Page 17 of 358
15
Eerste kennismaking
Comfortabel zitten
Voorstoelen
94
Handmatig verstellen
1.Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun.2.Rugleuningverstelling. 3.Hoogteverstelling van de zitting. 4.
Ver stelling in lengterichting van de stoel.
5. Ver stelling van de lendensteun van de bestuurdersstoel.
Elektrisch
1.
Hoek- en hoogteverstelling van de zitting en verstelling in lengterichting.2.Rugleuningverstelling.
3.Ver stelling van de lendensteun van de bestuurdersstoel . 4.
Handmatig verstellen van de zitting.
95
Page 18 of 358

14 . Schakelaars ruiten / elektrisch bediendekindersloten / centrale vergrendeling.
15. Bedieningspaneel van eMyWay.
16.Selectiehendel.
17. Keuzeschakelaar Hybrid4-systeem.
18
. Bedieningspaneel ver warming/
airconditioning.
19.Autoradio.
20.Alarmknipperlichten.21. Display.
22.Middelste verstelbare en afsluitbareventilatieroosters.
23.Klokje.
24.Starten met START/STOP-knop.
25. Lezer van de elektronische sleutel.
26. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer.
Cockpit
1.
Hendel motorkapontgrendeling.2.
Koplampverstelling. 3.
Verstelbare en afsluitbarezijventilatieroosters. 4.
Ontwaseming van de voorportierruiten.
5.
Ontwaseming voorste zijruiten.
6.Head-up display.7. Voorruitontwaseming.8.Airbag passagier.9.
Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag. 10.12V-aansluiting.11.
Bediening ruiten achter.12.Middenarmsteun met opbergvakken
USB/Jack-aansluiting. 13.Elektrisch bediende handrem.
27. Bediening van de autoradio vanaf hetstuurwiel.28.
Airbag bestuurder.
Claxon.
29. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
30.
Schakelaarpaneel (zie vorige pagina). 31.Afstellen buitenspiegels.32.
Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers. 33.
Instrumentenpaneel.34.Controlelampjes veiligheidsgordels enairbags.35.Plafonnier.36.Bediening head-up display.37.
Bediening zonnescherm cockpit roof. 38.Oproep naar Citroën Urgence met
lokalisering - Oproep naar Citroën Assistance met lokalisering.
Page 19 of 358
Page 20 of 358
Comfortabel zitten
Verstellen van de hoofdsteun
97
1.Ontgrendelen van het stuur wiel met de
hendel.
2. Verstellen in hoogte en diepte.3.
Vergrendelen van het stuur wiel met de hendel.
Stuurwiel verstellen
103
Deze handelingen moeten uit veiligheidsover wegingen uitsluitendworden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Druk de nok A
in en druk tegelijkerr tijd deAhoofdsteun naar beneden om deze lager te zetten. Beweeg om de hoofdsteun hoger te zetten
deze omhoog tot de gewenste positie is bereikt.
Beweeg om de hoek van de hoofdsteun te
verstellen de onderzijde van de hoofdsteun naar voren of naar achteren.
Page 21 of 358
19Eerste kennismaking
Comfort
Buitenspiegels
Verstellen
1.Selecteren van de linker of rechter buitenspiegel. 2.Verstellen van de buitenspiegel.3.In de neutraalstand zetten van de
selectieschakelaar van de buitenspiegel.4.
Inklappen van de buitenspiegel.
102
Binnenspiegel
103
1.Automatisch instellen van de dag- of nachtstand.2. Verstellen van de binnenspiegel.
Veiligheidsgordels vóór
184
1.
Vastmaken. 2.Hoogteverstelling.
Page 22 of 358
Zicht
Verlichting
Ring A
Ring B
Ruitenwissers
147
Schakelaar A: ruitenwissers vóór
2
. Hoge snelheid.1.Normale snelheid. Int.Interval.
0. Uit.
AUT
OAutomatische ruitenwissers. È Een keer wissen: trek de hendel één keer
naar u toe.
Ruitensproeiers: trek de hendel naar u toe en
houd de hendel eni
ge tijd in deze stand.
157
Inschakelen van de stand "AUTO"
)Beweeg de hendel één keer omlaag.
Uitschakelen van de stand "AUTO"
)Beweeg de hendel nogmaals één keer
omlaag of zet de hendel in een anderestand (Int., 1 of 2).
Ring B: ruitenwisser achter
159
158
Uit.
Automatische verlichting.
P
arkeerlicht.
Dimlicht
/grootlicht.
Mistlampen v
óór en mistachterlicht.Uit.
Interval.
Ruitensproeier.
Page 23 of 358
21Eerste kennismaking
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan allemeters uit en keren ver volgens terug naar de '0"-stand.
A.Als het contact wordt aangezet, geven de
lichtblokjes het resterende brandstofniveau
weer.
Instrumentenpaneel
1.Als het contact wordt aangezet, gaan de oranjeen rode waarschuwingslampjes branden.2.Als het hybridesysteem is ingeschakeld, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Waarschuwingslampjes
55
B.
Als het contact wordt aangezet, wordt op
het display van het instrumentenpaneel het
motorolieniveau weer
gegeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
54
Page 24 of 358
Veiligheid voor de inzittenden
1. Open het dashboardkastje.2.Steek de sleutel (geïntegreerd in de
elektronische sleutel) in de schakelaar. 3.Selecteer de stand:
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje voor
ver voer met het gezicht in de rijrichting is
bevesti
gd,
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitje voor ver voer met de rug in derijrichting is bevestigd. 4.Ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
188
Veiligheidsgordels voor en
airbag vóór aan passagierszijde
A.
Controlelampje veiligheidsgordellinks voor. B.
Controlelampje veiligheidsgordel
rechts voor.C. Controlelampje veiligheidsgordel rechtsachter.D.Controlelampje veiligheidsgordel middenachter.
185
E.
Controlelampje veiligheidsgordel linksachter. F.Controlelampje airbag vóór aan passagierszijde uitgeschakeld. G.
Controlelampje airbag vóór aan passagierszijde ingeschakeld.