.
LUCHTROOSTERS
❒Luchtstroomroosters ........................... 29
LINKERHENDEL
❒Buitenverlichting ................................. 48
INSTRUMENTENPANEEL
❒Instrumentenpaneel en
boordinstrumenten .............................114
❒Controlelampjes ..................................130
RECHTERHENDEL
❒Ruiten reinigen .................................... 52
RADIO
❒installatie .............................................106
OPBERGVAK / AIRBAG
PASSAGIER VOOR
❒Interieuruitrusting ................................ 63
❒Airbag voorzijde ..................................171
DASHBOARDKASTJE
❒Interieuruitrusting ................................ 63
VERWARMING/
KLIMAATREGELSYSTEEM
❒Verwarming en ventilatie ..................... 28
❒Handbediende klimaatregeling ............ 32
❒Automatische klimaatregeling .............. 35
BEDIENINGSKNOPPEN OP HET
DASHBOARD
❒Werking .............................................. 60
VERSNELLINGSPOOK
❒Werking ..............................................183
STUURWIEL
❒Afstelling ............................................. 24
❒Frontairbag bestuurderszijde ...............171
RADIO
MEDIA
PHONEINFO
A-B-C
MENU
123 4 56
3F1A5002
7
Wanneer de portieren worden
ontgrendeld, wordt de
interieurverlichting tijdelijk ingeschakeld.
Voor sommige versies is er een sleutel
met afstandsbediening en 2 knoppen
enfig. 7.
Met knop
worden alle portieren
vergrendeld.
Gebruik knop
om alle portieren te
ontgrendelen.
Indicatie op het
dashboard met leds
Bij het vergrendelen van de portieren,
gaat led A fig. 8 ongeveer 3 seconden
branden en vervolgens knipperen
(bewakingsfunctie).
Als bij vergrendeling van de portieren,
een of meerdere portieren niet correct
vergrendeld zijn, beginnen de led en de
richtingaanwijzers snel te knipperen.Extra
afstandsbedieningen
aanvragen
Het systeem kan maximaal 8 sleutels
met ingebouwde afstandsbediening
herkennen.
Als een nieuwe afstandsbediening
nodig mocht zijn, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk en neem
de CODE-card, een identiteitsbewijs en
de eigendomspapieren van het voertuig
mee.
Batterij vervangen -
sleutel met
afstandsbediening
Ga als volgt te werk om de batterij te
vervangen fig. 9:
❒druk op toets A en klap de metalen
baard B uit;❒draai de schroef C naar
met een
kleine schroevendraaier;
❒trek de batterijhouder D naar buiten
en vervang de batterij E met
inachtneming van de juiste polariteit;
❒plaats de batterijhouder D weer in de
sleutel en draai de schroef C naar
.
1)
7F1A0005
8F1A03039F1A0007
12
WEGWIJS IN UW AUTO
BELANGRIJK
1) Druk knop B alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het
lichaam (vooral de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kleding) is
verwijderd. Laat de sleutel niet
onbeheerd achter, om te
voorkomen dat mensen, met
name kinderen, per ongeluk op de
knop drukken.
BELANGRIJK
1) Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Lege batterijen
moeten overeenkomstig de wet in
speciale bakken gedeponeerd
worden. Ze kunnen ook ingeleverd
worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Het alarm wordt net als alle eerder
beschreven afstandsbedieningsfuncties
geregeld door de ontvanger die zich
onder het dashboard naast de
zekeringenkast bevindt.
Werking
Het alarm gaat onder de volgende
omstandigheden af:
❒wanneer een van de portieren, de
laadruimte of de motorkap
ongeoorloofd wordt geopend
(omtrekbeveiliging);
❒bij een startpoging (contactsleutel
wordt in de stand MAR gedraaid);
❒bij het loskoppelen van de accu.
Afhankelijk van de markt, worden bij
inschakeling van het alarm de
alarmsirene en de alarmknipperlichten
ingeschakeld (gedurende ongeveer
26 seconden). De wijze waarop het
alarmsysteem functioneert en het aantal
cycli verschillen naargelang de
marktuitvoering van de auto.
Er is een maximum aantal cycli voorzien
voor de geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Na verloop van dit
aantal cycli, zal het bewakingssysteem
weer normaal functioneren.BELANGRIJK De startblokkering wordt
verzekerd door de Fiat CODE die deze
functie automatisch inschakelt wanneer
de sleutel uit het contactslot wordt
genomen.
Inschakeling
Richt, bij gesloten portieren, laadruimte
en motorkap en met de sleutel in de
stand STOP of verwijderd, de sleutel
met de afstandsbediening naar het
voertuig en druk op de
vergrendelingstoets en laat deze weer
los.
Met uitzondering van sommige
marktuitvoeringen, klinkt er een
geluidssignaal (piep) en kunnen de
portieren vergrendeld worden.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd:
als een storing wordt gevonden, dan
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
Schakel in dat geval het alarm uit door
op de knop “ontgrendelen portieren/
ontgrendelen laadruimte” te drukken en
te controleren of de portieren en de
motorkap goed gesloten zijn. Hierna
kan het alarmsysteem weer worden
ingeschakeld door op de knop
“vergrendelen” te drukken.
13
Draaischakelaar
luchtverdeling C
voor een luchtstroom naar de
luchtroosters in het midden en aan
de zijkant;
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder
warme luchtstroom naar de
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
ontwasemen van de voorruit;
voor het snel ontwasemen van de
voorruit.
Aan/uit knop
luchtrecirculatie D
Wanneer knop D naar
is gedraaid,
wordt de interne luchtrecirculatie
ingeschakeld.
Wanneer knop D naar
is gedraaid,
wordt de interne luchtrecirculatie
uitgeschakeld.VENTILATIE VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk om het interieur te
ventileren:
❒draai de schakelaar A op het blauwe
gebied;
❒schakel de interne luchtrecirculatie uit
door de draaiknop D in de stand
te zetten;
❒draai de schakelaar C naar de stand
;
❒draai knop B naar de gewenste
snelheid.
VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
❒draai schakelaar A naar het blauwe
gebied;
❒draai schakelaar C naar de gewenste
stand;
❒draai knop B naar de gewenste
snelheid.
SNELLE VERWARMING
VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk om het interieur
snel te verwarmen:
❒draai schakelaar A naar het blauwe
gebied;❒schakel de interne luchtrecirculatie in
door de draaiknop D in de stand
te zetten;
❒draai de schakelaar C naar de stand
;
❒draai knop B naar 4
(maximum
ventilatorsnelheid).
Gebruik vervolgens de
bedieningselementen om de gewenste
comfortsituatie te verkrijgen en draai
knop D naar
om de luchtrecirculatie
uit te schakelen en te voorkomen dat
de ruiten beslaan.
BELANGRIJK Bij koude motor moet
enkele minuten gewacht worden tot de
vloeistof van het systeem de optimale
bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
SNEL ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN VAN DE
VOORRUIT EN DE
VOORSTE ZIJRUITEN
Ga als volgt te werk:
❒draai schakelaar A naar het blauwe
gebied;
❒schakel de interne luchtrecirculatie uit
door de draaiknop D in de stand
te zetten;
❒draai de schakelaar C naar de stand
;
30
WEGWIJS IN UW AUTO
BELANGRIJK Met de interne
luchtrecirculatie kan de gewenste
toestand (verwarming of koeling,
afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden.
Het wordt echter afgeraden de
luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen omdat dit
de mogelijkheid dat de ruiten beslaan
aanzienlijk doet toenemen.HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
BEDIENINGSELEMENTEN
Draaiknop voor
instelling
luchttemperatuur A
(mengt warme en koude
lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht
Inschakel-/regelknop
ventilator B
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3 = ventilatorsnelheid
4
= maximum ventilatorsnelheidDraaischakelaar
luchtverdeling C
voor een luchtstroom naar de
luchtroosters in het midden en aan
de zijkant;
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder
warme luchtstroom naar de
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
ontwasemen van de voorruit;
voor het snel ontwasemen van de
voorruit.
Aan/uit knop
luchtrecirculatie D
Druk op de knop (led op knop aan) om
de interne luchtrecirculatie in te
schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de interne luchtrecirculatie
uit te schakelen.
49F1A0051
32
WEGWIJS IN UW AUTO
Om de functie uit te schakelen, volstaat
het om de temperatuurknop naar links
te draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
Drukknoppen voor
luchtverdeling (B)
Door op een van deze knoppen te
drukken, kan handmatig een van de
zeven instellingen voor de
luchtverdeling worden gekozen:
luchtstroom naar de luchtroosters
van de voorruit en de voorste zijruiten
om deze te ontwasemen of te
ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant van het
dashboard om de borst en het gezicht
tijdens het warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de luchtroosters
voor de beenruimten voor en achter.
Vanwege de natuurlijke neiging van
warmte om op te stijgen, warmt dit type
verdeling het interieur zo snel mogelijk
op, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen
luchtroosters beenruimten (warmere
lucht) en roosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze
luchtverdeling is bijzonder nuttig op
zonnige dagen in het voor- en najaar.
Luchtstroom verdeeld over
luchtroosters beenruimten en
luchtroosters voor ontwasemen/
ontdooien voorruit/voorste zijruiten. Dit
type verdeling biedt een doeltreffende
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
Luchtstroomverdeling tussen de
voorruit en de luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/
voorste zijruiten, midden/zijkanten
dashboard en luchtroosters
beenruimten. Met dit type verdeling kan
een goed comfortniveau gehandhaafd
worden en wordt het interieur
voldoende koel gehouden (zomer).
Luchtstroomverdeling tussen
de voorruit en de luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit/
voorste zijruiten en midden/zijkanten
dashboard. Dit type verdeling biedt een
doeltreffende luchtverspreiding en
houdt het interieur comfortabel in zowel
de winter als in de zomer.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door het aangaan van de
leds op de betreffende knoppen.
Druk op de AUTO-knop om de
automatische regeling van de
luchtverdeling na een handmatige
instelling te herstellen.Knoppen voor regeling
ventilatorsnelheid (H)
Druk op de H-knop om de
ventilatorsnelheid te verhogen of te
verlagen en zodoende de hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt geblazen,
hoewel de gewenste temperatuur
gehandhaafd wordt.
De ventilatorsnelheid wordt aangegeven
door verlichte streepjes op het display:
❒Maximum ventilatorsnelheid = alle
streepjes branden;
❒Minimum ventilatorsnelheid = één
streepje brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld
worden als de compressor van de
klimaatregeling is uitgeschakeld door
op knop F te drukken.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop
om de automatische werking van de
ventilatorsnelheid na een handmatige
instelling te herstellen.
BELANGRIJK Bij hoge snelheden kan
door het dynamische windeffect de
hoeveelheid lucht die in het interieur
wordt gevoerd hoger zijn dan wat
is aangegeven door de streepjes op het
display.
38
WEGWIJS IN UW AUTO
BELANGRIJK Vergeet niet na een
ongeval de sleutel uit het contactslot te
nemen om het ontladen van de accu
te voorkomen. Als er na een ongeval
geen brandstoflekkage of beschadiging
van elektrische onderdelen van het
voertuig (bijv. koplampen) wordt
vastgesteld en het voertuig verder kan
rijden, de automatische afsluiter van
de brandstoftoevoer weer inschakelen.
De afsluiter van de
brandstoftoevoer weer
inschakelen
Druk op knop A fig. 81 om de afsluiter
van de brandstoftoevoer weer in te
schakelen.
BELANGRIJK
29) Als na een botsing een
brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt
geconstateerd, de afsluiter niet
opnieuw inschakelen om gevaar
van brand te voorkomen.
30) Controleer, voordat de afsluiter
van de brandstoftoevoer weer
wordt ingeschakeld, zorgvuldig op
brandstoflekkage of beschadiging
van elektrische onderdelen van
het voertuig (bijv. koplampen).
INTERIEURUITRUSTING
BOVENSTE OPBERGVAK
- KOELVAK
(voor bepaalde versies/markten)
Til voor het gebruik het deksel op zoals
getoond in fig. 82.
Wanneer het voertuig over
klimaatregeling beschikt, kan het vak
met bekerhouder gekoeld/verwarmd
worden via een uitstroomopening
die verbonden is met de
klimaatregeling.
DASHBOARDKASTJE
Gebruik de handgreep A fig. 83 om het
dashboardkastje te openen.
81F1A0086
82F1A0088
63
DASHBOARDKASTJE
MET SLOT
(voor bepaalde versies/markten)
Draai de sleutel naar rechts/links om
het slot te ver-/ontgrendelen fig. 84.
Gebruik de handgreep om het
dashboardkastje te openen.DASHBOARDKASTJE
(voor bepaalde versies/markten)
Het opbergvak A fig. 85 bevindt zich
midden op het dashboard.
Het opbergvak B fig. 86 bevindt zich
rechts op het dashboard, net boven het
dashboardkastje.BEKERHOUDER -
BLIKJESHOUDER -
FLESHOUDER OP
DASHBOARD
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige versies zijn twee
bekerhouders/blikjeshouders/fleshouders
(0,5/0,75 liter) fig. 87 op het middelste
dashboard op de plaats van het
opbergvak aanwezig.
HOUDER MOBIELE
TELEFOON
(voor bepaalde versies/markten)
Bevindt zich op de tunnelconsole op de
plaats getoond in fig. 88
83F1A0089
84F1A0090
85F1A0091
86F1A0092
87F1A0327
64
WEGWIJS IN UW AUTO