Page 65 of 185
Instrumenten en bedieningsorganen63
Sproeiervloeistof 3 128, Wisserblad
vervangen 3 130.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Hendel draaien om achterruitenwis‐
ser te activeren.
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Buitentemperatuur
De buitentemperatuur verschijnt op
het Driver Information Center 3 78.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van de modelvariant kan
de actuele tijd en/of datum verschij‐
nen op het Driver Information Center 3 78.
U kunt de waarden met de toetsen SET q, R en S op het instrumenten‐
bord aanpassen.
Page 66 of 185

64Instrumenten en bedieningsorganen
Tijd instellen in DriverInformation Center -
standaardversie
1. Druk een keer op de knop SET q om naar het menu Instel‐
lingen te gaan.
2. Blader door de menuopties met de knoppen R of S totdat HOUR
verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; de uren knipperen op het display.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐ ren op het display.
6. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
7. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐
tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Tijd en datum instellen in Driver
Information Center -
multifunctionele versieTijd instellen
Na het selecteren van deze menu‐
optie kunt u de tijd instellen of de klok‐ modus op 12 uurs of 24 uurs weer‐
gave instellen.
Druk een keer op de knop SETq om
naar het menu Instellingen te gaan.
Blader door de menuopties met de
knoppen R of S totdat Stel uur in ver‐
schijnt.
Druk op SETq voor deze menuoptie;
Uur en Formaat verschijnen.
Stel de tijd als volgt in: 1. Druk op R of S om Uur te selec‐
teren en druk op SETq voor deze
menuoptie; de uren knipperen op
het display.
2. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
3. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐ ren op het display.
Page 67 of 185

Instrumenten en bedieningsorganen65
4.Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐
tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Stel de klok als volgt op 12 uurs- of 24
uursweergave in:
1. Druk op R of S om Formaat te
selecteren en druk op SETq voor
deze menuoptie; het display knip‐ pert.
2. Druk op R of S om de klokmodus
op 12h of 24h in te stellen.
3. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐
tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Datum instellen 1. Druk een keer op de knop SET q om naar het menu Instel‐
lingen te gaan.
2. Blader door de menuopties met de knoppen R of S totdat Stel dag
in verschijnt.3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; het jaar knippert op het dis‐
play.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de maand knippert
op het display.
6. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
7. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de dag knippert op
het display.
8. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
9. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐ tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
12 V-aansluitingen achterin Afhankelijk van de modelvariant zit‐
ten er 12 V-aansluitingen in de zij‐
wand van de bagageruimte.
Page 68 of 185
66Instrumenten en bedieningsorganen
Bestelwagen met korte wielbasis
Bestelwagen met lange wielbasis
Combo Tour
Het maximaal opgenomen vermogenmag niet meer bedragen dan
180 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
12V-aansluitingen niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Sluit alle elektrische verbruikers af
wanneer u de bandenreparatieset ge‐
bruikt. Bandenreparatieset 3 144.
Aansteker
Er zit een aansteker in de midden‐
console.
Page 69 of 185
Instrumenten en bedieningsorganen67
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker uit‐ trekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De draagbare asbak moet in de be‐
kerhouders in de middenconsole wor‐ den geplaatst.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
De naalden van de instrumenten
draaien even tot tegen de eindaan‐
slag wanneer de ontsteking wordt in‐
geschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
H kan op het display verschijnen tot‐
dat de auto 100 km heeft afgelegd.
Dagteller
Geeft de gemeten afstand weer sinds
de laatste reset.
Afhankelijk van de modelvariant ge‐
ven twee onafhankelijke dagtellers A
of B de afgelegde afstand na de laat‐
ste reset aan.
Page 70 of 185

68Instrumenten en bedieningsorganen
Om de dagteller te resetten, de knop
TRIP gedurende enkele seconden in‐
gedrukt houden terwijl de relevante
dagteller wordt weergegeven.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of
gaspeil in de tank, afhankelijk van de
geselecteerde brandstof.
Tijdens het rijden op aardgas scha‐
kelt het systeem automatisch over op rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 69. Brandstofkeuze‐
schakelaar 3 118.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp $.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
De naald wijst naar 0 en controlelamp
$ knippert ter indicatie van een sto‐
ring in het systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
Controlelampje te laag brandstofpeil
$ 3 77.
Page 71 of 185

Instrumenten en bedieningsorganen69
CNG-brandstofmeter
Bij het rijden op aardgas geven de
vier verticale balkjes naast CNG het
methaanpeil in de cilinders aan.
Naarmate het brandstofpeil daalt,
verdwijnen de balkjes op de CNG- brandstofmeter.
CNG en het ene resterende blakje
knipperen als het methaanpeil in de cilinders laag is.
Tanken 3 119.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Met de knop Y in de middenconsole
schakelt u tussen benzine en aard‐
gas. De LED 1-status toont de hui‐
dige werkingsmodus.
1 uit=rijden op aardgas.1 brandt=rijden op benzine.
Als bij het rijden op aardgas controle‐
lampje Y op het Driver Information
Center (DIC) 3 78 oplicht, zijn de
aardgastanks leeg en schakelt de
auto automatisch over op het rijden
op benzine.
Brandstof voor rijden op aardgas
3 118, bijtanken 3 119
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
C=motor nog niet op be‐
drijfstemperatuurmiddelste
gedeelte=normale bedrijfstem‐
peratuurH=koelvloeistoftempe‐
ratuur te hoog
Page 72 of 185

70Instrumenten en bedieningsorganen
Als controlelamp $ brandt in combi‐
natie met een bericht op het Driver In‐ formation Center 3 78, is de koel‐
vloeistoftemperatuur te hoog. De hulp
van een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het service-display is beschikbaar in
auto's met multifunctionele versie van het Driver Information Center 3 78.
Na het inschakelen van het contact
verschijnt kort de resterende afstand
tot de volgende onderhoudsbeurt. Af‐
hankelijk van de rijomstandigheden
kan een onderhoudsbeurt met aan‐
zienlijk variërende tussenpozen wor‐
den gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt minder
dan 2.000 km is, verschijnt Serv. op
het Driver Information Center. De her‐ innering onderhoudsbeurt verschijnt
na elke volgende 200 km en wordt
frequenter wanneer de resterende af‐
stand minder dan 200 km is.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
U kunt de resterende afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt ook bekij‐
ken op het Driver Information Center via de optie SERVICE in het menu In‐
stellingen 3 78.Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt moet het
service-display door een werkplaats
worden gereset.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Afhankelijk van de uit‐
rusting kan de plaats van de contro‐
lelampjes variëren.
Bij het inschakelen van de ontsteking
lichten de meeste controlelampen
korte tijd op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood=gevaar, belangrijke herin‐
neringGeel=waarschuwing, aanwij‐
zing, storingGroen=inschakelbevestigingBlauw=inschakelbevestiging