61
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Opslaan van zitposities in
het geheugen
Dit systeem slaat de instellingen van de
bestuurdersstoel op.
u kunt twee standen
opslaan met de toetsen aan de zijkant van de
bestuurdersstoel.
ti
jdens het opslaan van de zitposities van de
bestuurdersstoel worden de instellingen van de
airconditioning eveneens opgeslagen.
Opslaan van een zitpositie
Met de toetsen M / 1
/ 2
F Zet het contact aan.
F Z et uw stoel in de gewenste stand.
F
D
ruk op de toets M en vervolgens binnen
vier seconden op de toets 1
of 2.
e
e
n geluidssignaal geeft aan dat de
zitpositie is opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige in het geheugen opgeslagen stand.
In-/uitstapfunctie
De instapfunctie vergemakkelijkt het in- en
uitstappen.
Zo schuift de stoel automatisch naar achteren
bij het afzetten van het contact of bij het
openen van het bestuurdersportier; de stoel
blijft in deze stand staan tot u weer instapt.
bi
j aanzetten van het contact schuift de stoel
weer naar voren in de geprogrammeerde
stand.
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel
niet gehinderd wordt door voor werpen of
personen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
u
kunt deze functie activeren of uitschakelen
via het “Hoofdmenu” van het display van
het instrumentenpaneel.
s
e
lecteer hiervoor
“Parameters auto /
c
o
mfort / In-/uitstappen
bestuurder”.
Voor het instellen van de
airconditioning, raadpleeg de rubriek
"Airconditioning".Voor uw veiligheid: probeer niet een
stand op te slaan tijdens het rijden.
Oproepen van een opgeslagen
zitpositie
Contact aan of draaiende motor
F Druk kort op de toets 1
of 2 om de
desbetreffende zitpositie op te roepen.
e
e
n geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
Als bij aangezet contact een opgeslagen stand een
aantal keer achter elkaar is opgeroepen, zal om
het ontladen van de accu te voorkomen de functie
worden uitgeschakeld totdat de motor wordt gestart.
3
ergonomie en comfort
69
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning (met centrale regeling)
Dit is de normale stand voor
het gebruik van het systeem.
Druk op deze toets (het lampje
A gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van het
ingestelde comfortniveau, de volgende functies
automatisch te laten regelen:
-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
-
Luchtverdeling.
-
Luchttoevoer.
-
Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden.
Door op een van de toetsen (uitgezonderd
toets 2 ) te drukken, schakelt u over op de
handmatige stand.
Het controlelampje A zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop 2 om de
t emperatuur te wijzigen:
-
r
e
chtsom om de
temperatuur te verhogen.
1.
A
utomatische werking
2.
t
e
mperatuurregeling
3.
Luchtverdeling
4.
A
irconditioning in- en uitschakelen
5.
Aanjagersnelheid
6.
o
n
tdooiing - ontwaseming vóór
7.
Achterruitverwarming
8.
L
uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
9.
Display -
L
inksom om de temperatuur te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden
c
e
lsius of
Fahrenheit (afhankelijk van de instelling van het
display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21
biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan 18
en niet
hoger dan 24
in te stellen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om voor een
optimale temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen.
Het systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Centrale regeling:
de temperatuur, de luchtverdeling en de luchtopbrengst worden voor het gehele
interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het multifunctionele display.
3
ergonomie en comfort
71
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Uitschakelen van de ventilatie
F Draai de knop 5 naar links
om de luchttoevoer te
onderbreken.
5. Aanjagersnelheid
F Draai de knop 5 rechtsom
om de aanjagersnelheid
te verhogen of linksom om
deze te verlagen.
6. Ontdooiing - ontwaseming voor
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "AUTO"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
op h
et multifunctionele display wordt het
symbool "OFF" weergegeven.
er w
ordt niets meer weergegeven op het display
en de controlelampjes gaan uit.
Alle functies van het systeem worden
uitgeschakeld, met uitzondering van de
achterruitverwarming.
Het thermische comfort (temperatuur, vocht,
geur, ontwaseming) wordt niet meer geregeld.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
De aanjagersnelheid wordt op het display 9
van
het bedieningspaneel weergegeven: hoe hoger
de snelheid, hoe meer balkjes zichtbaar zijn.
Zorg om te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur minder wordt,
dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is.
Om de airconditioning weer in te schakelen:
F
D
ruk op de toets 1 . F
D
ruk op de toets 6 om de ruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien. Het
controlelampje gaat branden.
In deze stand regelt het systeem de
temperatuur, de aanjagersnelheid en de
luchttoevoer. Het stuurt de luchtstroom naar de
voorruit en de zijruiten vóór.
Door de handmatige bediening te gebruiken
wordt de functie “
on
twasemen” uitgeschakeld.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Druk als het zicht voldoende is op de toets
1
om naar de instellingen van het programma
"AUTO" te gaan.
3
ergonomie en comfort
73
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning
(met gescheiden regeling)
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Gescheiden regeling: de regeling van de temperatuur en de luchtverdeling voor bestuurders- en
passagierszijde is gescheiden.
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur en de luchtverdeling afzonderlijk naar wens instellen.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning verschijnen op
het multifunctionele display.Dit is de normale stand voor het
gebruik van het systeem. Druk
op deze toets (het lampje A
gaat branden) om het systeem,
afhankelijk van het ingestelde
comfortniveau, de volgende
functies automatisch te laten
regelen:
1a-1b. Automatische
werking
1a. Automatische werking bestuurderszijde
1b. A
utomatische werking passagierszijde
2a.
t
e
mperatuurregeling bestuurderszijde
2b.
t
e
mperatuurregeling passagierszijde
3a.
L
uchtverdeling bestuurderszijde
3b.
L
uchtverdeling passagierszijde 4a. D
isplay bestuurderszijde
4b. D isplay passagierszijde
5.
A
anjagersnelheid
6.
A
irconditioning in- en uitschakelen
7.
L
uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
8.
Achterruitverwarming
9.
o
n
tdooiing - ontwaseming vóór-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
- Luchtverdeling.
- Airconditioning.
-
A
utomatische luchtrecirculatie.
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden. Als u op een van de toetsen
drukt, behalve die voor de temperatuurregeling
2a en 2b , gaat het systeem over op handmatige
bediening. Het controlelampje A zal uitgaan.
3
ergonomie en comfort
74
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
2a-2b. Temperatuurregeling Handmatige werking3a-3b. Luchtverdeling
F Druk op de toets 3b om de luchtverdeling
aan passagierszijde te wijzigen.
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-
V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V
entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en achter.
-
V
oetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de zijruiten
en de ventilatie voor en achter weer te geven.
F
D
raai aan de knop 2a
om de temperatuur
aan bestuurderszijde in te stellen en
aan knop 2b voor de instelling aan
passagierszijde: rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
deze te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet
op een temperatuur in graden
c
e
lsius of Fahrenheit
(afhankelijk van de instelling van het display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, die
gebruikelijk tussen 18
en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto vlak na het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin de
ingestelde waarde te wijzigen om sneller het
gewenste comfort te bereiken.
De automatische airconditioning zal op volle
kracht gaan werken om het temperatuurverschil
zo snel mogelijk te overbruggen. F
D
ruk op de
toets 3a om de
luchtverdeling aan
bestuurderszijde te
wijzigen.
F
D
ruk op een van de toetsen, maar niet op
2a en 2b van de temperatuurregeling. De
controlelampjes A van de toetsen “AU TO ”
zullen doven.
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en
is het comfort niet optimaal.
Druk op de toetsen 1a en 1b om terug te keren
naar de stand “AU TO ” . De controlelampjes A
gaan branden.
ergonomie en comfort
75
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
5. Aanjagersnelheid
De aanjagersnelheid wordt weergegeven op
het display: hoe hoger de snelheid, hoe meer
ventilatorschoepen zichtbaar zijn.
De airconditioning wordt uitgeschakeld
(OFF) als de aanjagersnelheid op het
minimumniveau wordt ingesteld.
Zorg altijd voor voldoende ventilatie om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.
6. Airconditioning
De airconditioning werkt alleen
bij draaiende motor. De aanjager
(regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de
airconditioning te laten werken.
7. Recirculeren interieurlucht - aanvoer van buitenlucht
Automatische stand van de
luchttoevoer
D
eze standaard ingestelde functie
maakt deel uit van de automatisch
geregelde comfortstand.
De automatische stand treedt in
werking als de achteruitversnelling
is ingeschakeld of tijdens het
sproeien van de ruiten. Luchttoevoer afsluiten
F
D
ruk op de toets 7 om de
buitenluchttoevoer af te
sluiten.
Zet deze functie zo snel mogelijk weer uit zodra
de omstandigheden dit toelaten, om de lucht in
het interieur te verversen en om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
Aanvoer van buitenlucht
F
D
ruk één keer op de toets
7
om de aanvoer van
buitenlucht te herstellen.
Met deze stand kan de bestuurder op elk moment
voorkomen dat stank of uitlaatgas het interieur
kan binnendringen, zonder dat dit consequenties
heeft voor de overige instellingen.
F
D
ruk op de toets om de
aanjagersnelheid te regelen:
-
o
m de aanjagersnelheid te
verhogen,
-
o
m de aanjagersnelheid te
verlagen.
Deze functie zorgt ervoor dat de interieurlucht
wordt gerecirculeerd, ter wijl de toevoer van
buitenlucht in verband met stank- en stofoverlast
wordt geblokkeerd. Deze functie kan niet
actief zijn bij temperaturen lager dan 5°
c; d
it
om het risico van het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
u
kunt de instellingen van de
airconditioning opslaan.
r
a
adpleeg de
rubriek "
op
slaan van de instellingen
tijdens het rijden".
F
D
ruk op toets 6 . Het controlelampje gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
3
ergonomie en comfort
77
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Programmeerbare verwarming
De programmeerbare ver warming werkt
onafhankelijk van de motor.
Dit systeem ver warmt als de motor is afgezet
de koelvloeistof van de motor, zodat deze
zo snel mogelijk na het starten de optimale
bedrijfstemperatuur bereikt.
De programmeerbare ver warming kan met de
afstandsbediening worden ingeschakeld. De
ver warming kan onmiddellijk of met een in te
stellen tijdschakeling worden ingeschakeld.
De afstandsbediening van de
programmeerbare ver warming beschikt over de
volgende toetsen en weergavemogelijkheden:
1.
M
enutoetsen om door de functies te scrollen.
2.
P
ictogrammen: symbolen voor tijd,
temperatuur, werkingstijd, ingestelde tijd,
werking van de ver warming en aansturing
van de verwarming.
3.
D
igitale weergave: tijd, temperatuur,
werkingsduur, ingestelde tijd of
verwarmingsniveau.
4.
t
o
ets voor het uitschakelen.
5.
t
o
ets voor het inschakelen.Weergave op het display
van de afstandsbediening
Raadpleeg bij een storing in het systeem
van de programmeerbare ver warming het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Afstandsbediening van de
programmeerbare verwarming
3
ergonomie en comfort
81
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Uitschakelen van de verwarming
Druk op de toets 5 (on) .
Het symbool "HTM" wordt permanent
weergegeven.
Wijzigen van het
ver warmingsniveau
Het systeem beschikt over
5 ver warmingsniveaus (van het laagste
niveau C1
tot het hoogste niveau C5 ).
Druk, nadat het verwarmingsniveau met behulp
van de toetsen 1
is opgeroepen, gelijktijdig op
de toetsen 4
en 5.
De letter "C" knippert.
st
el het ver warmingsniveau in met de
toetsen 1 .
Druk gelijktijdig op de toetsen 4
en 5 om het
gekozen niveau op te slaan. De letter "C" wordt
permanent weergegeven. De fabrieksinstellingen zijn vervangen
door de nieuwe instellingen. De
ingestelde tijden worden opgeslagen tot
deze weer gewijzigd worden.
Als de vertrektijd is ingeschakeld, kan
het verwarmingsniveau niet gewijzigd
worden. De vertrektijd moet eerst
worden uitgeschakeld.
Vervangen van de batterij
De afstandsbediening wordt gevoed door een
meegeleverde 6V-28L-batterij.
Als deze batterij moet worden vervangen, wordt dit
op het display aangegeven.
Maak het huis van de afstandsbediening los en
vervang de batterij.
De afstandsbediening moet vervolgens opnieuw
gesynchroniseerd worden. Deze procedure wordt
hierna behandeld.
Gooi de lege batterijen niet weg, maar
lever ze in bij een speciaal inzamelpunt.
3
ergonomie en comfort