Page 97 of 248

95
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
HANDREM ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden. Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken. Trek de handrem
uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten. Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om de
achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de handrem nog (iets) is aangetrokken,
wordt dit aangegeven door dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan
de wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een versnelling in te
schakelen bij het parkeren van de auto, zeker niet bij een
beladen auto.
Page 98 of 248
96
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (EBD),
- Brake Assist System (BAS).
Page 99 of 248

97
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen. Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van
het remmen wordt vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Page 100 of 248

98
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de natuurkundige
grenzen) weer in de juiste koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste koers
te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
- Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van de
wielen door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en op het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Page 101 of 248

99
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet.
- Druk nogmaals op deze knop om het systeem
handmatig weer in te schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen wordt
verzekerd door de naleving van de voorschriften
van de constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen alsmede
de montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van
het ASR -systeem door de aandrijfkracht
over te brengen op het wiel met de
meeste grip, waardoor de tractie en de
bestuurbaarheid optimaal zijn.
Load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Page 102 of 248

100
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Hulpsysteem bij een afdalen van een
helling op wegdek met weinig grip (modder,
gravel enz.).
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Het werkt volledig samen met de Intelligent
Traction Control .
Hill Descent Control
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Het systeem werkt slechts bij hellingen van meer
dan 8%.
Dit systeem is actief tot een snelheid van ongeveer
30 km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
30 km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de knop
blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de wagensnelheid lager wordt dan 30 km/h.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 103 of 248

101
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
LANE DEPARTURE WARNING SYSTEM (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Een centraal tegen het bovenste deel van
de voorruit gemonteerde camera scant de
weg en geeft een waarschuwing als de auto
de rijstrook verlaat (bij een wagensnelheid
hoger dan 60 km/h).
Dit systeem werkt met name optimaal op
snelwegen en autowegen.
Uitschakelen
- Druk op deze knop om het systeem uit te schakelen; het lampje van de knop gaat
branden.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Inschakelen
- Druk op deze knop om het systeem weer in te schakelen; het verklikkerlampje van
de knop gaat uit.
Detectie
Bij een koersafwijking wordt u gewaarschuwd
door het branden van een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en een geluidssignaal:
Storing
Bij een storing gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het LDWS is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is. - knipperen van het linker
verklikkerlampje bij een
afwijking naar links,
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-offi ciële markering (bijv. graffi ti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen. - knipperen van het rechter
verklikkerlampje bij een
afwijking naar rechts.
Page 104 of 248

Veiligheidsgordels
102
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE
De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze
omhoog of omlaag (veiligheidsgordel aan de
zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel
rolt automatisch op maar het wordt aanbevolen de
veiligheidsgordel vast te houden terwijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
DUBBELE CABINE
De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden gestart. Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van
de motor het verklikkerlampje branden.