22Sleutels, portieren en ruiten
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de handzender.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor het systeem op‐
nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van dehandzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐
derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Bediening met fysieke sleutel 3 25.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Handzender met 2 toetsen en
3 toetsen
Boutje verwijderen en batterijvak ope‐
nen door een munt in de sleuf te ste‐
ken en de munt te verdraaien.
24Sleutels, portieren en ruiten
Voor een handenvrije bediening van
de volgende functies:
■ Centrale vergrendeling 3 25
■ Bagageruimte 3 33
■ Contact inschakelen en motor star‐
ten 3 115
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
Let op
Neem bij het uitstappen altijd de
elektronische sleutel mee.
Bij het achterlaten van de elektroni‐
sche sleutel in de kaartlezer klinkt er een geluidssignaal 3 91 en ver‐
schijnt er een bericht op het Driver
Information Center 3 91 bij het
openen van de bestuurdersdeur.
Daarbij heeft de elektronische sleutel
de functionaliteit van de handzender
3 21 en een instapverlichtingsfunctie
3 99.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.Let op
Leg de elektronische sleutel onder‐
weg niet in de bagageruimte, aan‐
gezien deze buiten de detectiezone
(aangegeven door een geluidssig‐
naal bij lage snelheid 3 91 en een
bericht op het Driver Information Center 3 91) ligt.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt of de centrale vergrende‐
lingstoets e 3 25 wordt ingedrukt.
Start de motor om de handenvrije be‐ diening weer te activeren.
Aan/Uit-knop 3 115.
Batterij elektronische sleutel
vervangen Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op
het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden ver‐
vangen 3 91.
Batterij vervangen, zie Handzender
3 21.Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden bediend of als de motor niet
kan worden gestart, kan dit de vol‐
gende oorzaken hebben:
■ Storing in elektronische sleutel.
■ Elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik.
■ Batterijspanning te laag.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen.
116Rijden en bediening
Behouden stroom uit
Druk gedurende meer dan
twee seconden op de knop
Start/Stop ; de motor wordt uitgescha‐
keld, maar sommige functies, bijv. In‐
fotainmentsysteem, kunnen nog
ongeveer 10 minuten worden ge‐
bruikt.
Na het openen van de bestuurders‐
deur en het vergrendelen van de auto
werken deze functies niet meer.
Let op
Neem bij het uitstappen altijd de elektronische sleutel mee.
Bij het achterlaten van de elektroni‐
sche sleutel in de kaartlezer klinkt er een geluidssignaal 3 91 en ver‐
schijnt er een bericht op het Driver
Information Center 3 91 bij het ope‐
nen van de bestuurdersdeur.9 Gevaar
Laat nooit een elektronische sleu‐
tel achter in de auto bij kinderen of dieren, om onbedoeld bedienen
van ruiten, deuren of motor te
voorkomen. Kans op fataal letsel.
Storing
Als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
■ Storing in elektronische sleutel.
■ Elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik.
■ Batterijspanning te laag.
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken.
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen.
Vervangen van de accu 3 21.
Centrale vergrendeling 3 25.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Motor starten
Handgeschakelde versnellingsbak:
trap de koppeling in.
Geef geen gas.
Dieselmotoren: sleutel naar stand M
draaien om voor te verwarmen totdat
controlelamp ! op de instrumenten‐
groep dooft 3 88.
Sleutel kort naar stand D draaien en
loslaten.
154Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)2APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)3Interieurverwarming4Aanpassingen5Aanpassingen6Interieurverwarming7Extra airco8Hulpverwarming9Elektrische buitenspiegels, extra aanpassingen10Verwarmbare buitenspiegels11Radio, multimedia, elektrische
buitenspiegels, diagnoseaan‐
sluiting12Multimedia, trekhaak13Brandstofinspuitsysteem, interi‐
eurverlichtingNr.Stroomkring14Brandstofinspuitsysteem,
bandenspanningscontrolesys‐
teem, elektronisch sleutelsys‐
teem15Alarmknipperlichten, richting‐
aanwijzers16Centrale vergrendeling17Grootlicht links, grootlicht rechts, achterlichten, dagrijlicht links18Mistlampen voor, mistachter‐
lichten, kentekenverlichting19Alarm, claxon, automatische
verlichting, wisser20Instrumentengroep21Lichtschakelaar22Achterruitwisser, sproeierpomp
voorruit, claxon23APC algemene accu24Achteruitrijlichten25Start/Stop-knop motor26Brandstofinspuiting, startmotorNr.Stroomkring27Airbag, stuurslot28Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit29Stuurbekrachtiging30Remlichten31APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)32Servicedisplay33Aansteker, 12 V-aansluiting34Grootlicht rechts, grootlicht links, koplampen, dagrijlicht rechts35Remlichten, ABS, startbeveili‐
ging36Interieurverlichting, airco37Starten met elektronisch sleutel‐
systeem38Achterruitwisser39Waarschuwingssignalen4012V-aansluiting bagageruimte41Motor elektrisch bediende ruit4212V-aansluiting achterin
188KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 188
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 188Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐
palingen van Richtlijn 1999/5/EC. Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders
(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische com‐ ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐
dules, systemen of de omgeving.
■ Bedrijfsomstandigheden van sys‐ teemcomponenten (bijv. vulni‐
veaus)
■ Statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv. aantal
wielomwentelingen / rotatiesnel‐
heid, afremming, dwarsacceleratie)
■ Disfunctioneren en defecten in be‐ langrijke systeemcomponenten
Klantinformatie189
■ Reacties van de auto in bepaalderijsituaties (bijv. afgaan van airbag,
activering van stabiliteitsregeling)
■ Omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt ( bijv. re‐
paraties, serviceprocessen, garantie‐
gevallen, kwaliteitsborging) kunnen
medewerkers van het servicenetwerk
(met inbegrip van de fabrikant) deze
technische informatie lezen in de ge‐
beurtenis- en foutgegevensopslag‐
modules waarbij speciale diagnosti‐
sche apparaten worden gebruikt.
Raadpleeg desgewenst deze werk‐
plaatsen voor meer informatie. Na het corrigeren van een fout worden de
gegevens gewist uit de foutopslag‐
module of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Extra functies die contractueel zijn
overeengekomen met de klant (bijv.
locatie van auto in noodgevallen) ma‐ ken de overdracht van bepaalde au‐
togegevens uit de auto mogelijk.Radiofrequentie-
identificatie (RFID) RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen ge‐
bruikt geen persoonlijke informatie,
houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die per‐
soonlijke informatie bevatten.
193
Oliedruk........................................ 88
Olie, motor .......................... 174, 180
Opbergruimte................................ 68
Opbergruimte plafond ..................70
Opbergruimte voor........................ 69
Opbergvakken .............................. 68
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................68
Opbergvak onder passagiersstoel 69
Opschakelen................................. 87 Overzicht instrumentenpaneel .....11
P
Panne ......................................... 169
Parkeerhulp ............................... 130
Parkeerrem - zie Handrem .........123
Parkeren .............................. 19, 120
Park pilot met ultrasoonsensoren 130
Partikelfilter ................................. 121
Pollenfilter .................................. 111
Portieren ....................................... 32
Portier open ................................. 90
Portiersloten ................................. 25
Profieldiepte ............................... 159
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 189
Rails en haken bagageruimte ......71Regelbare
instrumentenverlichting .............98
Regeling stationair toerental .......117
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 188
Remassistentie .......................... 124
Rem- en koppelingsvloeistof ......174
Remmen ............................ 122, 142
Remsysteem ................................ 87
Remvloeistof .............................. 142
Reservewiel ............................... 166
Reservewielbevestiging ..............155
Richtingaanwijzer ........................85
Richtingaanwijzers ....................... 97
Richtingaanwijzers vooraan ......146
Roetfilter .................................... 121
Ruiten ..................................... 40, 41
Rijgedrag en aanhangertips ......135
Rijverlichting .......................... 13, 89
S Schakel motor uit ..........................87
Schuifdeur ................................... 32
Service ............................... 112, 173
Service-display ............................ 82
Service-indicatie ..........................86
Service-informatie ...................... 173
Sjorogen ...................................... 72
Sleepoog ............................ 155, 169
Sleutels ........................................ 21Sleutels, sloten............................. 21
Sneeuwkettingen .......................161
Snelheidsbegrenzer ...................129
Snelheidsmeter ............................ 80
Spiegels .................................. 38, 40
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................142
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bediening ..................114
Starthulp gebruiken ...................167
Stoelpositie .................................. 44
Stoelverstelling ........................7, 45
Stoelverwarming ........................... 47
Stop/Start-systeem .....................118
Storingsindicatielamp ..................86
Storingsmeldingen ........................91
Sturen ......................................... 114
Stuurbedieningsknoppen .............75
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......141
Stuurwiel instellen ........................ 10
Stuurwielverstelling ...................... 75
Symbolen ....................................... 4
T
Tachograaf ................................... 94
Tanken ....................................... 133
Technische gegevens ................181
Te laag brandstofpeil ...................89
Toerenteller ................................. 81
Top-Tether-bevestigingsogen ......67