Page 257 of 420

BRANDSTOFBESPARINGS-
TECHNOLOGIE ALLEEN
5.7-LITER MOTOR - INDIEN
AANWEZIG
Deze functie zorgt voor een zuiniger brandstof-
verbruik door vier van de acht cilinders van de
motor uit te schakelen bij lichte belasting en
rustige ritten. Het systeem werkt automatisch,
de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft
geen extra vaardigheden nodig.
OPMERKING:
Nadat de accu is losgekoppeld, kan het
enige tijd duren voordat het systeem weer
volledig werkt.
HANDREM
Voordat u de auto verlaat, moet u controleren of
de handrem volledig is aangetrokken en de
schakelhendel in de stand PARK zetten.Het handrempedaal bevindt zich in de hoek
links onder het instrumentenpaneel. Om de
handrem aan te trekken, moet u het handrem-
pedaal volledig intrappen. Om de handrem vrij
te zetten, trapt u nogmaals het handrempedaal
in en laat u het pedaal langzaam opkomen,
waarbij u voelt dat de rem wordt vrijgegeven.
Als de handrem is aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het
waarschuwingslampje voor het remsysteem in
de instrumentengroep branden.OPMERKING:
•
Wanneer de handrem is aangetrokken en
naar een versnelling wordt geschakeld,
gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem knipperen. Als beweging van
de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een
geluidssignaal om de bestuurder hierop
te wijzen. Zet de handrem volledig vrij
voordat u met de auto gaat rijden.
• Dit lampje geeft dan alleen aan dat de
handrem is aangetrokken. Het geeft niet
aan hoe krachtig de handrem is aange-
trokken.
Wanneer u op een helling parkeert is het be-
langrijk dat u op een afdaling de voorwielen
naar de stoeprand toe draait en op een helling
van de stoeprand af. U moet eerst de handrem
aantrekken voordat u de schakelhendel in de
stand PARK zet. Anders kan het door de belas-
ting van het schakelblokkeersysteem veel
moeite kosten om de schakelhendel uit de
stand PARK te bewegen. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder niet in
de auto zit.Handrem
253
Page 258 of 420

WAARSCHUWING!
•Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af. Laat nooit
kinderen alleen in een auto achter of in de
buurt van een auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder toe-
zicht in een auto is om verschillende rede-
nen gevaarlijk. Kinderen of derden lopen
dan het risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat ze niet aan
de handrem, het rempedaal of de schakel-
hendel mogen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Controleer of de handrem volledig is vrij-
gezet voordat u gaat rijden. Als u dit niet
doet, kan dit leiden tot een defect van de
remmen, en daardoor tot een aanrijding.
• Trek de handrem altijd volledig aan als u
de auto parkeert, om te voorkomen dat de
auto gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK staat. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en schade of letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het rem-
systeem blijft branden nadat de handrem is
vrijgezet, duidt dit op een storing in het
remsysteem. Laat het remsysteem onmid-
dellijk controleren door een erkende dealer.
ELEKTRONISCHE
REMREGELING
Uw auto is uitgerust met geavanceerde elektro-
nische remregeling, die bestaat uit: ABS-
systeem, tractieregelsysteem (ASR), remassis-
tent (BAS), Electronic Roll Mitigation (ERM) en
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP).
Deze vijf systemen werken samen om onder
verschillende rijomstandigheden de stabiliteit
en de controle over de auto te verbeteren.
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met Trailer
Sway Control (TSC) (antislingerregeling), Hill
Start Assist (HSA), Brake Lock Differential
(BLD), Ready Alert Braking (anticiperend rem-
systeem), Rain Brake Support (remdroogfunc-
tie bij nat weer) en, als het voertuig voorzien is
254
Page 259 of 420

van vierwielaandrijving met tussenbak MP 3023
met twee snelheden, Hill Descent Control
(HDC) (afdalingsregeling), Selec Speed Control
(SSC) (ingestelde-snelheidsregeling).
ABS-systeemDit systeem helpt de bestuurder het voertuig
onder controle te houden in ongunstige remom-
standigheden. Het systeem regelt de hydrauli-
sche remdruk om het blokkeren van de wielen
te voorkomen. Bovendien helpt het bij het voor-
komen van slippen tijdens het remmen op een
glad wegoppervlak. Raadpleeg de paragraaf
"ABS-systeem"in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
WAARSCHUWING!
Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ABS kan
geen ongelukken voorkomen, zeker geen
ongelukken die worden veroorzaakt door te
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ABS
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
waardoor de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar wordt gebracht.
Tractieregelsysteem (ASR)Dit systeem bewaakt de mate van het doorslip-
pen van elk van de aangedreven wielen. Als het
doorslippen van een of meer wielen wordt ge-
detecteerd, worden de doorslippende wielen
afgeremd en wordt het motorvermogen vermin-
derd voor een betere acceleratie en stabiliteit.
Een voorziening van het ASR-systeem, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op de-
zelfde wijze als een limited-slipdifferentieel en
regelt de wielspin van een aangedreven as. Als
één wiel van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor kan er meer motorkoppel
naar het niet-doorslippende wiel gaan. Deze
functie blijft actief zelfs als ESP in de modus
"Gedeeltelijk uit"
staat. Raadpleeg "Elektroni-
sche stabiliteitsregeling (ESC)" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.
Remassistent (BAS)De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tijdens
noodremsituaties. Het systeem herkent een
noodremsituatie aan de hand van de snelheid
en kracht waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt en optimaliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit draagt bij aan een verkorting van
de remweg. Het BAS vult het ABS aan. Wan-
neer u het rempedaal zeer snel intrapt, is de
assistentie van het BAS-systeem optimaal. Om
van het systeem te profiteren moet u het rem-
pedaal tijdens de noodstop ononderbroken
intrappen (niet "pompend"remmen). Verminder
de druk op het rempedaal niet, tenzij u niet
langer hoeft te remmen. Zodra u het rempedaal
loslaat, wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
255
Page 260 of 420

WAARSCHUWING!
•Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
• BAS kan geen ongelukken voorkomen,
zeker geen ongelukken die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing.
• Gebruik de mogelijkheden van een auto
met BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar brengt.
Electronic Roll Mitigation (ERM)Door bewaking van de stuurbewegingen en de
snelheid van de auto anticipeert dit systeem op
de mogelijkheid dat een wiel loskomt van het
wegdek. Wanneer het ERM-systeem vaststelt
dat de mate waarin de hoek van het stuur
verandert, en de snelheid van het voertuig
voldoende zijn om het wiel op te tillen, wordt er
bijgeremd en kan het motorvermogen worden verminderd. Zo wordt de kans kleiner dat het
wiel wordt opgetild. Het ERM-systeem grijpt
alleen in bij zeer ernstige of ontwijkende rijma-
noeuvres.
Het systeem kan de kans op het optillen van
een wiel alleen verminderen tijdens zeer ern-
stige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het sys-
teem kan niet voorkomen dat het wiel wordt
opgetild als gevolg van andere factoren, zoals
de staat van de weg, het verlaten van de rijbaan
of het raken van objecten of andere voertuigen.
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voor-
komen dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt, met name niet wanneer de rijbaan
wordt verlaten of wanneer er objecten of
andere voertuigen worden geraakt. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ERM
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of ande-
ren in gevaar brengt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP)
Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijomstan-
digheden. ESP corrigeert over- en ondersturen
van het voertuig door het juiste wiel af te
remmen. Zo wordt tegengestuurd bij onder- of
oversturen. Ook kan het motorvermogen wor-
den verminderd om het voertuig te helpen bij
het handhaven van de juiste rijrichting.
ESP bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rijrich-
ting. Het systeem vergelijkt deze baan dan met
de werkelijke rijrichting van het voertuig. Wan-
neer de werkelijke baan niet overeenkomt met
de gewenste baan, remt ESP het juiste wiel af
om over- of onderstuur tegen te gaan.
•
Overstuur: de auto draait meer dan correct is
voor de stand van het stuur
256
Page 261 of 420

•Onderstuur: de auto draait minder dan cor-
rect is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESP in de instru-
mentengroep begint te knipperen zodra de ban-
den grip verliezen en het ESP-systeem wordt
geactiveerd. Het controle-/storingslampje ESP
knippert ook wanneer het ASR-systeem actief
is. Als het controle-/storingslampje ESP gaat
knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
Met het ESP-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ESP kan
geen ongelukken voorkomen, zeker geen
ongelukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESP kan
evenmin ongelukken voorkomen die het ge-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
volg zijn van het verlies van de controle over
het voertuig doordat het rijgedrag niet is
aangepast aan de omstandigheden. Alleen
een oplettende en bekwame bestuurder met
een veilige rijstijl kan ongelukken voorko-
men! Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESP nooit op een roekeloze of
risicovolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
Het ESP-systeem kent twee bedrijfsmodi in de
groep 4WD HIGH en tweewielaangedreven
voertuigen, en één bedrijfsmodus in de groep
4WD LOW.
Groep High (modellen met vierwielaandrij-
ving) of modellen met tweewielaandrijving
On (Aan)
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD HIGH en in voertuigen met twee-
wielaandrijving. Als de auto wordt gestart of als
de tussenbak (indien aanwezig) vanuit de groep
4WD LOW of vanuit NEUTRAL wordt terugge-
schakeld naar de groep 4WD HIGH dan is het ESP-systeem in deze
"On"-modus. Deze mo-
dus dient te worden gebruikt onder bijna alle
rijomstandigheden. Het ESP mag alleen om
specifieke redenen in de bedrijfsmodus "Partial
Off" (gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals
hieronder beschreven.
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Deze instelling bereikt u door kort op de scha-
kelaar "ESP uit" te drukken. Wanneer ESP in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is de
ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve
BLD, dat wordt beschreven in de paragraaf over
ASR) en brandt het controlelampje "ESP uit".
Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het
ESP-systeem functioneren normaal. Deze mo-
dus is bedoeld voor situaties waarin het voer-
tuig zich in diepe sneeuw, zand of gravel be-
vindt en waar de wielen sneller moeten draaien
dan het ESP normaal gesproken zou toestaan,
om weer grip te krijgen. Om ESP weer in te
schakelen, drukt u kort op de schakelaar "ESP
uit". Hierdoor wordt de normale bedrijfsmodus
"ESP aan" hersteld.
257
Page 262 of 420

OPMERKING:Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functiePartial Off(gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off(gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.
WAARSCHUWING!
• Wanneer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESP uit-
geschakeld (behalve de slipbeperking die
is beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESP uit". Wan-
neer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de functie voor het verminde-
ren van het motorvermogen van ASR uit-
geschakeld en neemt de verbeterde voer-
tuigstabiliteit die het ESP-systeem biedt af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESP-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).
Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. De bestuurder hoeft niets te doen. ASR is niet in staat om het slingeren
van alle aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig te
werk en volg de aanbevelingen voor het dissel-
gewicht van de aanhanger. Raadpleeg “Trek-
ken van een aanhanger” bij “Starten en rijden”
voor meer informatie. Wanneer ASR is inge-
schakeld, knippert het controle-/storingslampje
ESP, wordt het motorvermogen verlaagd en
voelt u dat de wielen afzonderlijk worden afge-
remd om te proberen het slingeren van de
aanhanger te stoppen. Als het ESP-systeem in
de stand
"Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is
ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.
Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder
te helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op
258
Page 263 of 420

een helling. HSA handhaaft gedurende een
korte periode dezelfde remkracht die de be-
stuurder heeft uitgeoefend, nadat de bestuurder
zijn voet van het rempedaal haalt. Als de be-
stuurder tijdens deze korte periode geen gas
geeft, zal het systeem minder remkracht uitoe-
fenen en zal de auto van de helling rollen. Het
systeem vermindert de remkracht in verhouding
tot de hoeveelheid gas die gegeven wordt zodra
de auto in de bedoelde rijrichting begint te
bewegen.
Voorwaarden voor activering van HSA
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
•De auto moet stilstaan.
• De auto moet op een helling van ongeveer
6% of meer staan.
• De gekozen versnelling moet overeenkomen
met de stand van de auto op de helling (in
een vooruitversnelling als de voorkant van de
auto naar boven is gericht; in de achteruit-
versnelling (REVERSE) als de voorkant van
de auto naar beneden is gericht). HSA werkt in de achteruitversnelling (RE-
VERSE) en alle vooruitversnellingen als aan de
voorwaarden voor activering wordt voldaan. Het
systeem wordt niet geactiveerd als de schakel-
hendel in de stand in NEUTRAL of PARK staat.
WAARSCHUWING!
Met een zwaar beladen auto of het trekken
van een aanhanger kunnen zich op lichte
hellingen (d.w.z. minder dan 8%) situaties
voordoen waarbij het systeem niet wordt
geactiveerd en de auto een iets gaat rollen.
Dit kan leiden tot een aanrijding met een
ander voertuig of object. Vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het rem-
men.
Een aanhanger trekken met HSA
HSA helpt u tijdens het wegrijden op een helling
terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
• Als u een aanhangerremregeling gebruikt
op uw aanhanger, kunt u de remmen van
uw aanhanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. Het is dan mogelijk dat er,
wanneer u het rempedaal loslaat, onvol-
doende remkracht is om de auto en aan-
hanger op een helling op hun plaats te
houden, wat kan leiden tot een aanrijding
met een ander voertuig of object achter u.
Om te voorkomen dat de auto omlaag rolt
als u weer gaat rijden, moet u de aanhan-
gerrem handmatig inschakelen voordat u
het rempedaal loslaat. Vergeet nooit dat
de bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
(Vervolgd)
259
Page 264 of 420

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•HSA is geen handrem. Als u de auto
stopzet op een helling zonder de versnel-
lingsbak in de stand PARK te zetten of de
handrem aan te trekken, zal de auto van
de helling rollen en in botsing kunnen
komen met een andere auto of een object.
Gebruik altijd handrem wanneer u op een
helling parkeert en vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
HSA uitschakelen
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, kan
dit worden uitgevoerd met behulp van de instel-
lingen van Uconnect® Access. Raadpleeg
"Uconnect® Access instellingen" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Ready Alert Braking - Indien
aanwezig
Ready Alert Braking (anticiperend remsysteem)
kan de tijd verkorten die nodig is om bij een noodstop de volle remkracht te bereiken. Het
systeem anticipeert op mogelijke noodstopsitu-
aties door te registreren hoe snel de bestuurder
het gaspedaal loslaat. Wanneer het gaspedaal
zeer snel wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit. Deze rem-
kracht is zo gering dat de bestuurder deze niet
zal opmerken. Het remsysteem gebruikt deze
remkracht om een snelle reactie van de rem-
men mogelijk te maken wanneer de bestuurder
het rempedaal intrapt.
Rain Brake Support - Indien
aanwezig
Rain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer verbe-
teren. Het systeem oefent met tussenpozen
een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijderen.
Dit systeem werkt alleen wanneer de ruitenwis-
sers in de stand LO of HI staan. In de interval-
stand werkt het systeem niet. Rain Brake Sup-
port geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Hill Descent Control (HDC) — Alleen
modellen met vierwielaandrijving
met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen
HDC handhaaft de snelheid als u een heuvel
afrijdt tijdens terreinrijden en is alleen beschik-
baar in de groep 4WD LOW. Om HDC in te
schakelen drukt u op de HDC-schakelaar.
Als HDC is ingeschakeld, brandt het HDC-
pictogram op de instrumentengroep. HDC be-
dient automatisch de remmen om de heuvelaf-
waartse snelheid op het geselecteerde niveau
Schakelaar Hill Descent Control
260