Page 97 of 245

7
95
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
BEVESTIGING VAN KINDERZITJES MET AUTOGORDEL
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veilig-
heidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
a
: universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel.
b
: groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voorin worden ver-
voerd.
c
: raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
U
: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met
de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".
X:
zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtscategorie.
CITROËN adviseert de achterbank zo ver mogelijk naar achteren te verplaatsen als u hierop kinderen vervoert.
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Plaats
Minder dan 13 kg
(Categorie 0 ( b
)
en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Categorie 1)
Van 1 tot ongeveer
3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Categorie 2)
Van 3 tot ongeveer
6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Categorie 3)
Van 6 tot ongeveer
10 jaar
Passagiersstoel
vóór ( c
)
U
U
U
U
Buitenste zitplaatsen
achter
U
U
U
U
Middelste zitplaats
achter
X
X
X
X
Page 98 of 245

7
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een
auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,
- de sleutels nooit binnen bereik
van de kinderen achter in de
auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren en de portier-
ruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de portierruiten ach-
ter niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel
voor dat de veiligheidsgordel cor-
rect tegen het kinderzitje is gespan-
nen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze ver-
steld kan worden, indien nodig naar
voren.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Page 99 of 245
7
97
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Deze auto is gehomologeerd volgens de
nieuwste voorschriften voor
ISOFIX.
Deze zitplaats is uitgerust met ISOFIX-
bevestigingen. Elke zitplaats is voorzien van drie be-
vestigingsringen:
- twee ringen A
, tussen de rugleuning
en de zitting van de autostoel, aan-
gegeven via een sticker,
- een ring B,
die tegen het dak is aan-
gebracht en TOP TETHER
wordt
genoemd, voor het bevestigen van
het hoge gordelgedeelte.
Page 100 of 245

7
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor
een betrouwbare, degelijke en snelle
montage van het kinderzitje in uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes
beschikken
over 2 sloten die eenvoudig aan deze
ringen kunnen worden verankerd.
Sommige zitjes hebben een hoog gor-
delgedeelte
dat u aan ring B
bevestigt.
Voor het bevestigen van dit gordelge-
deelte zet u de hoofdsteun van deze zit-
plaats in de hoogste stand en steekt u
de haak tussen de poten van de hoofd-
steun. Bevestig vervolgens de haak
aan ring B
en span het hoge gordelge-
deelte.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan
het kind bij een aanrijding ernstig letsel
oplopen.
Voor informatie over ISOFIX-zitjes die
geschikt zijn voor uw auto, raadpleegt u
de tabel voor het plaatsen van ISOFIX-
zitjes in uw auto.
Plaats voor het bevestigen van ISOFIX
kinderzitjes de achterbank zo ver mo-
gelijk naar achteren.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voor-
zien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje
met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te
bevestigen.
Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant van het zitje.
ISOFIX-KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR CITROËN ENGEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(gewichtsgroep B1
)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting
geplaatst.
Het is voorzien van een bovenste riem voor ver-
ankering aan de bovenste bevestiging B
, de
TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
)
Verstel de voorstoel van de auto om te voorko-
men dat de voeten van het kind de rugleuning
raken.
Page 101 of 245

7
99
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kin-
derzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aan-
gegeven met een letter ( A
t/m G
).
IUF:
zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de
rijrichting en een bovenste riem.
IL-SU:
zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:
- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
Raadpleeg de paragraaf "ISOFIX-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem.
*
De ISOFIX-reiswieg, die wordt bevestigd aan de onderste ISOFIX-bevestigingen van een zitplaats, neemt twee zitplaatsen
achter in beslag.
Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot ca. 6 maanden
Tot 10 kg
(categorie 0)
Tot 13 kg
(categorie 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (categorie 1)
Van ca. 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje
Reiswieg
"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting"
"gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat
F
G
C
D
E
C
D
A
B
B1
ISOFIX-kinderzitjes
universeel en semi-universeel
geschikt voor bevestiging op
de zijzitplaatsen achterin
IL-SU
*
IL-SU
IL-SU
IUF
IL-SU
Page 102 of 245

7
100
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
Dit systeem werkt onafhankelijk
van de centrale vergrendeling; ge-
bruik het nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de
auto altijd de sleutel uit het con-
tact, zelfs voor korte periodes.
Bij een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zo-
dat de achterpassagiers de auto
ongehinderd kunnen verlaten.
MECHANISCH KINDERSLOT
Beide achterportieren zijn voorzien van
een kinderslot om het openen van bin-
nenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van
beide achterportieren.
)
Steek de contactsleutel in de rode
knop.
)
Draai de knop in de richting die door
de pijl op het portier wordt aangege-
ven.
ELEKTRISCHE KINDERBEVEILIGING
De elektrische kinderbeveiliging voor-
komt dat beide achterportieren van
binnenuit kunnen worden geopend en
blokkeert de bediening van de achter-
portierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de scha-
kelaars van de ruitbediening op het be-
stuurdersportier.
)
Druk op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A
gaat
branden en er verschijnt een melding
op het multifunctionele display.
Het lampje blijft branden zolang de
elektrische kinderbeveiliging is inge-
schakeld.
Vergrendelen
Ontgrendelen
)
Steek de contactsleutel in de rode
knop.
)
Draai de knop tegen de door de pijl
op het portier aangegeven richting
in.
Inschakelen
Uitschakelen
)
Druk nogmaals op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A
gaat
uit en er verschijnt een melding op het
multifunctionele display.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal
geeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging. Laat
het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
De actieve status van deze
functie wordt gesignaleerd door
het tijdelijk branden van dit
lampje op het lichtdoorlatende
digitale instrumentenpaneel.
Page 103 of 245

8
101
VEILIGHEID
RICHTINGAANWIJZERS
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet
zijn uitgeschakeld, wordt bij een
snelheid van meer dan 60 km/h
automatisch het knippergeluid ver-
sterkt.
ALARMKNIPPERLICHTEN
)
Druk deze knop in: de richtingaan-
wijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen vande alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknip-
perlichten, afhankelijk van de mate van
remvertraging, automatisch ingescha-
keld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan
de alarmknipperlichten uit.
)
U kunt de alarmknipperlichten ech-
ter ook uitschakelen door de knop in
te drukken.
CLAXON
)
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wan-
neer het echt nodig is, in de vol-
gende gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- inhalen van fi etsers of voet-
gangers,
- naderen van een onover-
zichtelijke bocht.
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of om-
laag, zonder het zware punt te passeren;
de desbetreffende richtingaanwijzers
knipperen vervolgens drie keer.
Gebruik de alarmknipperlichten om het
overige verkeer te waarschuwen in het
geval van fi le, pech, slepen of een on-
geval.
)
Links: duw de hendel helemaal om-
laag.
)
Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog.
Page 104 of 245

8
102
VEILIGHEID
HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen
die u helpen om de auto in een noodsi-
tuatie veilig tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar
(EBD),
- Brake Assist System (BAS).
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het rem-
men voor een betere stabiliteit en be-
stuurbaarheid van uw auto, vooral op
een slecht of glad wegdek.
Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in
en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de
wielen (banden en velgen) voor
dat er wielen worden gemon-
teerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een
storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie
met de controlelampjes STOP
en ABS
, een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische rem-
drukregelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in nood-
gevallen de optimale remdruk sneller
wordt bereikt, zodat de remafstand klei-
ner wordt.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra een van de
wielen dreigt te blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt,
is dat merkbaar aan het trillen van het
rempedaal; dit is de normale werking.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan
een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder
wordt en dat de effectiviteit van het rem-
men wordt vergroot.
Raadpleeg in beide gevallen het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats. Trap het rempedaal bij een
noodstop zeer krachtig in en
laat het pedaal niet los.
URGENCE-OPROEP OF
ASSISTANCE-OPROEP
Hiermee kunt u een noodoproep of hulp-
oproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende CITROËN-helpdesk.
Raadpleeg het hoofdstuk "Audio en da-
tacommunicatie" voor meer informatie
over het gebruik van deze voorziening.