Page 305 of 420

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Trek de handrem stevig aan en zet de
automatische versnellingsbak in de stand
PARK.
• Start de motor niet en laat deze niet
draaien zolang de auto door een krik wordt
ondersteund.
• Laat niemand in de auto zitten zolang deze
door een krik wordt ondersteund.
• Begeef u niet onder de auto wanneer deze
door een krik wordt ondersteund. Als u
werkzaamheden onder de auto moet uit-
voeren, zet deze dan op een hefbrug.
• Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en alleen om de auto op te krik-
ken voor het verwisselen van banden.
• Wees uiterst voorzichtig als u de band
moet verwisselen op of langs de weg.
• Om de reservebanden, plat of opgeblazen,
veilig op te bergen, moeten ze met het
ventiel naar beneden gericht worden op-
geborgen.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan de aangegeven plaat-
sen in de instructies voor het opkrikken van
deze auto.
1. Haal de reserveband, de krik en het gereed-
schap uit de opbergruimte.
2. Draai de wielmoeren één slag linksom los
(maar verwijder ze niet), terwijl het wiel nog op
de grond rust.
3. Monteer de krik en het krikgereedschap.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan de aangegeven plaat-
sen in de instructies voor het opkrikken van
deze auto.
Waarschuwingssticker krik
Montage van krik en gereedschap
301
Page 306 of 420
4. Voor de vooras plaatst u de krik op de
carrosserieflens, net achter de voorband, zoals
aangegeven door het driehoekige hefpuntsym-
bool op de dorpelrand.Krik de auto pas op als
u zeker weet dat de krik stevig is bevestigd. 5. Voor een achterband plaatst u de krik in de
sleuf op de steun van de sjorhaken achter, net
vóór de achterband (zoals aangegeven door
het driehoekige hefpuntsymbool op de dorpel-
rand).
Krik de auto pas op als u zeker weet
dat de krik stevig is bevestigd.
KrikpuntenHefpuntsymbool op de dorpelrand
Krikpunt vóór
Hefpuntsymbool op de dorpelrand
302
Page 307 of 420

6. Krik de auto op door de krikschroef rechtsom
te draaien. Breng de auto zover omhoog dat de
band net loskomt van de ondergrond en er
voldoende speling is om het reservewiel te
monteren. De voertuigstabiliteit blijft maximaal
als de band zo laag mogelijk boven de grond
blijft.
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodzakelijk,
zal hij minder stabiel staan. De auto kan van
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
de krik glijden en zo ernstig letsel veroorza-
ken. Krik de auto slechts zo ver op als nodig
is om het wiel te verwijderen.
7. Verwijder de wielmoeren en het wiel.
8. Monteer het reservewiel aan de auto en
breng de wielmoeren aan, met de conusvor-
mige zijde naar het wiel toe. Draai de moeren
licht aan.
LET OP!
Monteer het reservewiel met het ventiel naar
buiten gericht. De auto kan beschadigd ra-
ken als het reservewiel op een verkeerde
manier wordt gemonteerd.WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen
de wielmoeren pas definitief worden vastge-
zet als de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
9. Laat de auto zakken door de krikschroef
linksom te draaien en verwijder de krik en
wielblokken.
Krikpunt achterReservewiel monteren
303
Page 308 of 420

10. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de
moersleutel aan het einde van de hendel om-
laag voor meer hefboomwerking. Trek de wiel-
moeren in stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het juiste aanhaal-
moment van de wielmoeren is 150 Nm. Als u
twijfelt of de moeren goed zijn vastgezet, laat dit
dan bij uw dealer of een bandenservicebedrijf
nog eens controleren met een momentsleutel.
11. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand
en leg de krik en het gereedschap weer op hun
plaats in de opbergruimte van schuim.
12. Verwijder de kleine middendop en berg de
band veilig op in de laadruimte.13. Laat het aluminium wiel en de band zo snel
mogelijk repareren, bevestig het reservewiel
stevig met de speciale vleugelmoer en een
aanhaalmoment van 5 Nm, leg de krik en het
gereedschap weer op hun plaats in de opberg-
ruimte van schuim en vergrendel het achterste
laadvloerpaneel.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de inzit-
tenden ernstig letsel toebrengen. Berg de
krik en het reservewiel altijd op de daarvoor
bestemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of ver-
vangen.
Origineel wiel monteren
1. Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de overige wielmoeren aan met het
conusvormige uiteinde van de moer in de rich-
ting van het wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen
de wielmoeren pas definitief worden vastge-
zet als de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
3. Laat de auto zakken tot op de grond door de
slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de
moersleutel aan het einde van de hendel om-
laag voor meer hefboomwerking. Trek de wiel-
moeren in stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het correcte aan-
haalmoment van de wielmoeren bedraagt
150 Nm (110 ft-lbs). Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of
een bandenservicebedrijf nog eens controleren
met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km (25 mijl) het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een moment-
sleutel om ervoor te zorgen dat alle moeren
goed tegen het wiel aanliggen.
Opgeborgen reservewiel
304
Page 309 of 420

STARTEN MET STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de
motor met behulp van een set startkabels en
een accu in een andere auto, of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvuldig aan
de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader
moeten de door de fabrikant geleverde be-
dieningsvoorschriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning gro-
ter dan 12 volt. Dit kan schade toebrengen
aan de accu, startmotor, dynamo of het
elektrische systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startkabels te star-
ten wanneer de accu bevroren is. De accu
kan hierdoor openscheuren of exploderen,
met kans op persoonlijk letsel.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu van uw auto bevindt zich onder de
voorstoel aan passagierszijde. Om de auto te
starten met startkabels, bevinden zich onder de
motorkap externe accupolen.
WAARSCHUWING!
•Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze ventila-
tor op elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
(Vervolgd)
Externe accupolen
1 — Externe pluspool (+)(afgedekt met be-
schermdop)
2 — Externe minpool (-)
305
Page 310 of 420

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Verwijder alle metalen sieraden zoals rin-
gen, horloges en armbanden die onbe-
doeld elektrisch contact kunnen maken.
Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu’s bevatten zwavelzuur dat in uw huid
en ogen kan branden en ze produceren
waterstofgas dat ontvlambaar en explosief
is. Houd open vuur of vonken daarom altijd
uit de buurt van de accu.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de niet aangesloten uitein-
den van de kabels elkaar niet raken wanneer
ze nog zijn aangesloten op de andere auto.
1. Trek de handrem aan, zet de automatische
versnellingsbak in de stand PARK en zet de
contactschakelaar in de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de positieve
(+) accupool. Trek de afdekking omhoog om
deze te verwijderen. 4. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels, par-
keer de auto dan zo, dat accu met de startka-
bels bereikbaar is, trek de handrem aan en zorg
ervoor dat de contactschakelaar in de stand
OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een mas-
saverbinding ontstaan met mogelijk per-
soonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigendom-
men tot gevolg hebben door het exploderen
van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van de
auto met de lege accu.
OPMERKING:
Zorg er altijd voor dat ongebruikte uiteinden
van startkabels tijdens het aansluiten elkaar
of een van de voertuigen niet raken.
1. Sluit het einde van de pluskabel (+)van de
startkabel aan op de externe pluspool (+)van
auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+)
aan op de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel (-)van de
startkabel aan op de minpool (-)van de hulp-
accu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel (-)
aan op de externe minpool (-)van de auto met
de lege accu.
306
Page 311 of 420

WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de minpool(-)van
de lege accu. De vonk die daardoor ontstaat
kan de accu doen exploderen en persoonlijk
letsel veroorzaken.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten statio-
nair draaien en start dan de motor van de auto
met de lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de startka-
bels in omgekeerde volgorde worden verwij-
derd:
6. Koppel de minkabel (-)van de startkabel los
van de externe minpool (-)van de auto met de
lege accu.
7. Koppel het andere einde van de minkabel (-)
van de startkabel los van de minpool (-)van de
hulpaccu.
8. Koppel de pluskabel (+)van de startkabel
los van de pluspool (+)van de hulpaccu. 9. Koppel de pluskabel
(+)van de startkabel
los van de externe pluspool (+)van de auto met
de lege accu.
10. Plaats de beschermkap weer op de posi-
tieve (+)accupool van het voertuig met de lege
accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp van startka-
bels moet worden gestart, dient u de accu en
het laadsysteem door een erkende dealer te
laten testen.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten zijn
aangesloten, ontvangen ook voedingsspan-
ning van de accu in de auto als u ze niet
gebruikt (bijv. mobiele telefoons). Als u de
accessoires te lang aangesloten laat zonder
dat de motor draait, raakt de accu zo ver
ontladen dat de levensduur ervan afneemt
en/of de motor niet meer zal starten.
EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal door
een heen en weer gaande beweging los krijgen.
Draai het stuur links- en rechtsom om de voor-
wielen vrij te maken. Houd de vergrendelknop
op de schakelhendel ingedrukt. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE en trap te-
gelijkertijd het gaspedaal licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan 2 seconden in de stand NEUTRAL blijft,
moet u het rempedaal ingetrapt houden om
DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto op
gang te houden, zonder dat de wielen doorslip-
pen of het toerental overmatig oploopt.
307
Page 312 of 420

OPMERKING:Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toetsESP Offom
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP)
in de stand Partial Off(Gedeeltelijk uit) te
zetten. Raadpleeg de paragraaf Elektronische
remregeling in het hoofdstuk Starten en rij-
den voor meer informatie hierover. Als de auto
is losgekomen, drukt u nogmaals op de toets
ESP Off om de stand ESP Onte herstellen.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het toeren-
tal van de motor of het laten doorslippen van
de wielen kan leiden tot oververhitting en
beschadiging van de versnellingsbak. Laat
de motor ten minste één minuut stationair
draaien met de versnellingsbak in de stand
NEUTRAL telkens nadat de auto vijf keer
heen en weer is bewogen. Zo voorkomt u
oververhitting en vermindert u het risico op
schade aan de versnellingsbak bij langdu-
rige pogingen om de auto vrij te krijgen.
LET OP!
•Wanneer u een vastzittende auto heen en
weer beweegt door snel te schakelen tus-
sen DRIVE en REVERSE, mogen de wie-
len nooit sneller doorslippen dan 24 km/u
(15 mph), omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het te snel laten
doorslippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de ver-
snellingsbak. Ook kunnen de banden be-
schadigd raken. Laat de wielen niet met
meer dan 48 km/h (30 mph) doorslippen
(de transmissie schakelt niet op).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is ge-
vaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen. Er
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
kan een band exploderen, waardoor iemand
gewond kan raken. Laat de wielen van uw
auto niet met een hogere snelheid dan
48 km/u (30 mph) of langer dan 30 seconden
continu doorslippen. Zorg er ook voor dat er
geen personen aanwezig zijn in de nabijheid
van een doorslippend wiel, ongeacht de
snelheid waarmee het wiel ronddraait.
SLEEPOGEN
Uw auto is zowel aan de voor- als achterzijde
uitgerust met sleepogen.
LET OP!
De sleepogen zijn uitsluitend bedoeld voor
noodsituaties, om een voertuig dat van de
weg is geraakt vrij te krijgen. Gebruik de
sleepogen niet voor het aankoppelen aan
een afsleepwagen of om op de auto op de
weg te slepen. U kunt uw auto anders be-
(Vervolgd)
308