Page 113 of 292

7
!
!
111
VEILIGHEID
Plaats geen kinderzitje op de voor-
stoel als minimaal één van beide
verklikkerlampjes van de airbags
permanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Storing
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het display, laat het systeem dan con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet
dan de schakelaar weer op "ON"
om de
airbag opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te ga-
randeren.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld,
gaat dit verklikkerlampje op het
display van de verklikkerlampjes van
de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1 minuut branden. Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit verklik-
kerlampje op het instrumenten-
paneel en/of op het display voor
de verklikkerlampjes van de veiligheids-
gordels en de airbag aan passagierszij-
de, bij aangezet contact en zolang de
airbag is uitgeschakeld. Als dit verklikkerlampje knippert,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats. De kans bestaat
dat de airbag aan passagiers-
zijde bij een ernstige aanrijding niet
wordt geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
)
zet het contact af
, steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
)
draai deze in de stand "OFF"
,
)
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
Page 114 of 292

7
i
11 2
VEILIGHEID
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en de passagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
letsel aan bekken, borstkas en hoofd te
verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de portierzijde
aangebracht:
- één in de rugleuningen van de voor-
stoelen (om borstkas en bekken te
beschermen),
- en één in de hoofdsteunen vóór (om
het hoofd te beschermen).
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto.
De zij-airbags worden opgeblazen tus-
sen de inzittende vóór en het desbetref-
fende portierpaneel.
In het geval van een storing
Registratiezones voor een
aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats om
het systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden geacti-
veerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan het
zijn dat de airbags niet worden ge-
activeerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Page 115 of 292

7
!
113
VEILIGHEID
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de
airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde au-
togordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de
goede werking van de airbag belem-
meren en/of de inzittende bij het op-
blazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft de
kans bestaan op letsel of lichte brand-
wonden aan het hoofd, de borst of
de armen als de airbag wordt geacti-
veerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milli-
seconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur-
wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorza-
ken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla
er niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk voor meer informatie over de voor uw auto geschikte stoelhoezen (zie
hoofdstuk "Praktische informatie - § Accessoires").
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Bevestig nooit iets (bijvoorbeeld een kledingstuk) aan de hoofdsteunen vóór, dit
zou bij het afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Page 116 of 292

7
i
VEILIGHEID
PEUGEOT beveelt u aan
kinderen
op de achterzitplaatsen
van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting
tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrich-
ting
vanaf 2 jaar.
BETREKKING TOT KINDERZITJES KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de mid-
delste stand van de voor-/achterwaartse
verstelling worden gezet met de rugleu-
ning rechtop en mag de airbag aan passa-
gierszijde niet worden uitgeschakeld.
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het ver-
voeren met de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel voor
wordt geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan
het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken
.
*
De regels voor het vervoeren van
kinderen zijn per land verschillend.
Informeer hiervoor naar de wetgeving
in uw land. Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook
afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving die-
nen kinderen jonger dan 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m in gehomolo-
geerde, aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes
op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-bevesti-
gingen uitgeruste plaatsen te worden
vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
Middelste stand
Page 117 of 292
7
!
115
VEILIGHEID
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de voorschriften op de stic-
ker die zich aan beide zijden van de zon-
neklep aan passagierszijde bevindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Page 118 of 292
7
11 6
VEILIGHEID
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een
driepunts veiligheidsgordel
kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start"
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg):
gebruik alleen de
zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden
bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Page 119 of 292

7
11 7
VEILIGHEID
BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheids-
gordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats
in de auto.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersstoel vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto wor-
den bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(d) Zet bij het plaatsen van een kinderzitje de voorstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat er voldoende ruimte
voor het kinderzitje en de benen van het kind is. De voorstoel hoeft dan ook niet in de middelste stand te staan.
U
: plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel, kinderzitje ge-
plaatst "met de rug in de rijrichting" of "het gezicht in de rijrichting".
U(R)
: hetzelfde als U
, maar met de stoel van de auto in de hoogste stand.
Plaats
Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 13 kg
(groep 0 (b) en
0+)
Tot
≈ 1 jaar
9 tot 18 kg
(groep 1)
Van ≈ 1 tot ≈ 3 jaar
15 tot 25 kg
(groep 2)
Van ≈ 3 tot ≈ 6 jaar
22 tot 36 kg
(groep 3)
Va n ≈ 6 tot ≈ 10 jaar
Passagiersstoel
v
Page 120 of 292

7
!
118
VEILIGHEID
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van
de kinderen achter in de auto.
De onjuiste bevestiging van een kinder-
zitje brengt de veiligheid van het kind in
gevaar in geval van een botsing.
Zorg er bij het monteren van een kin-
derzitje met de veiligheidsheidsgordel
voor dat deze goed strak om het kin-
derzitje is bevestigd en het kinderzitje
goed op zijn plaats houdt.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat de
hoofdsteun geen belemmering vormt.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Schakel het "AIRWAVE" systeem aan
passagierszijde niet in als een kinder-
zitje op de zitplaats vóór is bevestigd.