Page 9 of 197
Kort en bondig7
Ontgrendelen met elektronischesleutel
Druk met de elektronische sleutel bin‐
nen bereik van de detectiezone (on‐
geveer één meter van de voordeuren
of de bagageruimte) op de knop op een van de buitenkrukken en trek aan de kruk om te openen.
- of -
Druk op de toets van de elektronische
sleutel c om alle deuren en de baga‐
geruimte te ontgrendelen.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Stoelverstelling
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 44, Stoelverstelling
3 45.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Rugleuning voorstoelen
Aan hendel trekken, hellingshoek in‐
stellen en hendel loslaten. Rugleu‐
ning laten vastklikken. Bij het verstel‐ len de rugleuning niet belasten.
Stoelpositie 3 44, Stoelverstelling
3 45.
Page 10 of 197
8Kort en bondig
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel:
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaag
Stoelpositie 3 44, Stoelverstelling
3 45.
Hoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 43.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 44, veiligheidsgor‐
dels 3 50, airbagsysteem 3 54.
Page 11 of 197
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Binnenspiegel 3 40, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 40.
Buitenspiegels
Handmatig verstellen
Spiegel in gewenste richting draaien.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐ stellen.
Buitenspiegels 3 38.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 38, Elektri‐
sche verstelling 3 39, Inklapbare
buitenspiegels 3 39, Verwarmde
buitenspiegels 3 39.
Page 12 of 197
10Kort en bondigStuurwiel instellen
Hendel omlaag bewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoog bewegen
en goed vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbags 3 54, contactslotstanden
3 114.
Page 13 of 197
Kort en bondig11Overzicht instrumentenpaneel
Page 14 of 197

12Kort en bondig
1Zijdelingse luchtroosters .....110
2 Asbak .................................... 79
Bekerhouder ........................ 69
3 Lichtschakelaar ....................95
Mistachterlicht ....................... 98
Mistlampen ........................... 97
Uitstapverlichting ................. 100
Richtingaanwijzers ................97
Zijmarkeringslichten ..............95
Lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 96
4 Instrumenten ........................ 80
Driver Information Center ..... 90
5 Claxon ................................... 76
Bestuurdersairbag ................57
6 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................76
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ........................... 77
Tripcomputer ........................ 927Kaartlezer voor
elektronisch
sleutelsysteem ......................23
8 Stuurkolomknoppen ..............76
9 Middelste luchtroosters .......110
10 Stekkerdoos .......................... 79
Aansteker .............................. 79
Muntenbakje, USB-
aansluiting ............................. 68
11 Driver Information Center ...... 90
Tripcomputer ........................ 92
12 Opbergvak ........................... 68
13 Passagiersairbag ..................57
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Stationair-toerentalregeling . 117
16 Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 39
Verwarmbare achterruit ........42
17 Stekkerdoos .......................... 79
Aansteker .............................. 7918Verwarming en ventilatie ....101
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........103
19 Asbak .................................... 79
Bekerhouder ........................ 69
20 Centrale vergrendeling .........25
21 Alarmknipperlichten ..............97
22 Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................122
23 Eco-knop voor brandstof‐
besparingsmodus ...............113
24 Aan/Uit-knop voor
elektronisch
sleutelsysteem ....................115
25 Stop-startsysteem ...............118
26 Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................126
27 Contactslot met stuurslot ....114
28 Stuurwiel instellen .................75
29 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 75
Cruisecontrol ......................126
30 Opbergvak ............................ 68
Page 15 of 197
Kort en bondig13
31Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 138
32 Zekeringenkast ...................151
33 Park pilot met
ultrasoonsensoren .............130
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............125
Traction Control-systeem ....124
Instellen koplampreikwijdte ..96
Verlichtingsbediening in‐
strumentenpaneel .................98
34 Hulpverwarming ..................106Rijverlichting
Draai buitenste schakelaar:
7=Uit8=Zijmarkeringslichten9P=Dimlicht of grootlicht
Auto's met automatische verlichting:
AUTO=automatische verlichting:
de rijverlichting wordt au‐
tomatisch in- en uitgescha‐ keld, afhankelijk van het
omgevingslicht.
Verlichting 3 95, automatische ver‐
lichting 3 95, koplampverklikker
3 91.
Page 16 of 197
14Kort en bondig
Mistlampen en mistachterlicht
Draai binnenste schakelaar
>=Mistlampenr=Mistachterlicht
Mistlampen voor 3 97, Mistachter‐
licht 3 98.
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtLichtsignaal=Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht=Hendel van u af du‐
wenDimlicht=Hendel van u af du‐
wen of naar u toe
trekken
Automatische verlichting 3 95,
grootlicht 3 96, lichtsignaal 3 96.
Richtingaanwijzershendel
omhoog=rechter richtingaanwij‐
zersignaalhendel
omlaag=linker richtingaanwij‐
zersignaal
Richtingaanwijzers 3 97.