Page 105 of 197

Klimaatregeling103
■Luchtverdeelschakelaar op M zet‐
ten.
■ Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
■ Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
■ Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
■ Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
■ Schakelaar koeling AC AAN.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Verwarmbare achterruit 3 42.Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebiet
AUTO=automatische modusÊ=ontwasemen en ontdooienÜ=achterruitverwarmingAC=koelingu=handmatig bediende lucht‐
recirculatie
Verwarmbare achterruit Ü 3 42.
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de modus
Automatisch regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐ stroom.
Elektronisch klimaatregelsysteem
werkt alleen optimaal bij een draai‐
ende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Ventilator inschakelen.
■ Druk op de toets AUTO; luchtde‐
biet, luchtverdeling en luchtrecircu‐
latie worden automatisch geregeld.
■ Gewenste temperatuur instellen.
■ Alle luchtroosters openen.
Temperatuur selecteren De temperatuur kan naar wens wor‐
den ingesteld.
Page 106 of 197

104Klimaatregeling
Wanneer u de minimumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor maximale koeling.
Wanneer u de maximumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor maximale verwarming.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ■ Druk op de toets Ê. Na activeren
brandt de LED in de toets.
■ Temperatuur, luchtverdeling en koeling worden automatisch gere‐
geld en de ventilator draait snel.
■ De achterruitverwarming Ü wordt
automatisch ingeschakeld 3 42.
Om de modus Automatisch opnieuw
in te schakelen: toets Ê of AUTO in‐
drukken.
Let op
Bij ontwasemen en ontdooien van de ruiten werkt Autostop wellicht
niet.
Stop-startsysteem 3 118.Handmatige instellingen
Bij handmatig wijzigen van een van
de volgende instellingen wordt de
modus Automatisch gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Luchtstroom handmatig instellen
door de ventilatorknop in de gewen‐
ste stand te zetten.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Luchtverdeling M
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste stand. Na activeren brandt de LED in de toets.R=naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M=naar de hoofdruimte.S=naar de voetenruimte.
Combinaties van instellingen zijn mo‐
gelijk door twee toetsen in te drukken totdat beide LED's branden.
Automatische modus opnieuw in‐schakelen: Toets AUTO indrukken.
Koeling AC
Activeer of deactiveer de koeling met de toets AC. Na het deactiveren van
de koeling brandt de LED in de toets.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Let op
Na het inschakelen van de ECO-
stand werkt de airco minder intensief
3 113.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Luchtrecirculatiemodus u
Activeer of deactiveer de handmatige luchtrecirculatiemodus met de toets
u . Na het activeren brandt de LED in
de toets.
Page 107 of 197
Klimaatregeling1059Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Verwarming achterin
De aanjager van de verwarming ach‐
ter in de passagiersruimte onder‐
steunt de luchtstroom naar het ach‐ terste gedeelte van de passagiers‐
ruimte via de uitstroomkanalen ach‐
terin.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager. De luchttempera‐
tuur is in te stellen met de tempera‐
tuurregeling op het instrumentenpa‐
neel.
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
Page 108 of 197

106Klimaatregeling
Aanjagerschakelaar
airconditioning achterin
De aanjager van de airconditioning
achterin ondersteunt de luchtstroom
naar het achterste gedeelte van de
passagiersruimte via de uitstroomka‐
nalen achterin.
Wanneer de aanjager wordt inge‐
schakeld terwijl de airconditioning
werkt, kan er koele en ontvochtigde (droge) lucht worden verspreid.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager.
Hulpverwarming
Koelvloeistofverwarming
De Eberspächer motor-onafhanke‐
lijke, met brandstof aangedreven koelwaterverwarming levert snelleverwarming van de koelvloeistof om
zo het interieur van de auto te ver‐
warmen zonder dat de motor draait.Voorzichtig
Raak de uitlaatpijp niet aan. Door
het werken van de koelvloeistof‐
verwarming kan deze zelfs na het
uitschakelen van de motor heet
zijn.
Voordat u het systeem start of het programmeert om te starten, dient u de klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V te zetten.
9Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐ rage).
Uitschakelen indien niet noodzakelijk.
De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig
brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één
keer per maand laten werken.
Page 109 of 197
Klimaatregeling107
RegeleenhedenDe timer of de afstandsbediening zet‐
ten het systeem aan en uit en worden gebruikt om specifieke vertrektijden
te programmeren.
Timer1 X
Activeringsknop=Schakelt de re‐
geleenheid
aan/uit en wij‐
zigt de ge‐
toonde infor‐
matie2 q Terug-knop=Selecteert
functies in de
menubalk en
past waarden
aan3 Menubalk=Toont de te se‐
lecteren func‐
ties Y, x , P , Ö
en Y4 r Volgende-
knop=Selecteert
functies in de
menubalk en
past waarden
aan5 OK knop=Bevestigt se‐
lectieHandzender
De regelknoppen werken hetzelfde
als de timereenheid die hiervoor werd beschreven.
Om de afstandsbediening te active‐ ren, drukt u op de activeringsknop X
en laat u deze weer los wanneer de
menubalk in de display verschijnt. De
signaalaanduiding en SENd verschij‐
nen kort in de display, gevolgd door de temperatuur.
Page 110 of 197

108Klimaatregeling9Waarschuwing
Schakel tijdens het bijtanken zo‐
wel de afstandsbediening als de
verwarming uit!
Om uit te schakelen, houdt u de acti‐
veringsknop X ingedrukt om onge‐
wilde werking te voorkomen.
De afstandsbediening heeft een
maximaal bereik van 600 meter. Het
bereik kan afnemen door omgevings‐
omstandigheden en wanneer de accu leeg loopt.
De verwarming kan niet alleen met de
handzender worden in- of uitgescha‐ keld, maar ook voor een periode van30 minuten met de knop.
Vervangen van de accu
Vervang de accu wanneer het bereik
van de afstandsbediening afgeno‐ men is of wanneer het symbool voor
het opladen van de accu knippert.
Open de afdekking met een muntstuk
en vervang de accu (CR 2430 of ge‐
lijkaardig) waarbij u ervoor moet zor‐
gen dat de nieuwe accu juist ge‐
plaatst wordt met de positieve ( <)
kant in de richting van de positieve
aansluitingen. Zet de afdekking weer
stevig op zijn plaats.
Verwijder oude accu's volgens de mi‐ lieureglementering.Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Meldingen van afstandsbedienings‐ storingencobA=Zwak signaal -
pas positie aanconP=Geen signaal -
ga dichterbijbALo=Accu bijna leeg -
vervang accuErr=Systeemfout -
raadpleeg werkplaatsAdd,
AddE=Systeem in inleermodus
Leer afstandsbediening in
Als de voertuigaccu opnieuw is aan‐
gesloten, gaat de LED in het instru‐
mentenpaneel branden en configu‐
reert het systeem automatisch het af‐
standsbedieningsmenu. Als de LED
knippert, moet u op de OK op de af‐
standsbediening drukken en Add of
AddE selecteren en bevestigen.
Page 111 of 197

Klimaatregeling109
Er kunnen ook bijkomende afstands‐
bedieningen worden geconfigureerd.
Druk op de knop tot de LED gaat knip‐
peren, schakel de afstandsbediening
in, selecteer Add en bevestig.
AddE leert alleen de huidige regel‐
eenheid van de afstandsbediening in
en blokkeert alle eerder geconfigu‐
reerde eenheden. Add leert maximaal
4 afstandsbedieningen in, maar
slechts één afstandsbediening kan
het systeem op hetzelfde moment
doen werken.
Bediening
Verwarming Y
Selecteer Y in de menubalk en be‐
vestig. De voorafbepaalde verwar‐
mingstijd, v.b. L 30 knippert in de dis‐
play. De fabrieksinstelling is
30 minuten.
Om de verwarmingstijd tijdelijk aan te
passen, gebruikt u de knop q of r
en bevestigt u. De waarde kan wor‐
den ingesteld van 10 tot
120 minuten. Noteer vanwege het
stroomverbruik de verwarmingstijd.Om uit te schakelen, selecteert u op‐
nieuw Y en bevestigt u.
Ventilatie x
Selecteer x in de menubalk en be‐
vestig.
U kunt de duurtijd van de ventilatie
aanvaarden of aanpassen. De ge‐
toonde duurtijd wordt aanvaard zon‐
der bevestiging.
Om uit te schakelen, selecteert u op‐
nieuw x en bevestigt u.
Programmeren P
U kunt maximaal 3 vooraf ingestelde
vertrektijden programmeren, ofwel
gedurende één dag of gespreid over
een week.
■ Selecteer P in de menubalk en be‐
vestig
■ Selecteer het gewenste vooraf in‐ gestelde geheugennummer 1, 2 of
3 en bevestig
■ Selecteer de dag en bevestig
■ Selecteer het uur en bevestig
■ Selecteer de minuten en bevestig■ Selecteer Y of x en bevestig
■ Indien nodig kunt u voorafgaand aan het vertrek de duurtijd van de
werking aanpassen en bevestigt u
Het volgende vooraf ingestelde ge‐ heugennummer dat moet worden ge‐
activeerd, wordt onderlijnd en de
weekdag wordt getoond. Herhaal de procedure om de andere vooraf inge‐ stelde geheugennummers te pro‐
grammeren.
Als u tijdens de procedure op X drukt,
verlaat u het programma zonder dat
de aanpassingen worden opgesla‐
gen.
Om een vooraf ingestelde vertrektijd
te wissen, volgt u de stappen voor
programmeren tot het verwarmings‐
symbool Y knippert. Druk op knop
q of r tot oFF in de display ver‐
schijnt en bevestig.
De verwarming stopt automatisch
5 minuten na de geprogrammeerde
vertrektijd.
Page 112 of 197

110Klimaatregeling
Let op
Het afstandsbedieningssysteem is
voorzien van een temperatuursen‐ sor die de looptijd berekent volgensde omgevingstemperatuur en het
gewenste verwarmingsniveau
(ECO of HIGH). Het systeem start automatisch tussen de 5 en
60 minuten die voorafgaan aan de
geprogrammeerde starttijd.
Stel de weekdag, de tijd en de duurtijd
van de verwarming in Ö
Als de voertuigaccu afgekoppeld is of
als de spanning ervan te laag is, moet de eenheid opnieuw worden inge‐
steld.
■ Selecteer Ö en bevestig
■ Selecteer de weekdag en bevestig
■ Wijzig de uren en bevestig
■ Wijzig de minuten en bevestig
■ Wijzig de standaard verwarmings‐ tijd en bevestigVerwarmingsniveau Y
Het gewenste verwarmingsniveau
voor geprogrammeerde vertrektijden
kan worden ingesteld op ECO of
HIGH.
Selecteer Y en bevestig. ECO of
HIGH knippert in de display. Pas aan
met knop q of r en bevestig.Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Bij ingeschakelde koeling moet er mi‐ nimaal één luchtrooster geopend zijn,
om te voorkomen dat de verdamper
door gebrek aan luchtcirculatie be‐
vriest.
Middelste luchtroosters
Kantel voor het openen of sluiten van de middelste luchtroosters en het
richten van de luchtstroom de lamel‐
len omhoog of omlaag en draai het
stelwiel naar links of naar rechts.