat
ze in werking zijn getreden
moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen
worden.
103) Zorg dat de gordelband nooit
gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst
liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het
bekken (zoals aangegeven in fig.
154) en dus niet over de buik
liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.)
tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
153F1A0148
154F1A0149
155F1A0150
159
Page 164 of 367

104) Voor optimale bescherming
moet de rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen
de rugleuning aanzitten en moet
de gordel goed aansluiten op
de borst en het bekken. Draag
altijd veiligheidsgordels, zowel
voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij ongeval
het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan
zelfs de dood tot gevolg hebben.
105) Het demonteren of aanpassen
van onderdelen van de
veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste
verboden. Werkzaamheden aan
deze onderdelen moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd en
erkend personeel. Wend u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
106) Nadat een gordel aan een
zware belasting is blootgesteld
(bijvoorbeeld bij een ongeval),
moet de gordel compleet met de
verankeringen,
bevestigingsbouten en de
gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade
is, kan de gordel toch verzwakt
zijn.107) Elke gordel kan slechts een
enkele persoon beschermen.
Vervoer nooit kinderen op
de schoot van inzittenden met één
veiligheidsgordel voor beiden fig.
155. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam
van een inzittende.
BELANGRIJK
26) Werkzaamheden die leiden tot
stoten, trillingen of plaatselijke
verhittingen in de zone rond de
gordelspanner (hoger dan 100°C
gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanners
beschadigen of onbedoeld in
werking doen treden. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze
componenten.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle passagiers zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen.
Dit geldt des te meer voor kinderen.
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EC.
Vergeleken met volwassen is het hoofd
van kleine kinderen in verhouding met
de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en
de botstructuur van kinderen zijn nog
niet volledig ontwikkeld. Kinderen
moeten daarom met geschikte
beveiligingssystemen worden
beschermd die verschillen van de
veiligheidsgordels voor volwassenen.
De onderzoeksresultaten naar de beste
bescherming van kinderen zijn
opgenomen in de Europese
verordening ECE-R44. Deze
verordening bepaalt het verplichte
gebruik van kinderzitjes en verdeelt
deze in vijf groepen:
160
VEILIGHEID
Page 165 of 367

Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Zoals men kan opmerken, bestaat er
een gedeeltelijke overlapping tussen de
groepen. Er zijn dan ook systemen in
de handel verkrijgbaar die geschikt zijn
voor meer dan één gewichtsgroep.
Alle kinderzitjes moeten voorzien zijn
van de certificatiegegevens, evenals
een goed vastgehecht plaatje met het
controleteken dat nooit verwijderd mag
worden.
Kinderen langer dan 1,50 m worden
wat de beveiligingssystemen betreft
gelijkgesteld aan volwassenen en
moeten de standaard veiligheidsgordels
dragen.
In het Fiat Lineaccessori-assortiment
zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het
gebruik van deze kinderzitjes is sterk
aanbevolen, want ze zijn speciaal
ontworpen voor Fiat voertuigen.
108)
GROEP 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, waarbij het achterhoofd
wordt gesteund en bij plotseling
remmen de nek niet wordt belast.
Het babyzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals weergegeven in
fig. 156 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
109) 110)
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en
18 kg mogen in de rijrichting vervoerd
worden, in een kinderzitje met een
kussen aan de voorkant, waarbij zowel
het kind als het kinderzitje door de
veiligheidsgordel van het voertuig
worden vastgehouden fig. 157.
109) 110)
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 158.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het
onderste gordelgedeelte moet over
het bekken en niet over de buik liggen.
109)
156F1A0151
157F1A0152
161
Page 166 of 367
GROEP 3
De borstomvang van kinderen met een
gewicht tussen 22 en 36 kg is groot
genoeg om gewoon tegen de
rugleuning te kunnen steunen zonder
gebruik te maken van een kinderzitje.
In de fig. 159 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op de
achterstoel weergegeven.
109)
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
158F1A0153
159F1A0154
162
VEILIGHEID
Page 167 of 367
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
Het voertuig voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende
plaatsen in het voertuig overeenkomstig de volgende tabel (de tabel heeft betrekking op Bestel-, Combi- en Panoramaversies):
Groep Gewichtsgroep CABINE 1e en 2e RIJ STOELEN
Eén- of
tweepersoonsbank
(1 of 2 passagiers)Passagier links
achterinPassagier rechts
achterinPassagier in het
midden
Groep 0, 0+ Tot 13 kgUUUU
Groep 1 9–18 kgUUUU
Groep 2 15–25 kgUUUU
Groep 3 22–36 kgUUUU
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
163
Page 168 of 367

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
❒Het wordt aanbevolen kinderen altijd
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
❒Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan of
de led op de knop
op het
instrumentenpaneel brandt om er
zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Volg de aanwijzingen, die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de
overige documenten en dit
instructieboekje in het voertuig.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen
in één zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.❒Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
164
VEILIGHEID