Page 257 of 410

541
Rijden met uw auto
Trap het rempedaal geleidelijk in enverlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
Zorg ervoor dat uw auto niet gaat kruipen als uw auto is voorzien van
een automatische transmissie.
Voorkom kruipen door het rempedaal
ingetrapt te houden als de autostilstaat.
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht bij het
parkeren op een helling. Activeer de
parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of
in de 1e versnelling of de achteruit
(handgeschakelde transmissie).
Draai de voorwielen naar de stoeprand
als de auto met de voorzijde naar
beneden wijst, om te voorkomen dat
de auto wegrolt. Draai de voorwielen
van de stoeprand af als de auto met de
voorzijde naar boven wijst, om te
voorkomen dat de auto wegrolt. Als er
geen geschikte stoeprand naast de
weg aanwezig is die de auto tegen kan
houden, leg dan blokken voor dewielen. Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde
toestand vastvriezen. De kans daar op
is het grootst als er rond de
achterremmen sprake is van een
opeenhoping van sneeuw of ijs of als
de remmen nat zijn. Als de kans
bestaat dat de parkeerrem vast gaat
vriezen, gebruik hem dan alleen maar
tijdelijk tijdens het in stand P zetten
van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor
kan de transmissie oververhit raken.
Gebruik altijd de voetrem of de
parkeerrem.
Page 258 of 410

Rijden met uw auto
42
5
E090000ACM
1. Controlelampje CRUISE
2. Controlelampje CRUISE SET
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Dezevertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als het systeem niet wordt uitgeschakeld (controlelampje
CRUISE blijft branden) kan de
cruise control mogelijk onbedoeld
worden geactiveerd. Zet het
systeem uit (controlelampje
CRUISE UIT) wanneer de cruise
control niet gebruikt wordt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
Gebruik de cruise control nooit wanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij filerijden,
op gladde wegen (door regen, ijs of
sneeuw), bochtige wegen of op
bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het afrijden van
hellingen, omdat de rijsnelheid kantoenemen.OPMERKING
Schakel bij het rijden met de cruise
control bij een auto met
handgeschakelde transmissie niet naar de vrijstand zonder hetkoppelingspedaal in te trappen. Demotor zal dan met een te hoog
toerental draaien. Trap, wanneer ditgebeurt, het koppelingspedaal in of zet de cruise control UIT met de
hoofdschakelaar.
OCM050100
Type A Type B
Page 259 of 410
543
Rijden met uw auto
E090100AUN Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF ophet stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje CRUISE
in het instrumentenpaneel gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h 3. Druk de schakelaar - SET in en laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Het controlelampje
SET in het instrumentenpaneel zal
gaan branden. Laat op dat moment
ook het gaspedaal los. De snelheid
wordt nu automatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ACM
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar RES+ ingedrukt. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
OCM050101
OCM051101L
Type A
Type B
OCM050103
OCM051103L
Type A
Type B
OCM050102
OCM051102L
Type A
Type B
Page 260 of 410

Rijden met uw auto
44
5
Druk de schakelaar RES+ in en laat
deze meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verhoogd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verhoogd.
E090300ACM
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar - SET ingedrukt.De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt. Druk de schakelaar - SET in en laat
hem meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verlaagd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verlaagd.
E090400AFD Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
OCM050103
OCM051103L
Type A
Type B
Page 261 of 410

545
Rijden met uw auto
E090500AFD
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Trap het koppelingspedaal in(handgeschakelde transmissie).
Zet de selectiehendel in stand N (automatische transmissie). Druk de schakelaar CANCEL op het
stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h lager is dan de snelheid die in het geheugen is opgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (hetcontrolelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maar
wordt het systeem niet uitgeschakeld.Om de werking van de cruise control tehervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert
terug naar de eerder door u ingesteldesnelheid.
E090600ACM
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h):
De meest recente snelheid wordt
automatisch hervat wanneer de
schakelaar RES+ wordt ingedrukt.
OCM050104
OCM051104L
Type A
Type B
OCM050102
OCM051102L
Type A
Type B
Page 262 of 410
Rijden met uw auto
46
5
Dit kan alleen als de ingestelde
rijsnelheid niet onderbroken is met
schakelaar CRUISE ON-OFF en het
systeem nog steeds geactiveerd is.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h.
E090700AUN
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets CRUISE ON-OFF(het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet het contact in stand LOCK.In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de
cruise control opnieuw in te schakelen.
OCM050101
OCM051101L
Type A
Type B
Page 263 of 410

547
Rijden met uw auto
Werking Actief ECO-systeem
Het actieve ECO-systeem helpt het
brandstofverbruik te verlagen door
regeling van de motor, de transmissie en
de airconditioning. Maar het
brandstofverbruik kan worden beïnvloed
door de rijgewoonten van de bestuurder
en de toestand van de weg.
Wanneer de toets active ECO wordtingedrukt, gaat het controlelampje
ECO (groen) branden om aan te geven
dat het actieve ECO-systeem in
werking is.
Wanneer het actieve ECO-systeem is ingeschakeld, wordt het systeem niet
uitgeschakeld, zelfs wanneer de motor
weer wordt gestart. Druk nogmaals op
de toets active ECO om het systeem
uit te schakelen. Wanneer het actieve ECO-systeem is
uitgeschakeld, keert het systeem terug
in de stand ECO.
Wanneer het actieve ECO-
systeem wordt ingeschakeld:
Het geluid van de auto neemt mogelijk toe.
De rijsnelheid neemt mogelijk af.
De prestaties van de airconditioning nemen mogelijk af. Begrenzing werking actief ECO- systeem: Indien onderstaande situaties zich
voordoen terwijl het actieve ECO-
systeem in werking is, wordt de werking
van het systeem begrensd, ook al wijzigthet controlelampje ECO niet.
Wanneer de koelvloeistoftemperatuur
laag is:
Het systeem wordt begrensd totdat de
motor weer naar behoren presteert.
Bij het oprijden van een helling: Het systeem wordt begrensd voor
meer vermogen bij het oprijden van de
helling, doordat het motorkoppel
beperkt is.
In de sportstand: Het systeem wordt begrensd
overeenkomstig de ingeschakelde
versnelling.
ACTIEF ECO-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
OCM051065
OPMERKING
Wanneer het actieve ECO-systeem
is ingeschakeld, is de rijsnelheid begrensd op 140 km/h. De auto zal deze begrensde snelheid niet
overschrijden.
Page 264 of 410

Rijden met uw auto
48
5
E100000AFD
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uw
snelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden dient er
vaker onderhoud te worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk 7 voor meer details).
BRANDSTOFBESPARING