5
IN EEN OOGOPSLAG
Sleutel met afstandsbediening
A.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
(eerst deze knop indrukken).
Normale vergrendeling
(één keer drukken; de rich-
tingaanwijzers blijven even
branden).
Brandstoftank
1.
Openen van de brandstofvulklep.
2.
Openen en ophangen van de brand-
stofvuldop.
Inhoud van de tank: ongeveer 60 liter. Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel
(langer dan twee seconden
drukken).
Als een sensor vaststelt dat het buiten
donker is, gaan de dim- en parkeerlich-
ten en de zijverlichting branden om het
lokaliseren van de auto te vergemakke-
lijken.
89
Ook de interieurverlichting, zoals pla-
fonniers, dorpelverlichting en beenruim-
teverlichting, gaat dan branden. of
Supervergrendeling
(twee keer achter elkaar druk-
ken; de richtingaanwijzers blij-
ven even branden).
70
94
83
OPENEN
Volledig of selectief ontgren-
delen van de auto
(de richtingaanwijzers knippe-
ren even).
Bij vergrendeling van de auto met be-
hulp van de afstandsbediening of de
sleutel worden het dashboardkastje en
het opbergvak in de armleuning even-
eens vergrendeld.
10
IN EEN OOGOPSLAG
COCKPIT
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Multifunctioneel display.
6.
Zonnesensor.
7.
Airbag aan passagierszijde.
8.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
9.
Dashboardkastje / Aansluitingen
audio/video.
10.
Schakelaar wegklapbaar dak.
Schakelaars 4 zijruiten.
11 .
Opbergvak of navigatietoets voor
de Peugeot Connect 3D Nav.
12.
Schakelaars "AIRWAVE"-systeem.
13.
Armleuning vóór.
14.
Asbak vóór.
15.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
16.
Audio- en telematicasysteem.
17.
Schakelaar noodoproep.
Schakelaar alarm.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar PEUGEOT-diensten.
3
i
i
54
COMFORT
Condensvorming in de airconditio-
ning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de
auto vormt. Dit is een normaal ver-
schijnsel.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING
Neem voor een optimale werking van de ventilatie en de airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening
in de bagageruimte vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.
)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfi lter en laat de fi lterele-
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoofdstuk
"Controles").
)
Wij raden u een gecombineerd interieurfi lter aan. Dankzij het speciale toe-
gevoegde actieve fi lter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de in-
zittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte
staat te houden.
)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Als het dak is weggeklapt, neemt het comfort toe als het windscherm wordt
gebruikt en het "AIRWAVE" systeem wordt ingeschakeld.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Laat het interieur enkele ogenblik-
ken ventileren als de auto lang in
de zon heeft gestaan en de tem-
peratuur in het interieur zeer hoog
blijft.
Stel de knop voor de luchtop-
brengst zo in dat de lucht in het in-
terieur voldoende ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt
houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen (zie het hoofdstuk
"Rijden").