Page 209 of 332
207
8
Onderhoud
van de verschillende vloeistofniveaus, het
ver vangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit.
Dieselmotoren
1.
Reservoir ruiten- en
koplampsproeiervloeistof. 2.Reservoir koelvloeistof. 3.Reservoir remvloeistof.4. Accu.
5. Zekeringkast.
6.Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.8.Motorolie (bij)vullen.9.
Handopvoerpomp * . 1.6 HDi 110
1.8 HDi 150
*
Volgens motoruitvoering.
Page 210 of 332

208
Onderhoud
Zodra het pictogram snel knippert(ongeveer twee keer per seconde), hebt u niet veel brandstof meer in de tank (ongeveer 5 liter).
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tankstrandt.
Brandstoftank
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ongeveer 60 liter.
Minimaal brandstofniveau
Tanken
Op een label aan de binnenzijde van de vulklepstaat de voorgeschreven soor t brandstof
voor uw auto aangegeven, afhankelijk van uwmotoruitvoering.
Er moet minimaal 5 liter brandstof worden getankt om er voor te zorgen dat de
brandstofmeter het niveau weer aangeeft.
Plaats van de brandstofvuldop
Wanneer het minimale niveau in debrandstoftank is bereikt, verschijnt
deze weergave op het scherm van
het instrumentenpaneel. Zodra
het lamp
je gaat branden is er nog
ongeveer 10 liter brandstof over.
Het pictogram knippert langzaam (ongeveer één keer per seconde).
1.
Openen van de klep. 2.Openen van de dop.
3.Ophangen van de dop.
Veili
g tanken: )zet altijd de motor af, f )
trek aan de knop A links onder de
bestuurdersstoel om de brandstofvulklep te
ontgrendelen, ) open de brandstofvulklep B , )
draai de dop C
naar links, )
ver wijder de dop C , )
tank de auto af, maar laat het vulpistool
nooit meer dan 3 keer uitspringen ;
indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden.
N
a het tanken: )
breng de dop aan, waarbij u eerst het
bovenste gedeelte in de opening steekt, ) draai de dop naar rechts,
)
sluit de brandstofvulklep.
Controleer of de brandstofvulklep goed gesloten is. Dit pictogram gee
ft aan dat de
brandstofvuldop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
Het is normaal dat bi
j het openen van debrandstofvuldop een geluid van aanzuigende lucht hoorbaar is, aangezien er een vacuümontstaat dat wordt veroorzaakt door deafdichting van het brandstofcircuit.
Page 211 of 332

209
8
Onderhoud
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen vanhet type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandsto
ffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen meteen ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos
rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd
met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen
worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij
bepaalde dieselmotoren op voor waarde dat de
bi
jzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans opschade aan de motor en het brandstofcircuit). Hoewel de 1,6 liter benzinemotoren zi
jn
ontworpen voor het gebruik van 95 RON benzine, kunt u zonder dat er aanpassingenaan de motor noodzakelijk zijn ook benzine
met een octaangetal vanaf 90 RON tanken. De motorprestaties zullen dan echter iets
teruglopen.
Bij de 2,0 liter benzinemotoren kunt uprobleemloos benzine met een octaangetal
vanaf 90 RON tanken.
Page 212 of 332
210
Onderhoud
Brandstoftank leeg (Diesel)
geval van een lege brandstoftank noodzakelijk
om het brandstofsysteem handmatig te
ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de motorruimte voor de desbetreffende dieselmotor.
1.6 HDi-motor
)
Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. )
Open de motorkap. )
Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken. )
Bedien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn). ) Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15 seconden en star t de
motor opnieuw). ) Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en ver volgens de star tmotor opnieuw. ) Plaats de sierkap terug en klem deze vast. )
Sluit de motorkap.
Page 213 of 332

211
8
Onderhoud
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan worden gecontroleerd met de oliepeilstok. Een controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor ten minste 30 minuten niet heeftgedraaid.
Het is normaal dat u tussen tweeonderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.CITROËN adviseer t u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, oliebij te vullen.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen, ishet gebruik van additieven in de motorolie niettoegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Laat in het
geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul deze niveaus indien nodigbij, tenzij anders aangegeven.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A
= m
axi.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats
als het oliepeil boven dit
merkteken uitkomt.
B
= mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Page 214 of 332

212
Onderhoud
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
v
erverst.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" tebevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het
voorgeschreven ver versingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschrevenremvloeistof die voldoet aan de DOT3 of DOT4 -norm.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van deventilator.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Page 215 of 332

213
8
Onderhoud
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen. De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in dedaarvoor bestemde containers bij het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Additiefniveau (1,6 HDi
110 dieselmotor met
roetfilter)
Als het minimumniveau van het additief is bereikt verschijnt deze melding.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen is
het (bij)vullen van het reser voir met water niet
toe
gestaan.
Niveau ruiten- en
koplampsproeier vloeistof
Wanneer uw auto is voorzien vankoplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven
door een geluidssignaal en eenmelding op het display van het
instrumentenpaneel.
Vul bi
j de eerstvolgende gelegenheid het
reservoir bij.
Page 216 of 332

214
Onderhoud
Controles
12V- accu
Elektrolytniveau
Raadpleeg voor toegang tot de accu de rubriek "12V-accu".
Het elektrolytniveau van deze
vloeistof moet zich tussen de merktekens MINI
"LOWER LEVEL" en MA XI "UPPER LEVEL"bevinden.
Laat de filters periodiek ver van
gen
volgens de in het onderhoudsboekje
aangegeven intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsboekje
voor het ver vangingsinterval.
Oliefilter
Vul indien nodig bij met gedistilleerd water door
de doppen van de verschillende accucellen te
ver wi
jderen.
Controleer het elektrolytniveau ten minste éénkeer per maand.
Raadpleeg voordat u de accukabels losneemtde rubriek "12V-accu" voor meer informatieover de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Raadplee
g, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen. Een verstopt interieurfilter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.