161
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels achter
Gordel vastmaken
F trek aan de gordel en steek vervolgens de
gesp in de gordelsluiting.
F
c
o
ntroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de riem te trekken.
Gordel losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De drie zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaat met
gordelkrachtbegrenzer.
Dit display is in de dakconsole aangebracht.
Als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, zal
het waarschuwingslampje van de desbetreffende
zitplaats gaan branden of knipperen.
A.
Waarschuwingslampje niet vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels voor en/of achter.
B. W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor.
C.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor.
D.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter.
E.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter.
F.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter.
G. controlelampje passagiersairbag uitgeschakeld.
H. co ntrolelampje passagiersairbag ingeschakeld.
Display waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels en
passagiersairbag vóór
6
Veiligheid
164
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen ( A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
165
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Zijairbags*
Activering
De zijairbags worden bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant ( B) aan
de desbetreffende zijde opgeblazen. De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde
naar de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp actzone opzij
StoringDe zijairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan het bovenlichaam, tussen de heup
en de schouder.
De zijairbags zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, laat
het systeem dan zo snel mogelijk
controleren door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel en
laat ook geen volwassenen op deze zitplaats
plaatsnemen als het pictogram en het
controlelampje permanent blijven branden.
Laat het systeem controleren door
het cIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als
dit controlelampje knippert.
* Volgens land van bestemming.
6
Veiligheid
166
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Hoofdairbags*
Activering Storing
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel wordt
weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding,
raadpleeg dan het
c I tro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
bi
j een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
bi
j een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zijairbags
niet geactiveerd.
De hoofdairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige aanrijding van opzij binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant (
B). De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde naar
de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De hoofdairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
De hoofdairbags verbeteren de veiligheid van
de bestuurder en de passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan de zijkant van het hoofd.
De hoofdairbags zijn aangebracht in de stijlen
en het bovenste gedeelte van het interieur.
* Volgens land van bestemming.
Veiligheid
182
c5_nl_ chap07_securite-enfant_ed01-2014
elektrische kinderbeveiliging
Inschakelen
F Druk op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden
geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars van de ruitbediening op het bestuurdersportier.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat uit en
er verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld. Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
co
ntroleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
ne
em vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
bi
j een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehinderd
kunnen verlaten. Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging. Laat dit controleren
door het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veilig vervoeren van kinderen
183
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 71 liter*.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display. Als
dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 5
liter
brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
F
D
ruk linksboven op de klep en trek
vervolgens aan de rand om de klep te
openen. F
d
raai de sleutel een kwartslag om de
tankdop te openen of te sluiten,
F
p
laats de tankdop tijdens het tanken op de
daarvoor bestemde steun A ,
F
v
ul de brandstoftank, maar stop met
tanken als het vulpistool al drie keer
is afgeslagen , aangezien er anders
storingen in de werking van uw auto
kunnen optreden.
De brandstoftank mag alleen gevuld
worden als het contact uit staat.
Voor benzinemotoren met een katalysator
moet u loodvrije benzine tanken.
Openen van de
brandstoftankklep Brandstof tanken
* 55 liter voor sl
owakije. Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken.
De opening in de vulhals heeft een
aangepaste diameter, waardoor u
uitsluitend loodvrije brandstof kunt tanken.
bi
j het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is normaal en komt doordat de
afdichting van het brandstofcircuit een
onderdruk veroorzaakt.
ta
nk nooit als de motor door het
st
op & s
t
art-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
8
Praktische informatie
213
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Zekeringkast C
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F1 15
A Achterruitenwisser (
tou
rer)
F2 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F3 5
A Airbags
F4 10
A Automatische versnellingsbak - Module extra verwarming (diesel) -
e
l
ektrochrome spiegels
F5 30
A
ru
itbediening voor -
s
c
huif-/kanteldak - Instapverlichting voorpassagier - Verstelling buitenspiegel aan passagierszijde
F6 30
A
ru
itbediening achter
F7 5
A Verlichting make-upspiegel - Verlichting dashboardkastje - Plafonniers - Zaklamp (
to
urer)
F8 20
A Autoradio -
c
D
-wisselaar -
b
e
dieningstoetsen op het stuurwiel - Display -
ba
ndenspanningcontrole - c
o
mputer
elektrisch bediende achterklep
F9 30
A Aansteker - 12V-aansluiting vóór
F10 15
A Alarm -
b
e
diening op het stuurwiel, verlichting en ruitenwissers
F11 15
A
co
ntactslot met circuit lage stroomsterkte
F12 15
A
elektrisch verstelbare bestuurdersstoel - Instrumentenpaneel - Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels - be diening airconditioning
F135 Ab sM - ond erbrekingsrelais pomp hydraulische vering - Voeding van de airbagcomputer
F14 15
A
re
gen-/lichtsterktesensor - Parkeerhulp - e
l
ektrisch verstelbare passagiersstoel -Aanhangermodule - c
o
mputer
hifi-versterker - Handsfree kit - Lane Departure Warning
s
y
stem
F15 30
A
re
lais vergrendeling en supervergrendeling
F17 40
AAchterruitverwarming - Verwarmde buitenspiegels
FSH SHUNT
sHu
nt
t
ijdens opslag
8
Praktische informatie
219
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
eco-modus
De eco-modus bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
na
dat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
datacommunicatiesysteem, de ruitenwissers,
het dimlicht, de plafonniers nog in totaal
maximaal 30
minuten gebruiken.Uitschakelen van de
eco-modus
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F o
m d
eze functies direct opnieuw te kunnen
gebruiken moet u de motor starten en
enkele ogenblikken laten draaien.
De functies blijven dan twee keer zo lang actief
als de tijd dat de motor gedraaid heeft, maar
deze tijd zal altijd tussen de vijf en de dertig
minuten liggen.
Inschakelen van de
eco-modus
na deze 30 minuten geeft een melding op het
multifunctionele display aan dat de eco-modus
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als de accu ontladen is, kan de
motor niet gestart worden (zie de
desbetreffende rubriek).
Deze tijdsduur kan sterk bekort worden als
de acculading onvoldoende is.
Als u op het moment dat de eco-modus
wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent:
- kan het gesprek nog 5
minuten
worden voortgezet met de
handsfree set van de Autoradio,
-
k
an het gesprek nog 10 minuten
worden voortgezet met het eMyWay
audio-/navigatiesysteem,
8
Praktische informatie