4
!
i
i
TOEGANG TOT DE AUTO
De supervergrendeling blokkeert
het van buitenaf en van binnenuit
openen van de portieren.
Als de supervergrendeling is inge-
schakeld, is ook de vergrendelings-
schakelaar in het interieur buiten
werking.
Laat daarom niemand in de auto
achter als de supervergrendeling is
ingeschakeld.
Als één van de portieren of het
kofferdeksel geopend is, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Als de auto wordt ontgrendeld zon-
der dat binnen dertig seconden een
van de portieren of het kofferdeksel
wordt geopend, wordt de auto au-
tomatisch weer vergrendeld.
Supervergrendeling met de
afstandsbediening
Supervergrendeling met de sleutel Het in- en uitklappen van de buiten-
spiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
)
Druk op het gesloten hang-
slot om de auto volledig te
vergrendelen.
)
Druk binnen 5 seconden
nogmaals op het gesloten
hangslot om de superver-
grendeling van de auto in
te schakelen.
Sluiten van de auto
)
Druk op het gesloten hang-
slot om de auto te vergren-
delen.
Normale vergrendeling met de
sleutel
)
Draai de sleutel rechtsom in het slot
van het bestuurdersportier om de
auto te vergrendelen.
Normale vergrendeling met de
afstandsbediening
De supervergrendeling wordt beves-
tigd door het gedurende ongeveer
2 seconden branden van de richting-
aanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
ingeklapt (volgens uitvoering). Het vergrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
branden van de richtingaanwijzers.
Het dashboardkastje en het opbergvak
in de middenarmsteun vóór worden te-
gelijkertijd met de auto vergrendeld.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering van de auto, de buitenspie-
gels ingeklapt.
)
Draai de sleutel rechtsom in het slot
van het bestuurdersportier om de
auto volledig te vergrendelen.
)
Draai binnen 5 seconden de sleu-
tel nogmaals rechtsom om de su-
pervergrendeling van de auto in te
schakelen.