Page 241 of 420

combinatie is van het standaard ABS en traction
control, biedt weerstand aan een wiel dat door-
slipt waardoor extra koppel wordt gestuurd naar
de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I® systeem niet geschikt is
voor omstandigheden waarin de groep 4WD
LOW wordt aanbevolen. Raadpleeg de para-
graafTips voor terreinrijden in het hoofd-
stuk Starten en rijden voor meer informatie
hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen
Quadra-Trac II® - Indien aanwezig
De Quadra-Trac II® tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II® tussenbak heeft drie
standen:
• 4WD HI
• NEUTRAL
• 4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus. Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijfas-
sen vóór en achter samen te vergrendelen en
de voor- en achterwielen te dwingen om met
dezelfde snelheid te draaien. De stand 4WD
LOW is uitsluitend bedoeld voor een onverhard
of glad wegdek. Rijden in de stand 4WD LOW
op droge, verharde wegen kan leiden tot over-
matige slijtage van de banden en schade aan
de onderdelen van de aandrijflijn.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in 4WD
LOW rijdt, is het motortoerental circa driemaal
zo hoog als het motortoerental in de stand 4WD
HI. Laat de motor niet met te hoge toerentallen
draaien en rijd niet sneller dan 40 km/u.
Voor een juist gebruik van voertuigen met vier-
wielaandrijving moeten alle banden van het-
zelfde type zijn en dezelfde maat en omtrek
hebben. Het gebruik van verschillende banden
beïnvloedt het schakelgedrag en kan de tus-
senbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbetert,
heeft men de neiging de veilige snelheden voor
bochten en stoppen te overschrijden. Rijd niet
sneller dan de verkeersomstandigheden toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen gewond
raken. In de stand NEUTRAL (N) van de
tussenbak wordt het contact met de aandrijf-
lijn van zowel de aandrijfas voor als achter
verbroken, zodat de auto ongeacht de stand
van de versnellingsbak, in beweging kan
komen. De handrem moet altijd aangetrok-
ken zijn als de bestuurder niet in de auto zit.
SchakelstandenVoor meer informatie over het gebruik van elke
stand van het 4WD-systeem, zie onderstaande
informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.
237
Page 242 of 420

OPMERKING:
Raadpleeg de paragraafSelec-Terrain® –
indien aanwezig in het hoofdstukStarten
en rijden voor meer informatie over de ver-
schillende instellingen en het bedoelde ge-
bruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekoppeld
van de aandrijving. Hij wordt gebruikt om achter
een andere auto te slepen met alle wielen aan
de grond. Raadpleeg de paragraaf "Slepen
achter een camper" in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrijving
met lage snelheid. Dit dwingt de voor- en ach-
terwielen om met dezelfde snelheid te draaien.
Het levert uitsluitend op een onverhard of glad
wegdek extra tractie en maximale trekkracht op.
Rijd niet sneller dan 40 km/h (25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf “Selec-Terrain® –
indien aanwezig voor meer informatie over
de verschillende instellingen en het be-
doelde gebruik.Schakelprocedures
Vierwielaandrijving HI (HOOG) naar
Vierwielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u, als de contactschakelaar in de stand
ON staat of als de motor loopt, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één keer
op de “4WD LOW”-knop op de tussenbakscha-
kelaar. Het controlelampje “4WD LOW” in de
instrumentengroep gaat knipperen en blijft
branden wanneer het schakelen is voltooid. OPMERKING:
Als schakelcondities/blokkeringen niet wor-
den bereikt, of er een beschermingsconditie
voor de motortemperatuur van de tussen-
bak aanwezig is, gaat het bericht “For 4x4
Low Slow Below 3 MPH or 5 KPH Put Trans
in N Press 4 Low” (Voor 4x4 laag langzaam
onder 5 km/u, zet versnelling in N, druk op 4
Low) knipperen in het elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC). Raadpleeg de pa-
ragraaf
Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC) in het hoofdstuk Het
instrumentenpaneel voor meer informatie
hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u, als de contactschakelaar in de stand
ON staat of als de motor loopt, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één keer
op de “4WD LOW”-knop op de tussenbakscha-
kelaar. Het controlelampje “4WD LOW” op de
instrumentengroep gaat knipperen en dooft na-
dat het schakelen is voltooid.
Tussenbakschakelaar
238
Page 243 of 420

OPMERKING:
•Als niet aan de schakelvoorwaarden/
vergrendelingen wordt voldaan of bij een
beveiliging van de motortemperatuur van
de tussenbak knippert het bericht “For
4x4 High Slow Below 3 MPH or 5 KPH Put
Trans in N Press 4 Low” (Voor 4x4 High
langzamer dan 5 km/u rijden - naar N
schakelen en op 4 Low drukken) op het
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
in het hoofdstuk Het instrumentenpa-
neel voor meer informatie hierover.
• Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en
de overschakeling te voltooien. De beste
methode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u. Als de auto
sneller rijdt dan 5 km/u dan verhindert de
tussenbak het schakelen. Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand, ter-
wijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel naar de stand NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, controleert u of het voertuig op
de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp
en houdt daarmee gedurende vier seconden de
verzonken knop NEUTRAL (N) van de tussen-
bak (bevindt zich bij de modusschakelaar) inge-
drukt. Het lampje achter het N-symbool gaat
knipperen om aan te geven dat wordt gescha-
keld. Het lampje stopt met knipperen (en blijft
branden) nadat het schakelen naar NEUTRAAL
(N) voltooid is. Het bericht “VIERWIELAAN-
DRIJFSYSTEEM IN NEUTRAAL” verschijnt op
het EVIC (elektronisch voertuiginformatiecen-
trum). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) "in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. 6. Nadat het schakelen voltooid is en het NEU-
TRAAL (N)-lampje blijft branden, laat u de NEU-
TRAAL (N)-knop los.
7. Schakel naar REVERSE.
8. Laat het rempedaal gedurende vijf seconden
los en zorg ervoor dat de auto niet gaat rollen.
OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, gaat het bericht “To Tow
Vehicle Safely, Read Neutral Shift Procedure
in Owners Manual” (Lees Schakelprocedure
voor neutraal in Gebruikershandleiding om
auto veilig te slepen) knipperen in het elek-
NEUTRAAL (N)-schakelaar
239
Page 244 of 420

tronischevoertuiginformatiecentrum (EVIC).
Raadpleeg de paragraaf Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) in het hoofd-
stuk Het instrumentenpaneel voor meer in-
formatie hierover.
Uit de NEUTRAAL (N)-stand schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voertuig
voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Start de motor.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel naar NEUTRAAL.
6. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp
en houdt daarmee gedurende één seconde de
verzonken knop NEUTRAL (N) van de tussen-
bak (bevindt zich bij de modusschakelaar) inge-
drukt. 7. Wanneer het NEUTRAAL (N)-lampje uitgaat,
laat u de NEUTRAAL (N)-knop los.
8. Nadat de NEUTRAAL (N)-knop is losgela-
ten, schakelt de tussenbak over naar de stand
aangegeven door de modusschakelaar.
9. Schakel naar PARK. Zet de motor af.
10. Laat het rempedaal los.
11. Koppel het voertuig los van het slepend
voertuig.OPMERKING:
•
Stappen 1 tot en met 5 zijn voorwaarden
waaraan moet worden voldaan voordat op
de NEUTRAAL (N)-knop wordt gedrukt, en
waaraan moet blijven worden voldaan tot-
dat het schakelen is voltooid. Als aan een
van deze voorwaarden niet wordt voldaan
voordat op de NEUTRAAL (N)-knop wordt
gedrukt of niet meer aan wordt voldaan
tijdens het schakelen, zal het NEUTRAAL
(N)-lampje onophoudelijk blijven knippe-
ren totdat aan alle voorwaarden is vol-
daan of totdat de NEUTRAAL (N)-knop
wordt losgelaten.
• De contactschakelaar moet in de stand
ON/RUN voordat kan worden geschakeld
en schakelstand-indicatielampjes kunnen
werken. Als het contact niet in de stand
ON/RUN staat, zal het schakelen niet
worden uitgevoerd en zullen geen
schakelstand-indicatielampjes branden
of knipperen.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
240
Page 245 of 420

•Een knipperend indicatielampje van de
NEUTRAAL (N)-stand geeft aan dat niet
aan de voorwaarden voor schakelen is
voldaan.
Quadra-Drive® II-systeem – indien
aanwezig
Het optionele Quadra-Drive® II-systeem is uit-
gerust met twee koppeloverbrengingskoppelin-
gen. De koppelingen bevatten een achteras
met elektronisch beperkt slipdifferentieel
(ELSD) en de Quadra-Trac II®-tussenbak. De
optionele ELSD-as is volledig automatisch en
vereist geen input van de bestuurder. Onder
normale rijomstandigheden werkt het systeem
als een standaard as die het koppel gelijkmatig
verdeeld over de linker en de rechter wielen. Bij
een tractieverschil tussen de linker en de rech-
ter wielen detecteert de koppeling een snel-
heidsverschil. Wanneer één wiel sneller gaat
draaien dan het andere wordt het koppel van
het wiel met de minste tractie automatisch
overgebracht naar het wiel met tractie. Hoewel
de tussenbak en de askoppeling qua ontwerp
verschillen, werken ze hetzelfde. Raadpleeg de informatie over het schakelen van een Quadra-
Trac II®-tussenbak voorafgaand aan dit hoofd-
stuk.
SELEC-TERRAIN™ — INDIEN
AANWEZIG
OmschrijvingSelec-Terrain™ combineert de mogelijkheden
van de voertuigregelsystemen met de bestuur-
dersinvoer om onder alle terreinomstandighe-
den de beste prestaties te verkrijgen.
Selec-Terrain™ bestaat uit de volgende stan-
den:
•
SNOW – Tuning ingesteld op extra stabiliteit
onder slechte weersomstandigheden. Ge-
bruik dit op de weg en in het terrein op
ondergronden met weinig tractie, zoals
sneeuw. In de stand SNOW (afhankelijk van
bepaalde gebruiksomstandigheden) kan de
transmissie de tweede versnelling gebruiken
(in plaats van de eerste) bij het wegrijden om
het slippen van de wielen te minimaliseren.
Indien uitgerust met luchtvering, verandert
de hoogte naar de normale rijhoogte (NRH)
als de tussenbak in de hoge groep staat. De
rijhoogte verandert naar Terreinrijden 1 als
de tussenbak in de lage groep staat.
• AUTO – Volautomatische, continue vierwiel-
aandrijving kan worden gebruikt op de weg
en in het terrein. Zoekt een evenwicht tussen
tractie en naadloos stuurgevoel voor verbe-
terd rijgedrag en optrekken in vergelijking
met een tweewielaangedreven voertuig. In-
dien uitgerust met luchtvering, verandert de
hoogte naar NRH.
Selec-Terrain™-schakelaar
241
Page 246 of 420

•SAND – Kalibratie voor terreinrijden op on-
dergronden met weinig tractie, zoals zand of
nat gras. De aandrijflijn is geoptimaliseerd
voor maximale tractie. Enig slippen kan voel-
baar zijn op moeilijke ondergronden. De
elektronische remregeling is ingesteld om de
tractieregeling van de gasklep en wielspin te
beperken. Indien uitgerust met luchtvering,
verandert de hoogte naar Terreinrijden 1.
• MUD - Kalibratie voor terreinrijden op onder-
gronden met weinig tractie, zoals modder. De
aandrijflijn is geoptimaliseerd voor maximale
tractie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. De elektronische
remregeling is ingesteld om de tractierege-
ling van de gasklep en wielspin te beperken.
Indien uitgerust met luchtvering, verandert
de hoogte naar Terreinrijden 1.
• ROCK – Kalibratie voor terreinrijden die al-
leen beschikbaar is in de groep 4WD LOW.
Het voertuig (indien uitgerust met luchtve-
ring) wordt verhoogd voor een betere grond-
speling. Op tractie gebaseerde tuning met
verbeterde bestuurbaarheid voor gebruik tij-
dens terreinrijden op ondergronden met een
hoge tractie. Schakel de afdalingsregeling in voor het afrijden van steile hellingen. Gebruik
voor het rijden op obstakels zoals grote rot-
sen, diepe sporen, enz. Indien uitgerust met
luchtvering, wordt de rijhoogte veranderd
naar Terreinrijden 2. Als de Selec-Terrain™-
schakelaar in de stand ROCK staat, en de
tussenbak wordt geschakeld van 4WD LOW
naaf 4WD HIGH, keert het Selec-Terrain™-
systeem terug naar AUTO.
Berichten op scherm elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden verschijnt een
bericht in het EVIC-scherm. Raadpleeg de pa-
ragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie hierover.
QUADRA-LIFT™ — INDIEN
AANWEZIG
OmschrijvingHet Quadra-Lift™-luchtveringssysteem zorgt
voor continue niveauregeling naast de mogelijk-
heid om met een druk op de knop de hoogte van
het voertuig aan te passen. •
Normale rijhoogte (NRH) – Dit is de stan-
daardinstelling van de vering en is bedoeld
voor normaal rijden.
Selec-Terrain™-schakelaar
1 — Knop omhoog
2 — Knop omlaag
3 - Controlelampje Instappen/uitstappen (kan door
de klant worden geselecteerd)
4 - Controlelampje Normale rijhoogte (kan door de
klant worden geselecteerd)
5 - Controlelampje Terreinrijden 1 (kan door de
klant worden geselecteerd)
6 - Controlelampje Terreinrijden 2 (kan door de
klant worden geselecteerd)
242
Page 247 of 420

•Terreinrijden 1 (OR1) (verhoogt het voer-
tuig ongeveer 33 mm – Dit is de voorkeurs-
instelling voor al het terreinrijden totdat OR2
wordt geselecteerd. Deze instelling resulteert
in een soepeler en comfortabeler rijden. Druk
vanuit de stand NRH eenmaal op de knop
“Omhoog” terwijl de voertuigsnelheid lager is
dan 61 km/u. Als in de stand OR1 de voer-
tuigsnelheid gedurende langer dan 20 se-
conden tussen 64 km/u en 80 km/u blijft, of
als de voertuigsnelheid hoger wordt dan
80 km/u, wordt het voertuig automatisch ver-
laagd naar de stand NRH. Raadpleeg de
paragraaf "Tips voor terreinrijden" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer in-
formatie hierover.
• Terreinrijden 2 (OR2) (verhoogt het voer-
tuig ongeveer 65 mm) – Deze stand wordt
gebruikt voor gevallen waarin tijdens het
terreinrijden de maximale bodemspeling ver-
eist is. Om OR2 in te stellen, drukt u vanuit
de stand NRH tweemaal op de knop “Om-
hoog” of vanuit de stand OR1 eenmaal,
terwijl de voertuigsnelheid lager is dan
32 km/u. Als in de stand OR2 de voertuig-
snelheid hoger wordt dan 40 km/u, wordt de voertuighoogte automatisch verlaagd naar
de stand OR1. Raadpleeg de paragraaf
"Tips
voor terreinrijden" in het hoofdstuk"Starten
en rijden" voor meer informatie hierover.
• Aero (verlaagt het voertuig ongeveer 13
mm) – Deze stand verbetert de aerodyna-
mica door het voertuig te verlagen. Het voer-
tuig wordt automatisch in de stand Aero
gezet wanneer de voertuigsnelheid gedu-
rende langer dan 20 seconden tussen
99 km/u en 106 km/u blijft, of de voertuigsnel-
heid hoger wordt dan 106 km/u. Het voertuig
keert terug vanuit de stand Aero naar de
stand NRH wanneer de voertuigsnelheid ge-
durende langer dan 20 seconden tussen
48 km/u en 56 km/u blijft, of de voertuigsnel-
heid lager wordt dan 48 km/u. Het voertuig
wordt ongeacht de voertuigsnelheid in de
stand Aero gezet, wanneer de schakelhendel
in de stand "SPORT"wordt gezet.
OPMERKING:
Wanneer de ECO-modus is ingeschakeld
verlaagt het luchtveringssysteem het voer-
tuig naar de stand Aero wanneer de voer-
tuigsnelheid tussen 84 km/u (52 mph) en 90 km/u (56 mph) ligt gedurende 20 secon-
den, of hoger wordt dan 90 km/u (56 mph).
Het voertuig verlaat de stand Aero als de
voertuigsnelheid tussen 32 km/u (20 mph)
en 40 km/u (25 mph) blijft gedurende 20
seconden, of als de snelheid van het voer-
tuig lager wordt dan 32 km/u (20 mph).
•
Instappen/uitstappen (verlaagt het voer-
tuig ongeveer 38 mm [1,5 inch]) – Deze
stand verlaagt het voertuig zodat passagiers
gemakkelijker kunnen in- en uitstappen, en
verlaagt de achterkant van het voertuig voor
gemakkelijker in- en uitladen van bagage.
Om de stand Instappen/uitstappen in te stel-
len, drukt u eenmaal op de knop "Omlaag”
terwijl de voertuigsnelheid lager is dan
40 km/u (25 mph). Zodra de voertuigsnelheid
lager is dan 24 km/u, begint de voertuig-
hoogte af te nemen. Als de voertuigsnelheid
gedurende langer dan 60 seconden tussen
24 km/u (15 mph) en 40 km/u (25 mph) blijft,
of als de voertuigsnelheid hoger wordt dan
40 km/u (25 mph), wordt het instellen van de
stand Instappen/uitstappen geannuleerd.
Om de stand Instappen/uitstappen te verla-
243
Page 248 of 420

ten, drukt u vanuit de stand Instappen/
uitstappen eenmaal op de knop"Omhoog"of
rijdt u met het voertuig sneller dan 24 km/u
(15 mph).
OPMERKING:
Automatisch verlagen van het voertuig in de
stand Instappen/uitstappen kan worden in-
geschakeld via de Uconnect® Radio met
aanraakscherm. Als deze stand is ingescha-
keld, wordt het voertuig alleen verlaagd als
de schakelhendel in de stand PARKstaat,
het terrein-schakelaar in de stand AUTO
staat, de tussenbak in de stand AUTO
staat, en de niveauregeling van het voertuig
in de stand Normaal of Aero staat. Het voer-
tuig zal niet automatisch worden verlaagd
als de luchtvering in de stand Terreinrijden 2
of Terreinrijden 1 staat. Als de auto is uitge-
rust met een inbraakdiefstalmodule (ITM),
wordt het verlagen onderdrukt wanneer het
contact uitgeschakeld is en het portier open
is om te voorkomen dat het alarm afgaat. De Selec-Terrain™-schakelaar stelt het voer-
tuig automatisch in op de juiste rijhoogte aan de
hand van de stand van de Selec-Terrain™-
schakelaar. De hoogte kan worden veranderd
vanuit de Selec-Terrain™-standaardinstelling
door normaal gebruik van de knoppen van het
luchtveringssysteem. Raadpleeg de paragraaf
"Selec-Terrain™"
in het hoofdstuk"Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Voor alle veranderingen aan het systeem moet
de motor draaien. Voor het verlagen van het
voertuig moeten alle portieren, inclusief de ach-
terklep, gesloten zijn. Als een portier wordt
geopend op enig moment terwijl het voertuig
wordt verlaagd, wordt het verlagen pas voltooid
nadat het geopende portier weer gesloten is.
Het Quadra-Lift™-luchtveringssysteem maakt
gebruik van een verhogings-/verlagingspatroon
dat voorkomt dat de koplampen tegenliggers
verblindt. Bij het verhogen van het voertuig,
gaat eerst de achterkant van het voertuig om-
hoog en daarna de voorkant. Bij het verlagen
van het voertuig, gaat eerst de voorkant omlaag
en daarna de achterkant. Nadat de motor is uitgezet, kunt u merken dat
het luchtveringssysteem kort werkt. Dit is nor-
maal. Het systeem corrigeert de stand van het
voertuig zodat het er goed uitziet.
Om het monteren van het reservewiel te verge-
makkelijken heeft het Quadra-Lift™-
luchtveringssysteem een functie waarin de au-
tomatische niveauregeling wordt uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC)" in het hoofdstuk"Het
instrumentenpaneel" voor meer informatie hier-
over.
OPMERKING:
Indien uitgerust met een radio met aanraak-
scherm, moeten het inschakelen/uitschakelen
van alle standen van de luchtvering worden
gedaan via de radio. Raadpleeg Uconnect™
Access instellingen in het hoofdstuk Het
instrumentenpaneel voor meer informatie
hierover.
244