102Klimaatregeling
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Verwarmbare achterruit 3 42.
AirconditioningNaast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem biedt het airconditionings‐
systeem:AC=koeling4=luchtrecirculatie
Koeling (AC)
Bediend met de toets AC en werkt al‐
leen wanneer de motor en de ventila‐
tor draaien. Na het activeren brandt de LED in de toets.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Na het inschakelen van de ECO-
stand werkt de airco minder intensief 3 113.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Bediend met de toets 4. Na het ac‐
tiveren brandt de LED in de toets.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, schakel dan de voorruitenwisser in en
gebruik de luchtverdeelstanden J en
V niet.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling AC aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
104Klimaatregeling
Wanneer u de minimumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor maximale koeling.
Wanneer u de maximumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor maximale verwarming.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ■ Druk op de toets Ê. Na activeren
brandt de LED in de toets.
■ Temperatuur, luchtverdeling en koeling worden automatisch gere‐
geld en de ventilator draait snel.
■ De achterruitverwarming Ü wordt
automatisch ingeschakeld 3 42.
Om de modus Automatisch opnieuw
in te schakelen: toets Ê of AUTO in‐
drukken.
Let op
Bij ontwasemen en ontdooien van de ruiten werkt Autostop wellicht
niet.
Stop-startsysteem 3 118.Handmatige instellingen
Bij handmatig wijzigen van een van
de volgende instellingen wordt de
modus Automatisch gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Luchtstroom handmatig instellen
door de ventilatorknop in de gewen‐
ste stand te zetten.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Luchtverdeling M
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste stand. Na activeren brandt de LED in de toets.R=naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M=naar de hoofdruimte.S=naar de voetenruimte.
Combinaties van instellingen zijn mo‐
gelijk door twee toetsen in te drukken totdat beide LED's branden.
Automatische modus opnieuw in‐schakelen: Toets AUTO indrukken.
Koeling AC
Activeer of deactiveer de koeling met de toets AC. Na het deactiveren van
de koeling brandt de LED in de toets.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Let op
Na het inschakelen van de ECO-
stand werkt de airco minder intensief
3 113.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Luchtrecirculatiemodus u
Activeer of deactiveer de handmatige luchtrecirculatiemodus met de toets
u . Na het activeren brandt de LED in
de toets.
Klimaatregeling1059Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Verwarming achterin
De aanjager van de verwarming ach‐
ter in de passagiersruimte onder‐
steunt de luchtstroom naar het ach‐ terste gedeelte van de passagiers‐
ruimte via de uitstroomkanalen ach‐
terin.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager. De luchttempera‐
tuur is in te stellen met de tempera‐
tuurregeling op het instrumentenpa‐
neel.
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
106Klimaatregeling
Aanjagerschakelaar
airconditioning achterin
De aanjager van de airconditioning
achterin ondersteunt de luchtstroom
naar het achterste gedeelte van de
passagiersruimte via de uitstroomka‐
nalen achterin.
Wanneer de aanjager wordt inge‐
schakeld terwijl de airconditioning
werkt, kan er koele en ontvochtigde (droge) lucht worden verspreid.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager.
Hulpverwarming
Koelvloeistofverwarming
De Eberspächer motor-onafhanke‐
lijke, met brandstof aangedreven koelwaterverwarming levert snelleverwarming van de koelvloeistof om
zo het interieur van de auto te ver‐
warmen zonder dat de motor draait.Voorzichtig
Raak de uitlaatpijp niet aan. Door
het werken van de koelvloeistof‐
verwarming kan deze zelfs na het
uitschakelen van de motor heet
zijn.
Voordat u het systeem start of het programmeert om te starten, dient u de klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V te zetten.
9Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐ rage).
Uitschakelen indien niet noodzakelijk.
De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig
brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één
keer per maand laten werken.
Klimaatregeling111
Zijdelingse luchtroosters
Kantel voor het openen of sluiten vande zijluchtroosters de lamellen om‐
hoog of omlaag.
Luchtstroom door draaien van de
roosters richten.
Afhankelijk van de positie van de tem‐ peratuurknop komt er via de zijde‐
lingse uitstroomkanalen lucht van bui‐
ten de auto in.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Tussen de voorruit en de deurruiten,
in de beenruimtes en, afhankelijk van de auto, achterin bevinden zich extra
luchtroosters.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat vóór de voorruit in de
motorruimte schoon houden om lucht te laten instromen. Eventuele blade‐
ren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
via de luchtinlaat in de auto komt van stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
190TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 115
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............174, 180
Aanduidingen op banden ..........156
Aanhangerkoppeling ..................135
Aanhangerstabilisatie ................136
Aanhanger trekken ....................135
Aansteker .................................... 79
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 137
Accu ........................................... 143
Accu, starthulp gebruiken ...........167
Achterdeuren ............................... 32
Achterklep..................................... 33 Achterlichten .............................. 147
Achterruitverwarming ................... 42
Achterste zijruiten ........................42
Achteruitkijkcamera ...................131
Achteruitrijlichten .................98, 148
Afmetingen auto ........................183
Airbag deactiveren ....................... 58 Airbag-deactivering ...................... 85
Airbag en gordelspanners ...........85
Airbaglabel.................................... 54
Airbagsysteem ............................. 54
Airconditioning ........................... 102
Airconditioning achterin .............105Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 111
Alarmknipperlichten .....................97
Algemene informatie .................. 135
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 113
Andere auto slepen ...................169
Antiblokkeersysteem .................123
Antiblokkeersysteem (ABS) .........87
Anti-vries..................................... 141
Armsteun ..................................... 46
Asbakken ..................................... 79
Autogegevens ............................ 180
Autokrik....................................... 155
Automatisch blokkering brandstof ................................. 117
Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting .............. 95
Automatisch vergrendelen ...........31
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 170
Auto slepen ................................ 169
Auto stallen ................................. 137
Autostop ....................................... 89
Auto wassen ............................... 170
B Bagageruimte .............................. 33
Bagageruimte-afdekking .............70
Bagageruimteverlichting ...............99