132
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Ingestelde snelheid
overschrijden
tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar
kunt u door het gaspedaal in te trappen op elk
willekeurig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te halen).
De bij A weergegeven snelheid knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal loslaat,
vertraagt de auto weer tot de ingestelde
snelheid is bereikt.
Instellen
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de functie op het instrumentenpaneel bij A .
bi
j het selecteren van de functie is er geen
kruissnelheid opgeslagen .
Druk op toets 1
of 2 wanneer u de gewenste
snelheid met behulp van het gaspedaal
hebt bereikt. De kruissnelheid wordt dan
opgeslagen en de regelaar ingeschakeld. De
snelheid en de informatie “ ON” worden op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Aanpassen van de
ingestelde snelheid bij
ingeschakelde regelaar
u kunt de ingestelde snelheid, weergegeven
bij A , aanpassen door te drukken op:
-
toets 1, om de snelheid te verhogen,
-
toets 2, om de snelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om de
ingestelde kruissnelheid in stappen van 1
km/h
te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te verhogen.
u
kunt nu het gaspedaal loslaten. de auto
houdt de gekozen snelheid automatisch aan.
De snelheid van uw auto kan iets afwijken ten
opzichte van de gekozen snelheid.
Als het systeem niet in staat is de ingestelde
kruissnelheid te handhaven (bijvoorbeeld bij
een steile afdaling), zal de snelheid op het
display knipperen. Pas zo nodig uw snelheid
aan.
F
D
ruk op toets 4
om de snelheidsregelaar
“ CRUISE ” te selecteren.
rijden
133
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de opgeslagen
snelheid
D
ruk na het uitschakelen op toets 3 .
Het systeem vertraagt of versnelt de
auto automatisch tot de opgeslagen
kruissnelheid is bereikt. De opgeslagen
snelheid en de informatie " ON" worden bij
A weergegeven.
A
ls de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de actuele
snelheid, versnelt de auto vlot tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
-
D
oor de huidige rijsnelheid te kiezen
D
ruk op toets 1 of 2 zodra de gewenste
snelheid is bereikt.
D
e nieuwe gewenste snelheid en de
informatie " ON" worden bij A weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
F Door op de toets 5 te drukken.
F D oor selectie van de functie
snelheidsregelaar.
F
D
oor de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen
gewist.
bi
j deze handelingen wordt de informatie
“ PAUS E ” bij A weergegeven op het
instrumentenpaneel.
bi
j deze handelingen wordt de kruissnelheid
niet gewist; deze blijft zichtbaar op het
instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt ,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als
de verkeersomstandigheden het rijden
met een constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk is,
op slechte wegen of wegen met weinig
grip, of onder andere omstandigheden
die het rijden bemoeilijken.
bl
ijf attent en houd de auto altijd onder
controle .
Het is raadzaam om uw voeten in de
buurt van de pedalen te houden.
Onderbreken/hervatten
F Door het intrappen van rem- of koppelingspedaal.
F
o
f d
oor het indrukken van toets 3 .
F
o
f d
oor het ingrijpen van het c
Ds
of de A
s
r
.bi
j auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheidsregelaar
uitgeschakeld als de versnellingspook in de
neutraalstand staat.
4
rijden
134
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Lane Departure Warning sy stem (LDWs)
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
F Druk op de knop: het lampje gaat branden.
Uitschakelen
F Druk opnieuw op de knop: het lampje gaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Detectie
u wordt gewaarschuwd door het trillen van de
z itting van de bestuurdersstoel:
-
r
echts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
-
l
inks: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20
seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Storing
In het geval van een storing gaat dit
controlelampje branden vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op het display.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
op b
asis van de signalen van sensoren in de
voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd
als de auto de markering overschrijdt (bij een
wagensnelheid hoger dan 80
km/h).
er kunnen storingen in de detectie optreden:- als de sensoren vuil zijn (modder,
sneeuw, ...),
-
a
ls de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen.
Het Lane Departure Warning
s
y
stem is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
rijden
135
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Parkeerplaatsassistent
Dit systeem meet de afmetingen van een
parkeerplek tussen twee auto's of obstakels en
geeft informatie over:
-
d
e mogelijkheid om in een leeg vak te
parkeren, rekening houdend met het
formaat van de auto en de ruimte die nodig
is voor de parkeermanoeuvre,
-
d
e moeilijkheidsgraad van het inparkeren.
Het systeem meet geen parkeervakken op
waarvan de afmetingen aanmerkelijk groter of
kleiner zijn dan uw auto. Het controlelampje van de
parkeerplaatsassistent kan drie verschillende
toestanden aangeven:
-
g
edoofd: de functie is niet ingeschakeld,
-
p
ermanent brandend: de functie
is ingeschakeld, maar er is nog niet
aan de meetvoor waarden voldaan
(richtingaanwijzer niet bediend, snelheid te
hoog) of de meting is beëindigd,
-
kn
ipperend: bezig met meten, of de
melding wordt weergegeven.
u
kunt de functie parkeerplaatsassistent
selecteren door de schakelaar A in te drukken.
een
permanent brandend controlelampje geeft
aan dat de functie geselecteerd is.
ti
jdens de meting verschijnt op het display van
het instrumentenpaneel de melding "Meting
wordt uitgevoerd -maximumsnelheid 20
km/u".Weergave op het
instrumentenpaneel
4
rijden
136
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Werking
u hebt een beschikbare parkeerplek ontdekt:
F D ruk op de schakelaar A om de functie te
selecteren.
F
s
c
hakel de richtingaanwijzer aan de zijde
van de parkeerplek in.
F
r
i
jd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid van minder
dan 20
km/h, en bereid u voor op het
inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen van de plek.
F
H
et systeem geeft de moeilijkheidsgraad
voor het inparkeren aan met een melding
op het display van het instrumentenpaneel,
vergezeld van een geluidssignaal.
F
A
fhankelijk van de melding die het systeem
geeft, kunt u de parkeermanoeuvre al dan
niet uitvoeren. De functie kan de volgende meldingen
weergeven:
Inparkeren JA
Inparkeren moeilijk
Inparkeren NEE De functie wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van de
achteruitversnelling,
-
b
ij het afzetten van het contact,
-
a
ls geen meting nodig is,
-
v
ijf minuten na het selecteren van de functie,
-
a
ls gedurende langer dan een minuut met
meer dan 70
km/h wordt gereden.
Als de zijdelingse afstand tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, bestaat de kans dat het
systeem geen meting uitvoert.
De functie blijft na een berekening
ingeschakeld en kan dus meerdere
parkeermogelijkheden achter elkaar bepalen.
Zorg ervoor dat de sensoren bij slecht weer en
in de winter niet bedekt worden door vuil en
sneeuw.
ti
jdens het bepalen van de beschikbare ruimte
wordt de parkeerhulp vóór uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing
controleren door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
rijden
137
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp voor en/of achter met grafische weergave en geluidssignalen
Het systeem wordt ingeschakeld :
- z odra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld,
-
b
ij vooruitrijden met een snelheid lager dan
10
km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal
en/of door de weergave van de auto op het
multifunctionele display.
De afstand tot het obstakel wordt aangegeven
door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter bij het
obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aangegeven
door de luidsprekers die het geluidssignaal
weergeven (voor/achter en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel ver wijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar en/of
verschijnt het symbool "Gevaar", afhankelijk
van het type multifunctioneel display. De parkeerhulp wordt uitgeschakeld
:
- a ls de achteruit wordt uitgeschakeld,
-
a
ls bij het vooruitrijden de wagensnelheid
hoger dan 10
km/h is,
-
a
ls de auto langer dan 3 seconden stilstaat.
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Dit systeem bestaat uit afstandssensoren
die zijn aangebracht in de voor- en/of
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u
echter niet voor objecten die zich direct onder
de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of
gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer
wanneer de auto te dicht genaderd is.
4
rijden
139
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Achteruitrijcamera (tou rer)
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit staat.
De beelden van de camera worden
weergegeven op het display van het
navigatiesysteem. De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto
zonder de buitenspiegels.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer.
De rode steep geeft een ruimte van 30
cm direct
achter de achterbumper van uw auto weer.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
Aan de hand van de weergegeven
strepen is het niet mogelijk de positie
van de auto ten opzichte van hoge
objecten (zoals andere auto's dicht bij
uw auto) te bepalen. Het is normaal dat
het beeld enigszins vervormd wordt
weergegeven.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een spons of een zachte
doek.
Als u bij het wassen van de auto
gebruikmaakt van een hogedrukspuit,
houd dan het uiteinde van de spuit op
een afstand van ten minste 30
cm van
de lens van de camera.
Dit systeem is een hulpsysteem: de
bestuurder moet waakzaam blijven en
permanent de controle over zijn auto
bewaren.
4
rijden
140
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
elektronisch gestuurde vering Hydractive III +
De vering past zich onmiddellijk automatisch
aan uw rijstijl en het profiel van de weg aan
en zorgt zo voor een optimaal comfort en een
perfecte wegligging.
Het veersysteem heeft het voordeel om
afwisselend soepel en stug te zijn, waardoor
een voortdurend samenspel van maximaal
comfort en hoge veiligheid mogelijk is.
De vering verzorgt ook de automatische
wagenhoogteregeling, afhankelijk van de
belading en de rijomstandigheden.
bov
endien kunt u met de vering Hydractive III +
kiezen uit twee standen van de vering.
De stand van de vering kan zowel rijdend als bij
stilstaande auto worden gewijzigd door op de
toets A te drukken.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde stand van de vering
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Normale stand
Deze stand zorgt dankzij de soepele
demping voor een optimaal comfort.
Indien de voor een bepaalde
stand toegestane snelheid wordt
overschreden, keert de auto
automatisch terug naar de normale
wagenhoogte.
Stand SPORT
Deze stand is meer geschikt voor
een dynamische rijstijl.
Het controlelampje van de
bedieningsknop A gaat branden
en er wordt een melding
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer de motor wordt afgezet,
blijft de vering in de stand SPORT
staan.
Standen van de wagenhoogte
De wagenhoogte kan alleen bij draaiende
motor versteld worden.
Dankzij de verstelbare wagenhoogte kunt u
elke situatie het hoofd bieden.
b
e
houdens
enkele uitzonderingen moet altijd in de normale
rijstand gereden worden.
F
D
ruk één keer op een van de
bedieningsschakelaars.
De verandering van de wagenhoogte wordt
aangegeven door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
rijden