82
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Als de accu is losgekoppeld geweest of de
batterij is vervangen, moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
Druk binnen 5
seconden na het aansluiten van de
accu gedurende 1
seconde op de toets 4
(
o
F
F).
Als de handeling op de juiste wijze is uitgevoerd,
wordt de melding "OK" op het display van de
afstandsbediening weergegeven.
bi
j een storing wordt de melding " F A I L"
weergegeven. Voer de handelingen nogmaals uit.
sc
hakel de programmeerbare
ver warming tijdens het tanken uit
om de kans op brand of een explosie
uit te sluiten.
om d
e kans op vergiftiging of
verstikking uit te sluiten mag de
programmeerbare verwarming nooit,
zelfs niet voor een korte tijd, worden
gebruikt in een afgesloten ruimte zoals
een garage of werkplaats zonder
afzuiginstallatie voor uitlaatgassen.
Parkeer om brand te voorkomen de
auto niet op een gemakkelijk brandbare
ondergrond (zoals droog gras,
afgevallen bladeren, papier...).
Het systeem van de programmeerbare
ver warming wordt gevoed vanuit de
brandstoftank van de auto.
c
o
ntroleer
voor het gebruik van de ver warming of
er voldoende brandstof aanwezig is. Als
het minimum brandstofniveau bereikt is,
is het raadzaam de programmeerbare
verwarming niet te gebruiken.
De werking van de bewegingsmelder
van het interieuralarm kan verstoord
worden door de lucht van de aanjager
wanneer de programmeerbare
verwarming aanstaat.
om het onbedoeld afgaan van het
interieuralarm te voorkomen, is het
raadzaam dit uit te schakelen wanneer u
de programmeerbare verwarming gebruikt.
De programmeerbare verwarming
kan zodanig worden aangepast dat
deze het interieur kan voorver warmen.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
ergonomie en comfort
97
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt.
om t e kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
bi
j een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
ra
adpleeg zo snel mogelijk het c
It
ro
Ën-
n
etwerk.
starten - afzetten van de motor
bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1
(Stop): sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Star ten).
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
4
rijden
101
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
elektrische handrem
De elektrische handrem kan op twee manieren
worden bediend:
Automatische werking
Handrem aantrekken bij afgezette
motor
Wanneer de auto stilstaat en u de motor afzet,
wordt de handrem automatisch aangetrokken .
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
Handrem aantrekken met
draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto tegen wegrollen te beveiligen
door de handrem handmatig aan te trekken.
Trek hiertoe aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
-
h
et branden van het
controlelampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem aangetrokken" op het
display van het instrumentenpaneel. -
h
et branden van het
controlelampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem aangetrokken" op het
display van het instrumentenpaneel.
-
h
et branden van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel, -
h
et branden van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel,
co
ntroleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje P
en het controlelampje op het
instrumentenpaneel branden.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de handrem kunnen vrijzetten.
co
ntroleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje P
en het controlelampje op het
instrumentenpaneel branden.
-
A
UTOMATISCH
A
utomatisch aantrekken bij het afzetten
van de motor en automatisch vrijzetten bij
het wegrijden (geautomatiseerde functies
standaard geactiveerd),
-
H
ANDMATIG
H
andmatige bediening voor het aantrekken
en vrijzetten is altijd mogelijk door het
bedienen van de hendel A en het ingetrapt
houden van het rempedaal. Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen ter wijl de handrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display.
Het aantrekken of vrijzetten van de elektrische
handrem gaat gepaard met een geluid.
4
rijden
102
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Handrem vrijzetten
De elektrische handrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden :
F
b
ij een handgeschakelde
versnellingsbak (eerste versnelling of
achteruitversnelling ingeschakeld ) houdt
u het koppelingspedaal geheel ingetrapt.
tr
ap vervolgens het gaspedaal in ter wijl u
het koppelingspedaal laat opkomen,
F
b
ij een automatische versnellingsbak
geeft u gas ter wijl de selectiehendel in de
stand D , M of R staat.
De vrijgezette toestand van de handrem wordt
aangegeven door:
-
h
et doven van het controlelampje
P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem vrijgezet" op het
display van het instrumentenpaneel.
In- en uitschakelen van de
automatische functies
Afhankelijk van het verkoopland, kan de functie
voor het automatisch aantrekken van de
handrem bij het afzetten van de motor en het
automatisch vrijzetten ervan bij het wegrijden
worden uitgeschakeld via het configuratiemenu
van het display van het instrumentenpaneel.
ki
es daarvoor "Parameters van de auto /
co
mfort / Automatische handrem". De uitgeschakelde status van deze
functies wordt aangegeven door het
branden van dit controlelampje op
het instrumentenpaneel.
-
h
et doven van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel, In bepaalde gevallen (aanhanger
aangekoppeld, vorst) kan, zonder dat
de motor draait en als het contact aan
staat, de automatisch aangetrokken
handrem handmatig worden vrijgezet.
Als het niet mogelijk is de werking
van automatische functies via
het configuratiemenu in- en uit te
schakelen, kunt u hiervoor terecht
bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de automatische werking is
uitgeschakeld, moet u de handrem handmatig
bedienen.
Geef wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor niet onnodig gas (met
name bij het starten van de motor, ook als
de versnellingsbak in de neutraalstand
staat), omdat u dan het risico loopt dat de
handrem wordt vrijgezet.
Leg geen voor werpen (pakje
sigaretten, telefoon...) tussen de
versnellingshendel en de hendel van de
elektrische handrem.
rijden
103
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Handmatige bediening
Handrem aantrekken
Wanneer de auto stilstaat en u bij draaiende of
afgezette motor de handrem wilt aantrekken,
trekt u aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
-
h
et branden van het
controlelampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem aangetrokken" op het
display van het instrumentenpaneel. -
h
et branden van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel,
Wanneer u het bestuurdersportier
opent bij draaiende motor ter wijl de
handrem niet is aangetrokken, klinkt er
een geluidssignaal en verschijnt er een
melding op het display.
Het is altijd mogelijk de handrem handmatig te
bedienen.
Handrem vrijzetten
om bij aangezet contact of draaiende motor de
handrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal
in, drukt
u de hendel A in en laat u deze
vervolgens weer los .
De vrijgezette toestand van de handrem wordt
aangegeven door: -
h
et doven van het controlelampje
P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem vrijgezet" op het
display van het instrumentenpaneel. -
h
et doven van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel,
Geef, wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, niet onnodig gas,
omdat u dan het risico loopt dat de
handrem wordt vrijgezet.
Als u de hendel A indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de handrem niet
vrijgezet en de melding "
re
mpedaal intrappen"
wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
4
rijden
104
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Extra stevig aantrekken
u kunt, indien nodig, de handrem extra stevig
a antrekken . Dit gebeurt door de de hendel A
langer te bedienen , tot de melding "Handrem
extra stevig aangetrokken" op het display
verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de handrem is
noodzakelijk onder de volgende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan de auto is gekoppeld en de automatische
bediening is geactiveerd terwijl u de
handrem handmatig bedient,
-
w
anneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren ter wijl de auto stilstaat
(bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
-
I
n geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto beladen
is of op een steile helling staat, dient u
bij het parkeren een voor wiel tegen de
stoeprand te draaien en een versnelling in
te schakelen.
-
n
a h
et extra stevig aantrekken van de
handrem duurt het langer voordat de
handrem weer is vrijgezet.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de handrem zelf zijn aantrekkracht. Dit
is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet
de handrem vrij door eerst de hendel A in te
drukken en deze vervolgens los te laten .
De vrijgezette toestand van de handrem
wordt aangegeven door het doven van
het controlelampje P op de hendel en het
controlelampje op het instrumentenpaneel in
combinatie met de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instrumentenpaneel.
om d
e goede werking van het systeem en
daarmee uw veiligheid te garanderen, is het
aantal keren dat u de handrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot acht keer.
bi
j overmatig gebruik wordt u gewaarschuwd
door de melding “
st
oring handrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen. Als de accu leeg is, werkt de elektrische
handrem niet meer.
Als de handrem niet is aangetrokken,
schakel dan als voorzorg een
versnelling in of plaats een stut tegen
een van de wielen om te voorkomen dat
de auto weg kan rollen.
ne
em contact op met het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
rijden
105
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
bij een defect aan het systeem,
aangegeven door het branden van dit
controlelampje, kan de stabiliteit bij het
remmen niet worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A te
trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem mag alleen in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Als de auto niet kan worden stilgezet,
raadpleeg dan het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische noodrem
bij een storing van het hoofdremsysteem of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van de
bestuurder, geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto worden
gestopt door aan de hendel A te trekken en
deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (
cDs)
zorgt
ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de
dynamische noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van
de dynamische noodrem verschijnt een van
de volgende meldingen op het display van het
instrumentenpaneel:
-
"st
oring handrem".
-
"st
oring bediening handrem".
4
rijden
112
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
De stand van de selectiehendel en de
schakelmodus worden weergegeven
in display C .
u
kunt de insgeschakelde stand ook aflezen
van het display van de selectiehendel.
Weergave op het
instrumentenpaneel Starten van de auto
F selecteer de stand N om de motor te
starten.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
s
t
art de motor.
N verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel.
F
s
e
lecteer de eerste versnelling (stand M of
A ) of de achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij, als deze niet
automatisch wordt bediend.
F
n
e
em uw voet van het rempedaal en
geef gas. F
H oud het rempedaal ingetrapt, ter wijl u de
selectiehendel naar voren verplaatst.
Achteruitversnelling
schakel pas in de
achteruitversnelling als de auto
stilstaat.
Geef om schokken te vermijden niet
meteen na het selecteren van de
versnelling gas.
Neutraalstand
schakel nooit in de stand N als de
auto rijdt.
Als de motor niet aanslaat:
-
A
ls de aanduiding N knippert op
het instrumentenpaneel, zet dan
de selectiehendel in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
A
ls de melding " Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
rijden