Page 25 of 202
VERWARMING EN VENTILATIE
.
BEDIENINGSELEMENTEN
20
A0L0003
22
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 22
Page 26 of 202

Ainstellingsknop luchttemperatuur
(mengsel warme/koude lucht);Baan/uit-schuif interne
luchtrecirculatie;Cknop voor inschakeling/regeling
ventilator;Ddraaiknop luchtverdeling:lucht uit uitstroomopeningen in het
midden en de zijkanten;lucht uit uitstroomopeningen in het
midden, de zijkanten en de
beenruimten;lucht uit uitstroomopeningen naar
beenruimten;lucht uit uitstroomopeningen naar
beenruimten en zijkanten en naar
voorruit;lucht uit uitstroomopening naar
voorruit en aan zijkanten;
VERWARMING
Ga als volgt te werk om het interieur te
verwarmen:
❒ draai knop A naar het rode gebied;
❒ zet knop C op de gewenste
ventilatorsnelheid;
❒ draai knop D op
Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur. Bedien vervolgens de knoppen om de
gewenste comfortsituatie te
handhaven.
BELANGRIJK Bij koude motor duurt
het enkele minuten om een optimale
verwarming van het interieur te
verkrijgen.
SNEL ONTWASEMEN /
ONTDOOIEN VAN
VOORRUIT EN ZIJRUITEN
Ga als volgt te werk:
❒
draai knop A naar het rode gebied;
❒ draai knop C naar 4 (maximum
ventilatorsnelheid).
❒ draai knop D naar
❒zet schuif B naar
.
Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid
zijn, de bedieningsknoppen weer op de
normale stand zetten om de gewenste
comfortsituatie te verkrijgen.
Ruiten ontwasemen
Wanneer het buiten uiterst vochtig is
en/of bij regen en/of bij grote verschillen
tussen de binnen- en
buitentemperatuur, de volgende
procedure uitvoeren om te voorkomen
dat de ruiten beslaan:
❒ zet schuif B naar.
❒ draai knop A naar het rode gebied; ❒
draai knop C naar 2 (gemiddelde
ventilatorsnelheid).
❒ draai knop D naar
met de
mogelijkheid om hem op stand
te
zetten als de ruiten niet beslaan.
VENTILATIE
Ga als volgt te werk om het interieur
goed te ventileren:
❒ open de uitstroomopening volledig en
richt ze op de juiste wijze;
❒ draai knop A naar het blauwe gebied;
❒ zet schuif B naar
.
❒ zet knop C op de gewenste
ventilatorsnelheid;
❒ draai knop D naar
INSCHAKELING VAN DE
INTERNE
LUCHTRECIRCULATIE
Zet schuif B naar
.
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral
als er meer dan twee passagiers aan
boord zijn, om te voorkomen dat de
ruiten beslaan.
23
3-10-2013 16:37 Pagina 23
Page 27 of 202
BELANGRIJK Met het
recirculatiesysteem van de interne lucht
kunnen de gewenste verwarmings- of
ventilatieomstandigheden sneller
verkregen worden. Het wordt echter
afgeraden de interne luchtrecirculatie in
te schakelen op regenachtige of koude
dagen om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
24
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 24
Page 28 of 202
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING(voor bepaalde versies/markten)
.
BEDIENINGSELEMENTEN
21
A0L0019
25
3-10-2013 16:37 Pagina 25
Page 29 of 202

Aregelknop luchttemperatuur (mengsel
warme/koude lucht);Baan/uit schuif interne luchtrecirculatie;Cknop voor inschakeling/regeling
ventilator;Ddraaiknop luchtverdeling;Eaan/uit knop compressor
klimaatregeling;Ftoets voor ontwasemen
buitenspiegel.
Met knop D kan de in het voertuig
gevoerde lucht via vijf verdeelopties alle
zones van het interieur bereiken:lucht uit uitstroomopeningen in het
midden en de zijkanten;lucht uit uitstroomopeningen in het
midden, de zijkanten en de
beenruimten;lucht uit uitstroomopeningen naar
beenruimten;lucht uit uitstroomopeningen naar
beenruimten en zijkanten en naar
voorruit;lucht uit uitstroomopeningen naar
voorruit en aan zijkanten; VERWARMING
Ga als volgt te werk om het interieur te
verwarmen:
❒
draai knop A naar het rode gebied;
❒ zet knop C op de gewenste
ventilatorsnelheid;
❒ draai knop D naar
Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur.
Bedien vervolgens de knoppen om de
gewenste comfortsituatie te
handhaven.
BELANGRIJK Bij koude motor duurt
het enkele minuten om een optimale
verwarming van het interieur te
verkrijgen.
SNEL ONTWASEMEN /
ONTDOOIEN VAN
VOORRUIT EN ZIJRUITEN
Ga als volgt te werk:
❒draai knop A naar het rode gebied;
❒ draai knop C naar 4 (maximum
ventilatorsnelheid).
❒ draai knop D naar❒zet schuif B naar
. Nadat de ruiten ontwasemd/ontdooid
zijn, de bedieningsknoppen weer in
de normale stand zetten om de
gewenste comfortsituatie te verkrijgen.
BELANGRIJK Het klimaatregelsysteem
is zeer nuttig om het ontwasemen te
versnellen en te handhaven, aangezien
de lucht wordt ontvochtigd. Zet de
bedieningsknoppen in de standen zoals
hiervoor beschreven en zet de
klimaatregeling aan door op de knop E
te drukken.
Ruiten ontwasemen
Wanneer het buiten uiterst vochtig is
en/of bij regen en/of bij grote verschillen
tussen de binnen- en
buitentemperatuur, de volgende
procedure uitvoeren om te voorkomen
dat de ruiten beslaan:
❒
zet schuif B naar
.
❒ draai knop A naar het rode gebied;
❒ draai knop C naar 2 (maximum
ventilatorsnelheid).
❒ draai knop D naarmet de
mogelijkheid om hem op stand
te
zetten als de ruiten niet beslaan.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 26
Page 30 of 202

VENTILATIE
Ga als volgt te werk om het interieur
goed te ventileren:
❒zet de luchtuitstroomopeningen en
luchtroosters helemaal open;
❒ draai knop A naar het blauwe gebied;
❒ zet schuif B naar
.
❒ draai knop C naar de gewenste
ventilatorsnelheid;
❒ draai knop D naar
INSCHAKELING VAN DE
INTERNE
LUCHTRECIRCULATIE
zet schuif B naar
.
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral
als er meer dan twee passagiers aan
boord zijn, om te voorkomen dat de
ruiten beslaan. BELANGRIJK Met het
recirculatiesysteem van de interne lucht
kunnen de gewenste verwarmings- of
ventilatieomstandigheden sneller
verkregen worden. Het wordt echter
afgeraden de interne luchtrecirculatie in
te schakelen op regenachtige of koude
dagen om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.
KLIMAATREGELING
(koeling)
Ga als volgt te werk:
❒
draai knop A naar het blauwe gebied;
❒ draai knop C naar 1 (1ste
ventilatorsnelheid). Draai, voor snelle
koeling, knop C naar 4 (maximum
ventilatorsnelheid).
❒ zet schuif B naar
.
❒ draai knop D naar
❒druk op knop E.
Regeling koeling
Ga als volgt te werk:
❒ zet schuif B naar
.
❒ draai knop A naar het rode gebied
om de temperatuur te verhogen;
❒ draai knop C linksom om de
ventilatorsnelheid te verlagen. ONTWASEMING
BUITENSPIEGELS
Druk op
knop F fig. 21 om deze
functie in te schakelen.
Inschakeling wordt aangegeven met het
digitale lampje op het display.
Druk nogmaals op de
knop om de
functie uit te schakelen.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de klimaatregeling
minstens eens per maand ongeveer
10 minuten in. Laat vóór het begin van
het zomerseizoen het systeem
controleren door een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt.
3)
27
3-10-2013 16:37 Pagina 27
Page 31 of 202

BELANGRIJK
3) Het systeem gebruikt koelmiddelR1234yf dat het milieu niet
verontreinigt als het per ongeluk
weglekt. Gebruik onder geen
beding koelmiddel R134a, een
vloeistof die niet alleen niet
compatibel met de
systeemcomponenten is, maar in
belangrijke mate bijdraagt aan het
broeikaseffect.
BUITENVERLICHTING
IN HET KORT
Met de linkerhendel fig. 22 kunnen de
meeste soorten buitenverlichting
bediend worden. De buitenverlichting
kan alleen worden ingeschakeld
met de contactsleutel in de stand
MAR.
Het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen op het
dashboard en de middelste tunnel
gaan tegelijk branden met de
buitenverlichting. DAGRIJLICHTEN (DRL)
"Daytime Running Lights"
Met de contactsleutel op MAR en
draaischakelaar A fig. 22 naar
gedraaid, gaan de dagrijlichten
automatisch aan. De andere lampen en
de binnenverlichting blijven uit.
BELANGRIJK De dagrijlichten zijn een
alternatief voor het dimlicht in landen
waarin het verplicht is om de lichten
overdag in te schakelen, waar dit niet
verplicht is, is het gebruik van de
dagrijlichten toegestaan.
BELANGRIJK De dagrijlichten mogen
niet gebruikt worden ter vervanging van
het dimlicht tijdens het rijden in het
donker en in tunnels. Het gebruik van
de dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het
land waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
STADSLICHT/DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar A fig. 22
naar
.
De dagrijlichten worden uitgeschakeld
en het stadslicht en het dimlicht worden
ingeschakeld. Het
controlelampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
22
A0L0020
28
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 28
Page 32 of 202

PARKEERLICHTEN
Deze lichten kunnen alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel in
de stand STOP of verwijderd, door
draaischakelaar A fig. 22 eerst naar
stand
en vervolgens naar stand
te draaien.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de draaischakelaar A op
staan, en
de hendel naar het stuurwiel tot voorbij
de aanslag worden getrokken. Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het
waarschuwingslampje
.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand), ongeacht
de stand van de draaischakelaar A. Het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden. MISTACHTERLICHTEN
Zie voor het in- en uitschakelen van de
mistachterlichten het hoofdstuk
"Bedieningselementen".
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒
omhoog: schakelt de
richtingaanwijzer rechts in;
❒ omlaag: schakelt de richtingaanwijzer
links in.
Controlelampje
of
knippert op het
instrumentenpaneel.
De richtingaanwijzers worden
automatisch uitgeschakeld als het
stuurwiel weer wordt rechtgezet.
"Rijbaanwissel"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijbaan
wilt aangeven, de linkerhendel korter
dan een halve seconde naar de
instabiele stand. De richtingaanwijzer
aan de gekozen kant knippert vijf maal
en wordt vervolgens automatisch
uitgeschakeld. "FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende bepaalde tijd verlicht
worden.
Inschakeling
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, hendel A binnen
2 minuten na het uitzetten van de
motor naar het stuurwiel.
Elke keer als de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Bovendien gaat, elke keer als de hendel
wordt bediend, het controlelampje
op het instrumentenpaneel
branden. Op het display worden de
voor de functie ingestelde tijdsduur en
de bijbehorende symbolen
weergegeven.
Het waarschuwingslampje gaat
branden wanneer de hendel bediend
wordt en blijft branden tot de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt uitsluitend de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.
29
3-10-2013 16:37 Pagina 29