Page 25 of 332

.
23
Eerste kennismaking
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen inde bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.Beperk de belading en de luchtweerstand(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk dewinterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan debandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de por tiersponning aan bestuurderszijde.Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet isgebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van hetreser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie ver versen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u datbrandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruikzich stabiliseert.
Page 26 of 332
24
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel
1.
To erenteller. 2.
Snelheidsmeter.
Displa
y type 2
3.
Display instrumentenpaneel:
- Weergave van waarschuwingen en
picto
grammen.
- Totale kilometerstand en dagteller.
- Onderhoudsindicator.
- Koelvloeistoftemperatuur.
- Informatie boordcomputer.
-
Snelheidsregelaar ingeschakeld.
- Aanwijzing schakelindicator.
- Menu voor het instellen van deparameters (weergave, geluid...).
- Brandstofniveau.
- Buitentemperatuur.
- Aandri
jvingsmodus.
Paneel met meters en verklikkerlampjes.
Deze informeren de bestuurder of een functiewel of niet ingeschakeld is (verklikkerlampje
ingeschakeld of uitgeschakeld) of bij eenstoring (waarschuwingslampje).
Displa
y type 1
U kunt de weergave wijzigen metde knop INFOdie zich links van het instrumentenpaneel op het dashboard bevindt.
Page 27 of 332
1
25
Controle tijdens het rijden
De controlelampjes waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing(waarschuwingslampje) of geven hem
informatie over de werking van een systeem(ingeschakeld of uitgeschakeld).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommigewaarschuwingslampjes enkele secondenbranden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes gaan branden (permanent of knipperend) in combinatie met eengeluidssignaal en een melding.
Controlelampjes
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functiehet betreft.
Page 28 of 332

26
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als een van de volgende lampjes bij een
draaiende motor of onder het rijden gaatbranden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Het lampje brandt op het instrumentenpaneel of
op het display van het instrumentenpaneel.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Handrem/Remvloeistofniveau/Elektronischeremdrukregelaarr
permanent. Het lampje gaat enkele secondenbranden en gaat vervolgens uit wanneer u het contact in de stand "ON" zet.
De handrem is aan
getrokken of niet goed vrijgezet.In combinatie met een melding. Zet de handrem vrij; het lampje dooft.
Te l a a
g remvloeistofniveau. In combinatie met een melding. Vul remvloeistof
bij en raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Storin
g van de elektronische remdrukregelaar (REF). Zet de auto op een veilige plaats stil.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zelfdiagnose motorknippert. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
permanen
t. Er is een storing in de emissieregeling. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eeng
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Een waarschuwingslampje kan branden in combinatie met een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing.Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 29 of 332

1
27
Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Laadstroom accu*
permanent.Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu(ver vuilde of losgeraakteaccuklemmen, aandrijfriem dynamoniet correct gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Antiblokkeersysteem (ABS)permanent.Er is een storing in het antiblokkeersysteem.De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mo
gelijk het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel vóór losgemaakt/
niet vastgemaaktt
Permanent, en
knippert vervolgens
in combinatie met een geluidssignaal. De bestuurder heeft zi
jn
veiligheidsgordel losgemaakt of niet
vast
gemaakt.Doe de
gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
*
Volgens land van bestemming.
Airbags engordelspannerstijdelijk. Als u het contact aanzet, gaat dit lampje een paar seconden branden
en gaat ver volgens uit.Raadplee
g het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als het lampje blijft branden.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische gordelspanners.Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk o
f
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 30 of 332

28
Controle tijdens het rijden
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer linksknipperend met
geluidssignaal. De lichtschakelaar wordt omlaaggeduwd. Als het lampje veel sneller knippert dan normaal, kanhet zijn dat een lampje is doorgebrand. Ver vang het
lampje of raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Richtingaanwijzer rechts knipperend metgeluidssignaal. De lichtschakelaar wordt omhooggeduwd. Als het lampje veel sneller knipper t dan normaal, kanhet zijn dat een lampje is doorgebrand. Vervang het
lampje of raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Parkeerlicht of dimlichtpermanent. Het parkeerlicht of het dimlicht is
ingeschakeld.
Grootlichtpermanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelennaar dimlicht.
Mistlampen vóórpermanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om demistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichtpermanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
Page 31 of 332

1
29
Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Snelheidsregelaar
permanent. Gaat branden als desnelheidsregelaar ingeschakeld
wordt. Druk op de toets "
ON/OFF" om de snelheidsregelaar
in of uit te schakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole en antispinregeling(ASC/TCL)
knippert. In werking zijn van de systemenASC/TCL. Het systeem zorgt voor maximale grip en houdt de
auto in het juiste spoor.
Matig uw snelheid en pas uw rijstijl aan.
permanent.
Storing in de systemen ASC/TCL. Laat de systemen door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats controleren.
FunctieStop & Star t (Auto Stop & Go)
permanent. De functie Stop & Star t (AS&G) heeft
de motor in de STOP-stand gezet(verkeerslicht, stopbord, opstopping,enz.). Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatisch
opnieuw gestart in de START-stand als u wilt
wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
ver volgens uit. D
e STOP-stand is nu niet
beschikbaar. of
De motor wordt automatisch in de STA R T- s t a n d geschakeld. Zie "Functie
Stop & Start (AS&G)" voor de
bi
jzonderheden van de STOP-stand en van deSTA R T-stand.
Voorgloeien dieselmotor
permanent.De motor is koud en:
- het contact staat in de stand ON(Contact), of
- de startknop STA R T/STOP is
in
gedrukt (Contact).
Wacht bij auto's met een contactslot met star ten tot het controlelampje is gedoofd.
Bij auto's met het Keyless entry and start-systeem zalde motor star ten als het lampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (tot ongeveer 30 seconden bij extreme weersomstandigheden).
Zet, als de motor niet start het contact opnieuw aan en
wacht tot het lampje weer dooft. Hierna kan de motor
worden gestart.
Page 32 of 332
30
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
ASC/TCLpermanent. De ASC/TCL-schakelaar op het
dashboard (bestuurderszijde) is ingedrukt.
Het A
SC/TCL is uitgeschakeld.
ASC: dynamische stabiliteitscontrole.
TCL: antispinregeling. Druk de ASC/ TCL-schakelaar op het dashboard
nogmaals in om het ASC/TCL weer in te schakelen.
Het ASC/ TCL- systeem wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld bij het starten van de auto.
Functie Stop & Star t(Auto Stop & Go)
constant. De toets voor het uitschakelen van
de functie Stop & Star t (AS&G) aande onderzijde van het dashboard(bestuurderszijde) is ingedrukt.
De functie Stop & Start (AS&G) is
uitgeschakeld.Druk de toets no
gmaals in om de functieStop & Star t (AS&G) in te schakelen.