Page 25 of 340

IN
E
23
RIJDEN
Snelheidsbe
grenzer "LIMIT"
1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsbegrenzer.
2.
Verlagen van de ingestelde snel-
heid.
3.
Verhogen van de ingestelde snel-
heid.
4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Het instellen van de snelheid
is alleen mogelijk bij draaien-
de motor.
152
1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsregelaar.
2.
Instellen van een snelheid / Verla-
gen van de ingestelde snelheid.
3.
Instellen van een snelheid / Verho-
gen van de ingestelde snelheid.
4.
Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.
Het instellen van een snelheid
en het activeren van de snel-
heidsregelaar is alleen moge-
lijk bij een wagensnelheid hoger dan
40 km/h, vanaf de vierde versnelling
bij een handgeschakelde versnel-
lingsbak (tweede bij een 2Tronic-ver-
snellingsbak met 6 versnellingen of
automatische transmissie).
154
Weergave op hetinstrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Page 26 of 340

IN
E
24
157
RIJDEN
2Tronic-zesversnellingsbak
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen.
1.
Selectiehendel.
2.
Knop "S" (sport)
.
Automatische transmissie met "TipTronic techniek SysteemPorsche" pp
Deze versnellingsbak met zes over-
brengingen biedt de bestuurder de keus
tussen het comfort van een automati-
sche transmissie of het plezier van het
handmatig schakelen.
1.
Selectiehendel.
2.
Knop "S" (sport)
.
3.
Knop " 7
" (sneeuw)
.
Starten
)
Selecteer de stand N
et trap het rem-
pedaal tijdens het starten stevig in.
)
Schakel de eerste versnelling (stand
A
of M
) of de achteruitversnelling
(stand R
) in met de selectiehendel 1
.
)
Haal de voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
)
Selecteer de stand P
of N
en trap
het rempedaal tijdens het starten
stevig in.
)
Selecteer de stand R
, D
of M
.
)
Haal de voet van het rempedaal en
geef vervolgens gas.
3.
Bediening aan het stuurwiel "-"
.
4.
Bediening aan het stuurwiel "+"
.
161
Starten
Page 27 of 340

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een auto-
matische transmissie of een gestuur-
de handgeschakelde versnellingsbak,
laat de selectiehendel dan in de stand
Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van
het type versnellingsbak) staan en trap
het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.
ECO-RIJDEN
2525
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.
Page 28 of 340

26
Beperk de oorzaken van eenhoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.
Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 29 of 340
27
CO
INSTRUMENTENPANELEN
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over
de werking van de auto.
Klokken
1. Toerenteller
Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).
3. Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
4. Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of
mph).
5. Display.
6. Knop nulstelling of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsin-
dicator.
Knop voor de nulstelling van de ge-
selecteerde functie (dagteller of on-
derhoudsindicator) of het opnieuw
weergeven van de onderhoudsindi-
cator.
7. Dimmer dashboardverlichting.
Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting,
bij ingeschakelde verlichting.
Raadpleeg voor meer infor-
matie over de werking en de
weergave van een bepaalde
functie de desbetreffende pa-
ragraaf.
Page 30 of 340

CO
Display(s)
Het bedieningspaneel van hetinstrumentenpaneel van de Peugeot Connect 3D Nav
Met behulp van de toetsen kunnen:
-
bij stilstaande auto , de uitrusting van
de auto en de parameters van het dis-
play (taal, eenheden) worden ingesteld,
- bij rijdende auto , de actieve functies
achtereenvolgend worden weergege-
ven (boordcomputer, navigatie...).
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het
grote display 16x9 van het instrumen-
tenpaneel te bedienen:
1. toegang tot het algemene menu, be-
vestigen van de keuze,
2. naar boven verplaatsen in het menu,
3. naar beneden verplaatsen in het menu,
4. terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten.
A. Snelheidsbegrenzer
of
Snelheidsregelaar.
(km/h of mph)
B. Dagteller.
(km of miles)
C. Onderhoudsindicator.
(km of miles) of,
Motorolieniveaumeter.
of
Kilometerteller.
(km of miles)
D. Gestuurde handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak of automatische trans-
missie.
E. Waarschuwings- en statusmeldin-
gen van functies, boordcomputer,
navigatieberichten (GPS), menu's
(met Peugeot Connect 3D Nav).
Page 31 of 340

29
CO
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen (volgens land van bestem-
ming):
- inschakelen van de ruitenwisser ach-
ter als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld (zie hoofdstuk "Zicht"),
- selectieve ontgrendeling (zie hoofd-
stuk "Openen"),
- follow-me-home en instapverlichting
(zie hoofdstuk "Zicht"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk
"Zicht"),
-
bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- elektrische parkeerrem of handrem
(zie hoofdstuk "Rijden").
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de
taal kiezen: Deutsch, English, Espanol,
Français, Italiano, Nederlands, Portu-
gues, Türkçe * . Het algemene menu en de bijbe-
horende functies zijn uitsluitend
toegankelijk bij stilstaande auto,
via de toetsen 1 tot en met 4 .
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het display
die aangeeft dat toegang tot het al-
gemene menu onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer
is uitsluitend toegankelijk bij rijdende
auto, via de toetsen 2 en 3 (zie para-
graaf "Boordcomputer").
Algemeen menu
)
Druk op toets 1 voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden".
)
Druk op toets 2 of 3 om op het
scherm te verplaatsen.
)
Druk opnieuw op toets 1 om de keu-
ze te bevestigen.
*
Volgens land van bestemming.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuur-
der informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgescha-
keld) of waarschuwen de bestuurder in
het geval van een storing (waarschu-
wingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen con-
stant branden of knipperen.
Een aantal verklikkerlampjes
heeft beide mogelijkheden. Of het
constant branden of knipperen van
een verklikkerlampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de wer-
kingsfase van de auto.
Page 32 of 340

30
CO
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar
omlaag beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar
omhoog beweegt.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Parkeerlichten".
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in
de stand "Dimlicht".
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar
u toe trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Mistlampen
vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om
de mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.
Elektrische
parkeerrem
permanent De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de elektrische parkeerrem vrij zodat het
verklikkerlampje uitgaat: trap het rempedaal in en
trek aan de hendel van de elektrische parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de elektrische parkeerrem.