Page 41 of 202

PORTIERENCENTRALE
PORTIERVERGRENDELING/
Portieren vergrendelen
van buitenaf
Druk bij gesloten portieren op de knopvan de afstandsbediening of steek en
draai de metalen baard (van de sleutel)
in het slot van het portier.
De led A fig. 38 op de knop
op het
dashboard gaat branden om aan te
geven dat de portieren vergrendeld zijn.
De portiervergrendeling vindt plaats
als alle portieren gesloten zijn,
onafhankelijk van het feit of de
achterklep geopend of gesloten is. Portieren ontgrendelen
van buitenaf
Druk op de knop
van de
afstandsbediening of steek en draai de
metalen baard (van de sleutel) in het
slot van het bestuurdersportier.
Portieren vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
Druk op knop. De knop is voorzien
van een led-lampje dat aangeeft
wanneer de portieren worden
ver-/ontgrendeld.
Led aan: portieren vergrendeld. Door
nogmaals op de knop
te drukken
worden alle portieren ontgrendeld
en gaat de led uit.
Led uit: portieren ontgrendeld. Door
nogmaals op de knopte drukken
worden alle portieren weer centraal
vergrendeld. De centrale
portiervergrendeling werkt alleen als alle
portieren perfect gesloten zijn.
Als de portieren via de
afstandsbediening of het portierslot
vergrendeld zijn, kunnen ze niet meer
worden ontgrendeld door op de knop
te drukken. Als de elektrische voeding wordt
onderbroken (doorgebrande zekering,
losgekoppelde accu, enz.) kunnen
de portieren nog steeds met de hand
worden afgesloten.
NOODVERGRENDELING
PORTIEREN
Portier passagierszijde
Het portier aan passagierszijde heeft
een voorziening om het te vergrendelen
als er geen stroom is.
Steek de metalen baard van de
contactsleutel in zitting A fig. 39 en
draai de sleutel rechtsom om het portier
te vergrendelen.
Om de werking van de portiersloten
weer te herstellen (alleen als de
acculading hersteld is), als volgt te werk
gaan:
38
A0L0007
39
A0L0036
38
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 38
ONTGRENDELING
Page 42 of 202

❒druk op de knop
van de
afstandsbediening;
of
❒ druk op de knop
portiervergrendeling/-
ontgrendeling op het dashboard;
of
❒ steek de metalen baard van de
contactsleutel in het slot van het
voorportier;
of
❒ trek aan de binnenhandgreep van het
portier.
Initialisatie mechanisme
portier openen/sluiten
Als de accu werd losgekoppeld of als
een zekering is doorgebrand, dan moet
de centrale portiervergrendeling
opnieuw worden geïnitialiseerd. Ga
hiervoor als volgt te werk:
❒ sluit alle portieren;
❒ druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
voor portierver-/
ontgrendeling op het dashboard;
❒ druk op de knop
van de sleutel of
op de knop
voor portierver-/
ontgrendeling op het dashboard;
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
IN HET KORT
Deze werkt met de contactsleutel in
de stand MAR en gedurende
ongeveer drie minuten nadat de
contactsleutel naar de stand STOP is
gedraaid of verwijderd is tenzij een
van de portieren geopend is.
De bedieningstoetsen zitten op de
middelste tunnel.
20)
Werking
❒ A - Zijruit links openen/sluiten;
❒ B - Zijruit rechts openen/sluiten; Druk op bijbehorende toetsen om de
gewenste ruit te openen/sluiten.
Wanneer een van de twee toetsen kort
wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de knop ingedrukt wordt
gehouden om de ruit te openen, wordt
de "continue automatische" werking
geactiveerd.
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de huidige
stand. Als de toets enkele seconden
ingedrukt wordt gehouden, gaat de ruit
automatisch open of dicht (alleen met
de contactsleutel in de stand MAR).
Continue automatische werking
(voor bepaalde versies/markten)
Deze wordt geactiveerd door langer
dan een halve seconde op een van de
twee toetsen te drukken. De
ruitbeweging stopt aan het einde van
zijn slag, of wanneer de toets opnieuw
wordt ingedrukt.
De toets kan zowel aan
bestuurderszijde als aan
passagierszijde gebruikt worden, maar
alleen om de ruit te laten zakken.40
A0L0002
39
3-10-2013 16:37 Pagina 39
Page 43 of 202

Initialisatie elektrische
ruitbediening
Voor bepaalde versies/markten, na een
stroomonderbreking van de
regeleenheden (vervangen of
loskoppelen van de accu of vervangen
van de zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening), moet de automatische
werking van de ruiten opnieuw worden
geïnitialiseerd.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
❒open de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd
de bedieningstoets minstens drie
seconden ingedrukt nadat de
(onderste) eindaanslag bereikt is;
❒ sluit de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd
de toets minstens 3 seconden
ingedrukt nadat de (bovenste)
eindaanslag bereikt is;
❒ ga vervolgens op dezelfde wijze te
werk zoals beschreven onder punten
1 en 2 voor de ruit van het
passagiersportier;
❒ controleer na afronding van de
initialisatieprocedure of de
automatische ruitbediening goed
werkt.
BELANGRIJK
20) Onjuist gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en
tijdens het bedienen van de ruit
altijd of de passagiers niet kunnen
worden verwond door de
bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit
worden meegesleept of geraakt.
Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat
onverwachtse bediening van de
elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
BAGAGERUIMTE /
MOTORKAP
21)
OPENEN
BELANGRIJK Tijdens de normale
werking van het voertuig kan de
temperatuur in de bagageruimte
waarden hoger dan 65°C bereiken.
Wees voorzichtig bij het vervoeren van
voorwerpen die bij dergelijke
temperaturen beschadigd kunnen
raken. Bewaar geen spuitbussen in de
auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen hoger dan 50°C.
Procedure
22) 23)
❒trek, bij geopend bestuurdersportier,
aan hendel A fig. 41, die zich op het
punt bevindt dat aangegeven is in
de afbeelding;41
A0L0037
40
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 40
Page 44 of 202

❒trek de achterklep omhoog en maak
de steunstang B fig. 42 los uit de
vergrendeling C;
❒ steek het uiteinde van de stang in
zitting D fig. 43, zorg ervoor dat
de stang vast komt te zitten in de
kleinste opening van de borgclip.
Houd de achterklep omhoog tot de
stang goed op zijn plaats vastzit.
24)
BELANGRIJK Houd de achterklep bij
het omhoog brengen goed vast, om te
voorkomen dat een externe gebeurtenis
(bijv. een windvlaag) de achterklep
plotseling opent tot de eindaanslag.
Forceer bovendien de achterklep niet
verder dan de openingsstand die nodig
is om de steunstang B vast te zetten
in de opening van de borgclip, om
beschadiging van het voertuig of
gebroken ruiten te voorkomen.
SLUITEN
Procedure
25)
❒houd de achterklep met één hand
omhoog en gebruik de andere om
stang B fig. 42 uit zitting D fig. 43 te
verwijderen en in de borgclip C te
plaatsen fig. 42;
❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20
cm van de motorruimte zakken en
laat hem dan vallen. Controleer of de
motorkap goed gesloten is (niet
alleen met de beveiliging vergrendeld)
door te proberen hem op te tillen.
Als de motorkap niet volledig
gesloten is, probeer dan niet erop te
drukken maar open hem opnieuw
en herhaal de handeling. BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
BELANGRIJK
21) De maximum toelaatbare
belading in de bagageruimte, in
aanvulling op de bijgeleverde kits,
bedraagt 15 kg.
22) Wanneer u iets in de achterste bagageruimte wilt leggen of eruit
halen, let dan op onderdelen die
heet zouden kunnen zijn, vanwege
de ernaast liggende motorruimte.
Gevaar voor ernstige
brandwonden.
23) Voer deze handeling uitsluitend uit als het voertuig stil staat.
24) De achterklep kan plotseling naar beneden vallen als de
steunstang niet goed geplaatst is.
42
A0L0038
43
A0L0039
41
3-10-2013 16:37 Pagina 41
Page 45 of 202

25) Om veiligheidsredenen moet deachterklep tijdens het rijden altijd
goed gesloten zijn. Controleer
dus altijd of de achterklep goed
gesloten en vergrendeld is. Als
u tijdens het rijden merkt dat de
achterklep niet goed vergrendeld
is, stop dan onmiddellijk en sluit
hem op de juiste wijze.
KOPLAMPENLICHTBUNDEL
AFSTELLEN
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. Dit wordt
bovendien geregeld door specifieke
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten op de juiste
wijze gericht zijn om de beste
zichtcondities voor alle bestuurders te
garanderen. Neem contact op met een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt om
de koplampen te laten controleren
en afstellen.
KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor
gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. In landen
waar op de andere weghelft wordt
gereden, moet, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, de richting
van de lichtbundel gewijzigd worden,
ga hiervoor als volgt te werk:
❒open de beschermflap A fig. 44 op
de binnenste wielkuip; deze kan
gevonden worden door het stuur
helemaal te draaien;
44
A0L0142
45 - Versies met stuur links
A0L0141
42
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 42
Page 46 of 202

❒steek uw hand in de opening achter
de flap, zoek de geklemde
beschermdop B fig. 45 en verwijder
hem;
❒ neem de bijgeleverde
schroevendraaier uit de
bagageruimte en steek deze in de
opening;
❒ draai de schroef zoals afgebeeld in
fig. 45 tot u het slot hoort klikken;
❒ monteer de beschermdop B weer.
De procedure moet uitgevoerd worden
op beide koplampen.
Bij versies met Bi-LED koplampen (voor
bepaalde versies/markten) moeten,
om verblinding van tegenliggers te
voorkomen, delen van de koplamp
worden afgedekt in overeenstemming
met de wegenverkeerswetgeving van
het land waarin u rijdt. Stel beide
koplampen in volgens fig. 46.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
IN HET KORT
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto
door de remkracht naar de juiste
wielen te sturen. Ook het door de
motor geleverde koppel kan
verminderd worden om de controle
over de auto te behouden.
26) 27) 28) 29) 30)
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in de auto gemonteerde sensoren
om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt deze
met de werkelijke baan van de auto.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van
de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur van de auto te corrigeren.
46
A0L0145
43
3-10-2013 16:37 Pagina 43
Page 47 of 202

❒Overstuur: treedt op wanneer de
auto meer draait dan overeenkomstig
de hoek van het stuurwiel zou
moeten.
❒ Onderstuur: treedt op wanneer de
auto minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem omvat ook de
volgende subsystemen:
❒ ABS
❒ EBD
❒ CBC
❒ DTC
❒ ASR
❒ HILL HOLDER
❒ HBA
❒ “ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
❒ "PRE-FILL" (RAB - Ready Alert
Brake)
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart en kan alleen worden
uitgeschakeld door de "Race"-functie te
kiezen. Zie voor meer informatie de
paragraaf "Alfa DNA-systeem" in dit
hoofdstuk. INGREEP VAN HET
SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat de
auto ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
Ingreep van het systeem
Een licht pulseren van het rempedaal en
geluid duiden op het ingrijpen van het
ABS: dit zijn volledig normale
verschijnselen.
EBD-SYSTEEM
Het EBD-systeem maakt deel uit van
het ABS-systeem en grijpt in tijdens het
remmen door de remkracht op optimale
wijze over voor- en achterwielen te
verdelen.
Dit garandeert meer remstabiliteit aan
het voertuig, door het plotselinge
blokkeren van de achterwielen en de
daaruit volgende instabiliteit van de
auto te voorkomen.
CBC-SYSTEEM
(Cornering Brake
Control)
Dit systeem grijpt in wanneer in
bochten geremd wordt, waarbij de
verdeling van de remkracht over de vier
wielen wordt geoptimaliseerd: het
systeem voorkomt dat de wielen in de
binnenbocht (minder beïnvloed door het
gewicht van de auto) blokkeren,
waardoor betere stabiliteit en richting
wordt gegarandeerd.
44
WEGWIJS IN UW AUTO
3-10-2013 16:37 Pagina 44
Page 48 of 202

DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt of tijdens het
remmen wanneer het ABS ingrijpt door
het motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities
tot verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.
ASR-SYSTEEM (AntiSlip
Regulation)
29) 30) 38) 39) 40)
Dit systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt automatisch in
als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en tijdens het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen
twee verschillende regelsystemen
worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem
in door het door de motor
doorgegeven vermogen te
reduceren; ❒
als slechts één aangedreven wiel
doorslipt, grijpt het ook automatisch
in door het doorslippende wiel af
te remmen.
Ingreep van het systeem
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van de auto kritiek zijn.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op
hellingen in de volgende gevallen:
❒ op een helling: als de auto stilstaat
op een weg met een hellingsgraad
van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere
dan achteruit);
❒ op een afdaling: als de auto stilstaat
op een weg met een hellingsgraad
van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en
ingeschakelde achteruitversnelling. Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na 2 seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens deze fase kan een typisch
mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit
geluid wijst erop dat het voertuig weldra
in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; laat het voertuig
dus nooit achter zonder de handrem te
hebben aangetrokken, de motor te
hebben uitgeschakeld en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
zodat het geparkeerde voertuig in
veilige omstandigheden verkeert (lees
ook de paragraaf "Parkeren" in het
hoofdstuk "Starten en rijden").
45
3-10-2013 16:37 Pagina 45