Page 145 of 340

RIJ
143
Bijzondereomstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de
motor...) bepaalt de parkeerrem zelf
zijn aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de parkeer-
rem vrij door eerst aan de hendel A
te trekken
en deze vervolgens los te
laten
. De vrijgezette toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door
het doven van het controlelampje op
de hendel A
in combinatie met de
melding "Parkeerrem vrijgezet".
Wanneer de parkeerrem is aange-
trokken
en u deze vanwege een de-
fect of accupech niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
parkeerrem.
NOODREMFUNCTIE
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden
van de bestuurder, ...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel
A te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (ESP)
zorgt ervoor dat de auto stabiel blijft wan-
neer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de noodremfunctie verschijnt
een van de volgende meldingen:
- "Parkeerrem defect".
- "Bediening parkeerrem defect".
Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het branden
van dit controlelampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A
te
trekken en deze weer los te laten.
De noodremfunctie mag uit-
sluitend in uitzonderlijke ge-
vallen worden gebruikt.
Page 146 of 340

RIJ
144
Zet de linker voorstoel in de achter-
ste stand.
Bij een defect aan de elektrische par-
keerrem of een lege accu kan de hand-
rem door middel van een mechanische
noodontgrendeling worden ontgren-
deld.
Noodontgrendeling
)
Beveilig de auto tegen wegrollen (of
blokkeer de auto terwijl het rempe-
daal ingetrapt blijft) door bij draaiende
motor de eerste versnelling (handge-
schakelde versnellingsbak), stand P
(automatische transmissie) of M
of R
(gestuurde handgeschakelde 6-ver-
snellingsbak) in te schakelen.
)
Zet de motor af, maar laat het con-
tact aanstaan. Als de auto niet tegen
wegrollen kan worden beveiligd,
mag de noodontgrendeling niet wor-
den uitgevoerd en moet zo snel mo-
gelijk contact worden opgenomen
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
)
Neem de twee wielblokken en de
slinger voor het ontgrendelen van
de parkeerrem uit de bagageruimte
(onder de vloerbekleding, zie het
gedeelte "Wiel verwisselen" in het
hoofdstuk "Praktische informatie").
)
Beveilig de auto tegen wegrollen
door de wielblokken vóór en achter
een van de voorwielen te plaatsen.
)
Schuif de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren.
)
Til het onder de stoel in de vloerbe-
kleding uitgesneden gedeelte B
op.
)
Maak het deksel C
van de opening
D
open met behulp van de slinger.
)
Plaats de slinger in de opening D
.
)
Draai de slinger met de wijzers van
de klok mee
. Vanwege de
veilig-
heid
dient u zo lang aan de slinger
te draaien tot u niet verder kunt. Nu
is de parkeerrem ontgrendeld.
)
Verwijder de slinger en berg deze
met de wielblokken op bij het boord-
gereedschap.
- De werking van de parkeerrem wordt
weer geactiveerd als u het contact
af- en weer aanzet. Als het activeren
van de parkeerrem niet mogelijk is,
raadpleeg dan het PEUGEOT-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
- Het kan hierna langer dan normaal
duren voor de parkeerrem is aange-
trokken.
Neem in verband met de vei-
ligheid na deze handeling al-
tijd en zo snel mogelijk contact
op met het PEUGEOT-netwerk om
het deksel te laten vervangen.
De auto kan wegrollen nadat de
mechanische noodontgrendeling is
uitgevoerd. Als dit gereedschap is
aangebracht, kan de parkeerrem niet
meer worden aangetrokken.
De hendel A
mag niet worden be-
diend en de motor mag niet worden
uitgezet of gestart als het ontgrendel-
gereedschap aangebracht is. Houd
de opening vrij van stof en vocht.
Page 147 of 340

RIJ
145
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op
een helling uw auto ongeveer 2 secon-
den op zijn plaats. In die tijd kunt u uw
voet van het rempedaal naar het gaspe-
daal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurdersportier is geslo-
ten.
De hill holder kan niet worden uitge-
schakeld.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat,
wordt deze even op zijn plaats ge-
houden wanneer u het rempedaal
loslaat:
- als bij de handgeschakelde versnel-
lingsbak de eerste versnelling of de
neutraalstand is ingeschakeld,
- als bij de EGS-versnellingsbak de
stand A
of M
is ingeschakeld,
- als bij de automatische transmissie
de stand D
of M
is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en
de achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal
loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte
periode dat u de hill holder ge-
bruikt.
Als u de auto moet verlaten
terwijl de motor draait, trek de par-
keerrem dan handmatig aan en con-
troleer of het verklikkerlampje van de
parkeerrem en het lampje P
op de
hendel (elektrische parkeerrem) per-
manent branden.
Bij een storing in de hill holder gaan
deze verklikkerlampjes branden. Raad-
pleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Page 148 of 340

146
Storingen
Als het storingslampje van de elektrisch bediende handrem gaat branden in combinatie met een of meer verklikkerlampjes
uit de onderstaande tabel, zet de auto dan op een veilige plaats stil (vlakke ondergrond, met ingeschakelde versnelling) en
raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Situaties
Gevolgen
Weergave van de melding " Storing
handrem
" en de volgende verklikker-
lampjes:
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De Hill Holder is niet beschikbaar.
- De elektrisch bediende handrem kan alleen handmatig worden bediend.
Weergave van de melding " Storing
handrem
" en de volgende verklikker-
lampjes:
- De elektrisch bediende handrem kan alleen worden vrijgezet door het rempe-
daal in te trappen en de hendel los te laten.
- De Hill Holder is niet beschikbaar.
- De automatische bediening en het handmatig aantrekken van de handrem
blijven mogelijk.
Weergave van de melding " Storing
handrem
" en de volgende verklikker-
lampjes:
- De automatische bediening is uitgeschakeld.
- De Hill Holder is niet beschikbaar.
Om de elektrisch bediende handrem aan te trekken:
)
Parkeer de auto en zet het contact uit.
)
Trek de hendel ten minste 5 seconden uit tot de handrem is aangetrokken.
)
Zet het contact aan en controleer of de verklikkerlampjes van de elektrisch
bediende handrem gaan branden.
Het aantrekken van de handrem duurt langer dan normaal.
Om de elektrisch bediende handrem vrij te zetten:
)
Zet het contact aan.
)
Trek aan de hendel, houd deze ongeveer 3 seconden uitgetrokken en laat de
hendel weer los.
Als het verklikkerlampje van de elektrisch bediende handrem knippert of als de
verklikkerlampjes niet gaan branden als het contact wordt aangezet, werken deze
procedures niet. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats. en/of
knipperen
Page 149 of 340
RIJ
147
Situaties
Gevolgen
Weergave van de melding " Storing
handrem - automatische stand ge-
activeerd
" en de volgende verklikker-
lampjes:
- Alleen de functies automatisch aantrekken bij het afzetten van de motor en
automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar.
- Het handmatig aantrekken/vrijzetten van de elektrisch bediende handrem is
niet mogelijk en de dynamische noodremfunctie is niet beschikbaar.
en/of
knipperen
Storing accu
- Als het verklikkerlampje laden accu gaat branden, moet u de auto direct stop-
pen (rekening houdend met het overige verkeer) en tegen wegrollen beveiligen
(plaats indien nodig de twee wielblokken onder de wielen).
- Trek de elektrisch bediende handrem aan alvorens de motor af te zetten.
Page 150 of 340
RIJ
148
Systeem dat bepaalde informatie op
een doorzichtig scherm projecteert,
in het directe gezichtsveld van de be-
stuurder zodat deze zijn ogen niet van
de weg hoeft af te wenden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
HEAD-UP DISPLAY
1.
Inschakelen/uitschakelen head-up
display.
2.
Regeling lichtsterkte.
3.
Hoogteverstelling weergave.
Door één van de schakelaars in te druk-
ken wordt het projectiescherm uitge-
klapt. Als het head-up display is ingeschakeld,
geeft het de volgende informatie weer:
A.
De snelheid van uw auto.
B.
De informatie van de snelheidsrege-
laar/-begrenzer.
Tuimelschakelaars
Informatie op het head-up display
C. De informatie van de "Distance
alert" (volgens uitvoering).
Page 151 of 340

RIJ
149
Bij bepaalde weersomstandig-
heden (regen en/of sneeuw,
zeer zonnig, ...) kan de infor-
matie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen
het lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microfi ber doekje) om het projectie-
scherm dat bestaat uit plexiglas te
reinigen. Gebruik nooit een droge
doek, een schuurspons, schoon-
maak- of oplosmiddel om te voorko-
men dat er krassen ontstaan op het
scherm of de anti-refl ecterende func-
tie beschadigd raakt.
Het is raadzaam de schake-
laars uitsluitend bij stilstaande
auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)
zodat het uitklappen en de goede
werking van het scherm niet verhin-
derd wordt.
)
Druk bij draaiende motor op de
schakelaar 1
. Het head-up display
blijft ingeschakeld/uitgeschakeld als
de motor na het afzetten weer wordt
gestart.
Hoogteverstelling
)
Stel het display bij draaiende motor
op de gewenste hoogte af met de
schakelaar 3
:
- omhoog om het display hoger af
te stellen,
- omlaag om het display lager af te
stellen.
Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte
)
Stel bij draaiende motor de licht-
sterkte van het display in met de
schakelaar 2
:
- omhoog om de lichtsterkte te ver-
hogen,
- omlaag om de lichtsterkte te ver-
lagen.
Page 152 of 340

RIJ
150
"DISTANCE ALERT*"
Raadpleeg voor het naleven van het
veilige tijdsinterval, de verkeersregels
en/of aanbevelingen hieromtrent in het
land waar u zich bevindt.
Het systeem werkt als de snelheid van
uw auto tussen de 70 km/h en 150 km/h
ligt.
Dit systeem geeft een visuele melding
die kan worden geprogrammeerd en
die bij het afzetten van het contact in
het geheugen blijft opgeslagen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
moet nemen.
1.
Schakelaar aan/uit.
2.
Schakelaar voor het verhogen (+)/
verlagen (-) van de waarschuwings-
afstand.
De informatie wordt weergegeven op
het head-up display.
Als het systeem is geactiveerd:
A.
De snelheid van uw auto ligt buiten
het werkingsgebied.
B.
De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied, maar er rijdt
geen voertuig vóór u.
C.
De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied en er wordt een
voertuig vóór u gesignaleerd.
De actuele afstand tussen uw auto
en het voertuig vóór u wordt perma-
nent weergegeven.
D.
De afstand (tijd) tussen het voer-
tuig vóór u is korter dan de gepro-
grammeerde tijd (waarschuwingsaf-
stand).
Bediening
Weergave tijdens de werking
Dit hulpsysteem informeert de bestuur-
der over het tijdsinterval (in seconden)
tussen zijn auto en de auto die vóór
hem rijdt, als de rijomstandigheden
constant zijn.
Het systeem signaleert geen stilstaan-
de voertuigen en grijpt niet in
tijdens
het rijden.
*
Volgens uitvoering.